• No results found

6. Vergelijking Nederland en Engeland

6.2. Veranderingen in de politiek

Er is in beide landen een dominante seculiere meerderheid ontstaan die sterk opkomt voor individuele rechten. In de godslasteringsdebatten in Nederland leggen het minderhedendiscours dat lang dominant was en het godsdienstvrijheiddiscours het daartegen af en in Engeland is het Conservatief-Anglicaanse betoog ondergeschikt. Die discourses hebben oog voor het belang van de maatschappij als geheel, voor tolerantie van minderheidsgroepen en het belang van consensus en compromis om de rust – die bedreigd kan worden door religieuze conflicten - te bewaren. De seculiere meerderheid streeft niet naar consensus, maar naar een neutraal (niet religieus) terrein waarbinnen iedereen vrij kan praten en naar individuele gelijkheid tussen gelovigen en niet-gelovigen en dus naar aanpassing van gelovigen aan seculiere waarden, zoals het recht op vrije meningsuiting.

Een verschil tussen beiden landen is dat er in Nederland al veel eerder een ruimer verbod op religieuze ‘hate speech’ is ingevoerd. Toen Labour dat verbod ruim dertig jaar later in Engeland wilde invoeren in het kader van antiterrorisme maatregelen met ook het oogmerk van gelijke bescherming van religieuze groepen, raakte dit door toedoen van de Liberaal-democraten verweven met het voorstel tot afschaffing van het verbod op godslastering. Het verbod op ‘hate speech’ op grond van religie zien velen vervolgens als een vervanger van het verbod op godslastering. Over de

invoering van dat verbod wordt een fel vrije meningsuitingdiscours gevoerd, maar na invoering is het debat over afschaffing van het verbod op godslastering niet erg

214 Deb HL 5 maart 2008 C 1124 215 Van Noorloos (2011) p. 285

controversieel meer; een discussie over eventuele uitbreiding van het verbod op godslastering om ook andere godsdiensten bescherming te bieden tegen godslastering, is dan niet meer aan de orde.

Het vrije meningsuitingdiscours loopt in beide landen door de scheiding tussen linkse en rechtse partijen heen en ook voert er soms maar een deel van een partij het

discours. De Conservatieve partij in Engeland voert bij de debatten over invoering van het aanzetten tot haat op grond van religie wel een vrije meningsuitingdiscours, maar bij de godslasteringsdebatten niet. In de debatten over invoering van een verbod op ‘hate speech’ op grond van religie blijkt een deel van de leden voor het vrije meningsuitingdiscours en op basis daarvan tegen invoering, maar moeten ze conform het regeringsstandpunt stemmen. Dat moeten de Labourleden ook bij het verbod op godslastering, waardoor niet duidelijk wordt of er binnen Labour tegenstanders zijn van afschaffing van het verbod op godslastering. In Nederland voert de PvdA in de Tweede Kamer een vrije meningsuitingdiscours en in de Eerste Kamer een openbare orde/minderhedendiscours. Ook binnen de VVD is er een scheidslijn tussen de leden van de Eerste en de Tweede Kamer.216

In Nederland was er vanaf de jaren zeventig een multicultureel beleid gevoerd, waarin het minderhedendiscours dominant werd. In de jaren negentig kwam daar al wat kritiek op, maar Fortuyn maakte het een politieke strijd voor integratie, met een beroep op de Nederlandse cultuur met waarden die in de jaren zestig en zeventig waren bevochten en kritiek op de cultuur van religieuze minderheden. Ook Van Gogh en Hirsi Ali droegen bij aan die kritiek, en de moord op Van Gogh gaf het laatste duwtje in de richting van een integratiebeleid. In de politiek was het rommelig en onrustig met veel kabinetswisselingen, nieuwe partijen en steeds andere

coalitieregeringen. Er ontstond in de Tweede Kamer een breed gedeeld

integratiediscours met ook een roep om assimilatie. Het vrije meningsuitingdiscours dat opkwam maakt deel uit van dat bredere discours.

In Engeland was na twaalf jaar neoliberaal Conservatief bewind onder Thatcher in 1997 Tony Blair met een nieuw Labourbeleid aan de macht gekomen. Hij voerde een

216 In 2004 verdedigde ook CDA-fractievoorzitter Verhagen de vrijheid van meningsuiting als een belangrijke

multicultureel beleid. Met een steeds kleinere meerderheid bleef Labour tot 2010 de regering vormen. In 2001 was er sprake van ernstige rellen met moslims in enkele steden in Noord Engeland en de aanslagen in New York vonden plaats. Blair koos voor deelname in de oorlog tegen Irak en er voerde veel en vergaande antiterrorisme maatregelen in. Er was niet alleen in de media aandacht voor integratie en het belang van een Britse identiteit, maar ook binnen de regering. Ook daar kwam net als

Nederland een beleid dat meer gericht werd op integratie en aanpassing, zij het dat het niet zo assertief werd uitgedragen.

