• No results found

4. Vegetatiekaart

4.4 Resultaten Twinspan

4.4.2 Verantwoording herschikte opnames

Zoals reeds aangehaald in 4.3.2 is het gebruik van Twinspan een hulpmiddel om orde en structuren te scheppen in een ruime hoeveelheid vegetatieopnames. Het resultaat is echter een voorlopige tabel waar de vegetatieopnames in groepen zijn opgesplitst. De voorlopige tabel kan nog worden herschikt op basis van auto-ecologische, syntaxonomische en synecologische argumenten.

Zo zijn een aantal vegetatieopnames van het ene vegetatietype naar een ander type verschoven op basis van hun globale floristische samenstelling en niet uitsluitend op basis van de indicatorsoorten. Alle vegetatieopnames die in de output van de Twinspan-analyse als “misclassified” worden bestempeld, zijn gecheckt, samen met een aantal andere vegetatie-opnames die na controle van de resultaten afweken. Een aantal vegetatie-opnames hiervan zijn

“Misclassified” opnames

• Opnames 26 en 65 worden bij de Twinspan-analyse tot Groep 0101 toegewezen, wat overeenkomt met Type 5. Opname 26 is verplaatst naar Type 4, de ruige elzenbroek-bossen omwille van de hoge bedekking aan Filipendula ulmaria, Urtica dioica en

Symphytum officinale die respectievelijk indicatorsoorten zijn voor Groep 0100 en

Groep 010011. Hetzelfde kan gesteld worden voor opname 65 waar naast de drie bovenvermelde soorten ook Lythrum salicaria, een indicatorsoort voor Groep 010011, is aangetroffen. Net zoals opname 26 is opname 65 in het veld herkend als een ruig elzenbroekbos.

• Uit de veldwaarnemingen blijkt dat opname 88 een wilgenbosje is, dat door Twinspan onder Type 8 wordt geklasseerd, het type van de jonge populierenaanplanten met een ruige kruidlaag op vrij vochtige bodem. Ondanks de afwezigheid van Populus x

canadensis in opname 88, is ze toch verplaatst naar Type 7, de ruige

populieren-bossen. Dit omwille van de floristische overeenkomst wat de kruidlaag betreft, meer specifiek door de aanwezigheid van Galium aparine en Cirsium arvense, twee indicatorsoorten van Groep 01101 en door de afwezigheid van Alnus glutinosa.

• Opname 120 is door Twinspan onder groep 0111 geklasseerd. De opname is verplaatst naar Type 6 (Groep 01100), de groep van de vochtige populierenbossen met een goed ontwikkelde struiklaag en een ruige kruidlaag met tal van vochtminnende soorten. Het verplaatsen van deze opname kan geargumenteerd worden door de hoge bedekkings-graad van Populus x canadensis in de boomlaag en de goed ontwikkelde struiklaag met een cumulatieve bedekkingsgraad van 40%. Terwijl de kruidlaag veel vochtminnende soorten bevat zoals Cirsium palustre, Mentha aquatica en Lythrum

salicaria, maar toch vrij ruig is (Urtica dioica 12%, Symphytum officinale 4%).

• In opname 214 is Holcus lanatus de dominante soort met een bedekking van 37%, terwijl Lolium perenne en Poa trivialis, subdominanten zijn. Ondanks de aanwezigheid van indicatorsoorten Ranunculus repens, Holcus lanatus, Cerastium

fontanum en Trifolium repens, is de opname door Twinspan toch in Groep 101001

geplaatst in plaats van in Groep 101000. Het is verdedigbaar om deze opname 214 te verplaatsen naar Groep 10100 wat overeenkomt met Type 11, de vrij intensieve graslanden die door Holcus lanatus worden gedomineerd.

• Voor opname 226 is door Twinspan aan Groep 011 toegewezen maar is verplaatst naar Groep 010011 of Type 4 omwille van de aanwezigheid van Alnus glutinosa, zowel in de boom- als struiklaag, Lythrum salicaria, Angelica sylvestris en Urtica dioica, welke indicatorsoorten zijn voor Groep 010011. Opname 226 werd door Twinspan hoogst-waarschijnlijk onder Groep 011 geclassificeerd omwille van de lage bedekking van

Alnus glutinosa in de struiklaag, zonder rekening te houden met A. glutinosa in de

boomlaag.

