• No results found

De diepte der afgraving en hoogte der aanvulling en ophoo- ophoo-giug worden door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur bepaald,

In document POLITIEBEPALINGEN VERZAMELING (pagina 195-199)

na overleg met den geneesheer, belast met den civiel

geneeskun-digen dienst.

— 184 — Artikel 21.

Alle muren, welke tot bewoning of in den regel tot verblijf van menschen bestemde lokaliteiten insluiten, moeten voorzien zijn van trasramen, zijnde dit de 4 bovenste lagen van het plint eindigende gelijk inet de vloeren der begane grondverdicping, te metselen van beste metselsteenen of natuurlijken steen in sterke tras of portlandoement-mortel.

Het metselwerk beneden het trasraam en waar dit niet wordt aangebracht tot 0.41) meter boven de vloeren der begane grond-verdieping en in het algemeen alle metselwerken in den grond of in het water moet gemetseld worden in geen slapper specie dan basterdtras.

Artikel 22.

Sterke trasmortel bestaat uit één deel steenkalk en twee doe-len roode cement (brikken meel), bij gebruik van Portlandcement, uit één deel Portlandcement en twee deelen zand.

Basterdtras uit één deel steenkalk, één deel zand en één deel roodcement of uit één deel Portlandcement en drie deelen zand.

Slappe basterdtras uit twee deelen steenkalk, één deel rood-cement en drie deelen zand, of uil,- één deel Portlandrood-cement met vier deelen zand.

Kalkmörtel uit één deel steenkalk en twee deelen zand.

Bij -gebruik van andere kalksoorten bepaalt het Hoofd van Plaatselijk Bestuur de samenstelling.

Artikel 2.3.

Metselwerken, waarvoor geen trasmortels in deze verordening voorgeschreven zijn of in de vergunningen voorgeschreven worden, kunnen worden opgetrokken in kalkinortel.

Artikel 24.

Bij metselwerk in beton is de samenstelling van liet te bezigen beton onderworpen aan de goedkeuring van het Hoofd van Plaat-selijk Bestuur.

Artikel 25.

Bij hel. optrekken der muren van ecu gebouw mag het ver-schil in hoogte tusschen in aanbouw zijnde muren niet meer dan 1.50 meter bedragen en bij muren in beton niet meer dan 0.50 meter.

I n bijzondere gevallen kan met vergunning van liet Hoofd vau Plaatselijk Bestuur van deze bepaling afgeweken worden.

— 185 Artikel 26.

De afmetingen der binten en limine onderlinge afstanden zijn aan de goedkeuring van het I (ooi'd van Plaatselijk Bestuur on-derworpen.

Elke bintlaag moet om het andere bint met voldoende ijzeren ankers stevig in de muren, en ter plaatse, waar zij tegen elkan-der gestuikt zijn, met zwaluwstaartvormige koppelijzers of vol-doende bouten sebrooten bevestigd worden.

De afmetingen der ankers, koppelijzers of sebrooten zijn on-derworpen aan de goedkeuring van den rooimeester.

Binten voor eene hoogere verdieping mogen niet gelegd wor-den, voordat de bintlaag der lagere verdieping is verankerd en aangemetseld en door den rooimeester goedgekeurd.

De bintlagen moeten met een voldoend aantal kruis- en andere zweepingen aan elkander gekoppeld worden en blijven, tot dat-de, vloer of plafondplanken er op bevestigd zijn.

Artikel 27.

Alle in te metselen ijzerwerken moeten in Porilandeement-speoie. (zonder kalk) worden ingemetseld dan wel gegalvaniseerd of driemaal met ijzermenie geverfd zijn.

Artikel 28.

Daken mogen niet worden ingedekt, vóórdat de kappen en hunne verankeringen door den rooimeester zijn goedgekeurd.

Artikel 29.

Bruggedekken mogen niet gelegd worden alvorens de land-hoofden, stroompijlers en liggers door den rooimeester zijn goed-gekeurd.

Artikel 30.

Het is verboden onvoldoende of slechte bouwstoffen, of bouw-stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid, of samenstellin-gen, die de veiligheid óf de hechtheid van bet gebouw zouden kunnen in gevaar brengen, te gebruiken of op bet bouwterrein te hebben.

Artikel 3 1 .

Bij het bouwen van eene afscheiding tusschen erven zal, nadat de eigenaren der belendende erven zijn geboord, de wijze en de hoogte der afscheiding, met inachtneming van plaatselijke ge-bruiken, door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur worden vast-gesteld.

Ook voor de afscheiding langs de rooilijnen zal de hoogte door hem worden aangegeven. Hij zal in de vergunningen tot bet aanleggen of bouwen in de nabijheid van een gemeenen of niet gemeenen afscheidingsmuur, van putten, riolen, goten en

— l8ß —

privaten, als bedoeld in art, 635 van liet Burgerlijk wetboek, eveneens met inachtneming van plaatselijke gebruiken, bepalen, welke ruimte tusschen gemelde inrichtingen en die gemeene of niet gemeene muren moet gelaten worden, om schade voor na-burige erven te voorkomen;

De hoogerbedoelde afmetingen moeten door belanghebbenden bij het werk gevolgd worden.

Houten, bamboezen of van andere brandbare materialen sa-mengestelde gebouwen van welken aard ook, hetzij met atap of op andere wijze gedekt, mogen op geen minderen afstand dan 5 meter van aan anderen toebehoorende gebouwen, muren of hei-ningen worden opgericht.

I n geen geval mogen die in de vorige alinea bedoelde gebou-wen worden opgericht op erven, grenzende aan openbare wegen in die wijkeu of buurten, daartoe door het Hoofd van Gewes-telijk Bestuur aan te wijzen (•>-).

Artikel 82.

De eigenaren van erven of perceelen zijn verplicht te zorgen:

a. dat, voor zoover het terrein en de omgeving daarvan zulks toelaten, eene behoorlijke afwatering op het erf of perceel bestaat;

l'. dat de goten of riolen op de erven of perceelen in behoor-lijken staat worden gebracht en gehouden tot het afvoeren van liet vuil- en van liet hemelwater en, indien het Hoofd van Plaatselijk Bestuur zulk*, na ingewonnen geneeskundig advies in het belang der gezondheid noodzakelijk acht, worden over-welld of met planken dan wel ijzeren platen gedekt;

c. d'it, indien zij een waterloop door een naburig buis of over een naburig erf hebben, daarin op de grens van bun erf ijze-ren traliën op gi'.&w grooteijze-ren onderlinïen afstand d in van 0.01 meter zijn aangebracht en behoorlijk onderhouden, ter-wijl bovendien vóór die traliën aan de zijde van waar b i t water komt, een waterdichte zinkput inoet zijn, minstens 0.:Z0 meter lang, breed en diep onder den bodem der goot;

(1. dat liet hemelwater van de daken niet op het erf of op het perceel van een ander k n p t en de openbare straat n et be-schadigd wordt, door de afwatering van dak-of gnlerijwten ; i. dat, een behoorlijk sekreet met gemetselden beerput, goed

gedementeerd op het erf of perceel aanwezig zij, bijaldien geen andere, en geoorloofde middelen tot afvoeren van faeeale stoffen bestaan. Waar thans echter zinkpu'ten bij de sekreten be-staan, beslist het Hoofd van Plaatselijk Bestuur, na overleg (1; Zie die Aanwijzing in Aflecliug II onder no. I I .

— 187 —

met den geneesheer, belast met den «vielen geneeslcundis-en

In document POLITIEBEPALINGEN VERZAMELING (pagina 195-199)