6.3. Veranderingen in bredere context

In algemene zin is in beide landen sinds de Tweede Wereldoorlog sprake geweest van een proces van toenemende individualisering, globalisering, ontkerkelijking en verlies van geloof.217 De opkomst en het vertrouwen in de verzorgingsstaat zorgde voor een minder sterke positie van de kerken. In de jaren zestig en zeventig ontstond er in beide landen verzet tegen traditionele (en religieuze) waarden. In de jaren negentig ontstond er vanuit het leidende beginsel van het vrije individu meer nadruk op verplichtingen van het individu te liggen.

In beide landen zie je veranderingen komen in het multiculturele beleid onder invloed van nationale en internationale gebeurtenissen. De Rushdie-affaire in 1989 in

Engeland zorgt daar voor een plotseling een bewustwording bij bevolkingsgroepen dat ze een gemeenschappelijke moslimidentiteit hebben. De rest van de bevolking wordt zich dan andersom bewust van de aanwezigheid een grote islamitische bevolkingsgroep die zijn religie verdedigt. Rushdie wordt een icoon van de vrije meningsuiting. De moord op Theo van Gogh zorgt in Nederland 15 jaar later voor ophef over fundamentalistische en radicale moslims in eigen land en geeft hem daar die iconische status. De moord geeft daar ook in de politiek een reactie te zien van een sterke verdediging van de eigen waarden, waaronder met name die van het recht op vrije meningsuiting. Sindsdien voert de meerderheid in de Tweede Kamer het vrije meningsuitingsdiscours.

Een andere factor die bijdraagt aan het dominant worden van het vrije

meningsuitingdiscours in beide landen was de Deense Cartoonaffaire. De Rushdie

affaire, de moord op Van Gogh en de Deense Cartoonaffaire hebben het grote publiek bewust gemaakt van de effecten van publieke uitingen die als kwetsend worden ervaren door moslims. Het leidt tot een verdediging van het recht op vrije

meningsuiting als kernwaarde. De islamitische geïnspireerde aanslagen in New York, Madrid en Londen zorgen ook voor een verdediging van de Westerse waarden en voor angst voor (terroristische) moslims.

Het model van ‘multiple secularities’ dat Schuh, Burchardt en Wohlrab-Sahr (2012) toepassen op Nederland kan ook op Engeland worden toegepast. Het lijkt mij dat ook in Engeland een seculariteit heerst ten behoeve van integratie.

In Nederland bestond er in de twintigste eeuw weinig aandacht voor het belang van vrije meningsuiting. Dat blijkt bijvoorbeeld al het feit dat in 1971 nog zonder enige discussie een breed verbod op het beledigen van een groep op grond van religie wordt ingevoerd.218 In Nederland rustte in eerste instantie een taboe op uitlatingen over religieuze minderheden als gevolg van de Tweede Wereldoorlog.219 Er bestond een evenwicht tussen verschillende religieuze bevolkingsgroepen, waarbij er in het overkoepelende domein van de staat een impliciete afspraak is over wat er gezegd kan worden over andere groepen en wat niet, ook de media houden zich daaraan.220 In Engeland wordt van oudsher vrije meningsuiting tegenover de staat in het parlement van grote waarde geacht en bestond er tot in de jaren tachtig weinig terughoudendheid in uitlatingen over andere bevolkingsgroepen.

In Engeland hebben de moslims al langer een eigen stem en zijn woordvoerders in het wetgevingsproces, anders dan in Nederland, voorafgaand aan de debatten

geconsulteerd; zij waren tegen afschaffing.221 De Church of England speelt daarbij een positieve rol, omdat het parlement daarmee in directe verbinding staat en de bisschoppen de religieuze invalshoek in bredere zin in het parlement

vertegenwoordigen. In Engeland is de Anglicaanse kerk sterk verweven met de elite. De meerderheid van de Church of England is vrijzinnig en is daarom niet tegen afschaffing, mits er een verbod was dat haatzaaien op grond van religie verbood ten

218 zie noot 40 invoering in het kader van het Internationaal verdrag ter Uitbanning van alle vormen van

Rassendiscriminatie van 1966 dat daartoe echter niet verplichtte.

219 Van Noorloos (2011) p.339 220 Van Noorloos (2011) p. 207 e.v. 221 Weller (2006)

behoeve van kwetsbare minderheden. Belangrijk is voorts voor Labour geweest dat de Church of England zich niet verzette tegen afschaffing van het verbod op

godslastering.

De inbreng van de positie van moslims in de debatten in beide landen is beperkt. In Nederland komt de PvdA in de Eerste Kamer op voor de belangen van kwetsbare religieuze minderheden door een motie in te dienen. In Engeland brengt een aantal Labourleden de zwakkere positie van de moslims bij de debatten over invoering van het verbod op religieuze ‘hate speech’ goed in beeld. Bij de debatten over afschaffing van godslastering in Engeland wordt daar niet over gesproken.