• Het perceel waar opname 239 is gemaakt is een populierenbestand van bij benadering 20 jaar oud, waar een aantal populieren door windworp zijn verdwenen. Hierdoor was het proefvlak deels niet overschaduwd door Populus x canadensis, en is de opname niet volwaardig representatief voor de vegetatie van het perceel. Mede als gevolg van de lage bedekking van de boomlaag werd de opname bij de verkeerde groep ondergebracht. Rekening houdend met de veldwaarnemingen en de floristische samenstelling van de kruidlaag is de opname verplaatst naar Type 7 of naar de ruige populierenbossen.

• Opname 304 werd in het veld herkend als een gedegradeerd elzenbroekbos dat sterk verstoord wordt door het belendende sportterrein. Omwille van de hoge bedekking van

Alnus glutinosa (60%) en de presentie van tal van freatofyten werd de opname toch

bedekking van Rubus sp. werd de opname bij de ruige elzenbroekbossen geclassificeerd en niet bij Type 2 of Type 3.

• Opname 322 en opname 326 zijn respectievelijk door Twinspan onder Type 11 en Type 16 geplaatst. Ondanks de afwezigheid van Holcus lanatus is opname 322 toch bij groep 101000 (= Type 11) geklasseerd, wat door H. lanatus gedomineerde graslanden omvat. Terwijl opname 326 bij groep 101010 (= Type 16) werd geplaatst, wat de soortenarme door Lolium perenne gedomineerde graslanden omvat.

Beide opnames zijn verplaatst naar Type 14, omwille van de aanwezigheid van

Polygonum amphibium, Alopecurus geniculatus, Carex hirta, etc.

• Twinspan plaatste opname 373 tot Groep 01111 (= Type 9) omwille van de lage bedekking van Populus x canadensis in de boomlaag. Ondanks deze lage bedekking kan de opname toch als een verruigd populierenbos worden beschouwd, vooral door de floristische samenstelling van de kruidlaag die door Rubus sp. en Urtica dioica wordt gedomineerd. Bijgevolg is opname 373 naar Type 7 verplaatst.

• Opname 397 wordt ondanks de hoge bedekkingsgraad van Populus x canadensis in de boomlaag (70%) door Twinspan toch aan groep 0111 toegewezen, wat in grote lijnen de vochtige en drogere kapvlaktes omvat, veelal met een ruige kruidlaag en een laag bedekkende boomlaag. Opname 397 is echter gelegen in een populierenbos dat zéér extensief (de laatste jaren in feite niet meer) begraasd wordt, waardoor de kruidlaag door grassen (Holcus lanatus 40%, Arrhenatherum elatius 27%, Poa trivialis, Dactylis

glomerata, etc.) wordt gedomineerd en de opname bijgevolg verplaatst is naar Groep

100 (= Type 10) dat onder andere een aantal populierenbossen omvat die extensief worden beweid.

• Opname 553 is verschoven van Type 4, de ruige elzenbroekbossen, naar Type 3, de iets verdroogde elzenbroekbossen met veel Carex acutiformis in de kruidlaag. De verplaatsing kan geargumenteerd worden door de hoge bedekking van C. acutiformis (17%), tevens indicatorsoort voor deze groep en Rubus sp. (42%) in de kruidlaag. Terwijl Urtica dioica, een indicatorsoort voor Type 4 slechts laagbedekkend is (1%), wat ook het geval is voor de andere indicatorsoorten (Angelica sylvestris, Symphytum

officinale, Lythrum salicaria) die wel aanwezig zijn maar een te lage bedekkingsgraad

hebben om tot Type 4 te behoren.

Overige opname

• In tegenstelling tot alle vorige opnames is opname 452 geen “misclassified sample” nochtans wijkt deze opname sterk af van de andere opnames van Type 17. Opname 452 is namelijk gelegen in een kapvlakte van een populierenbos, waar Populus x

canadensis is heraangeplant. Omwille van de hoge bedekkingsgraad van Ranunculus repens was de opname door Twinspan onder Type 17 geklasseerd. De opname werd

echter verplaatst naar Type 9, het type dat o.a. de drogere kapvlakten, al dan niet met heraangeplante P. x canadensis en de droge ruigtes omvat. Het ontbreken van vochtminnende soorten verdedigt de toekenning van opname 452 aan Type 9 en niet aan Type 8.

In bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de verschillende vegetatietypes met de ertoe behorende vegetatieopnames.