7. Conclusie

In het vorige hoofdstuk zijn de belangrijkste verschillen en overeenkomsten

besproken in de discourses en de veranderingen daarin ten gevolge van politieke en andere factoren. Er is in beide landen in de periode 2001 – 2013 een grote seculier liberale meerderheid in het parlement. Daarbinnen bevindt zich het vrije

meningsuitingdiscours. Het komt op voor het individuele recht op vrije meningsuiting en individuele gelijkheid. In Nederland is dat discours dominant geworden onder invloed van de - tot een andere houding jegens moslims oproepende - politicus Pim Fortuyn en de moord op Theo van Gogh. In Engeland dragen de Liberaal-democraten dit discours uit en een deel van de Conservatieven, waaronder de huidige premier David Cameron.

In beide landen zijn de partijen die een sterk seculier liberale invalshoek hebben en aandacht voor het recht op vrije meningsuiting en het gelijkheidsbeginsel, de Liberaal-democraten in Engeland en D66 in Nederland, de motor geweest achter afschaffing van het verbod op godslastering. In Engeland krijgen ze Labour en een deel van de Conservatieven mee en in Nederland de seculiere partijen. De andere discourses leggen het daartegen af. Het openbare orde/minderhedendiscours in Nederland was in de tijd ervoor dominant geweest. Van nog ouder datum is het openbare orde-/godsdienstvrijheiddiscours.

Afschaffing van het verbod past in de veranderde, meer seculier en pluriform geworden maatschappij. Het huidige verbod is discriminatoir en een

godslasteringsverbod voor alle religies zou de nodige problemen geven. Er is immers niet meer een duidelijke religie die iedereen kent, maar er zijn er vele. Geen verbod is dan in zijn eenvoud – ook gelet op de seculiere meerderheid – het aantrekkelijkst.

Een pluriforme samenleving vraagt wellicht meer om een aanpak die Tariq Modood (2008) voorstaat, namelijk om botsingen tussen het belang van vrije meningsuiting af te zetten tegen andere belangen en te onderzoeken welk belang in een specifiek geval het zwaarste moet wegen.222 Een belangenafweging maakt het mogelijk telkens de specifieke omstandigheden van het geval een belangrijke rol te laten spelen. Dat betekent wel dat de seculiere meerderheid religie serieus moet nemen.

Wat opvalt is dat de wens van de meerderheid om het recht op vrije meningsuiting niet meer op grond van religieuze gevoeligheden wettelijk te begrenzen, tegemoet komt aan de behoefte de eigen waarden te verstevigen en uit te dragen en moslims duidelijk te maken dat ook zij zich aan die waarden moeten houden. De meerderheid beslist derhalve dat de minderheid zich moet aanpassen.

Critical discours analyse betekent ook dat men nagaat wie door de behandelde problemen in de tekst het meest getroffen is. De (Anglicaanse) christenen worden door afschaffing van het verbod geraakt, maar ook andere gelovigen, waaronder met name de moslims, omdat zij die bescherming tegen godslastering hoopten te krijgen.

Afschaffing van het verbod op godslastering krijgt pas brede aanhang in de politiek na het manifest worden van de woede van moslims over uitingen die voor hen

godslasterend zijn. Uit de Nederlandse debatten blijkt dat de angst zich niet meer negatief te mogen uitlaten over de orthodoxe islam een belangrijke drijfveer is. Ook in Engeland is angst om zich niet meer te mogen uitlaten over religie manifest in de debatten over invoering van het verbod op ‘hate speech’ op grond van religie.

Het vraagstuk van aanpassing en integratie van minderheden leidt tot discussies over de nationale identiteit en waarden en normen die algemeen gedeeld moeten worden. In die discussies wordt vervolgens vaak een onderscheid gemaakt tussen de

autochtone cultuur en die van migranten of tussen de Westerse cultuur en de

islamitische. In de tijd dat het multiculturele beleid heersend was, lag de focus op het belang van de verschillen die er mochten zijn. Nu er een in beide landen een meer integratief-assimilatief beleid gewordt gevoerd ligt het accent op het

gemeenschappelijke om te zorgen voor sociale cohesie. De focus op gelijkheid die daarvan een gevolg is, zie je terug in de debatten.

Tot slot

De positie van religie ten opzichte van de politiek en de staat lijkt op basis van analyse van deze debatten niet sterker te zijn geworden. Na analyse van de

Nederlandse debatten over afschaffing van het verbod op rituele slacht constateerde Sipco Vellenga dit ook. Er is in Engeland weliswaar een verbod op ‘hate speech’ op

grond van religie ingevoerd, maar het zal bijna nooit mogelijk zijn om tot een veroordeling op grond daarvan te komen vanwege de zware eisen die er aan gesteld worden.

Abstract

In the past decennium, both the Dutch and the English parliament have held long discussions about the prohibition on blasphemy. England abolished the prohibition in 2008, the Netherlands in 2013. Right before the abolition, England introduced a prohibition on hate speech based on religion. A similar prohibition already existed in the Netherlands for over thirty years. With the aid of the critical discourse analysis of John Richardson (2007) I have analysed the parliamentary debates regarding the abolition of the prohibition on blasphemy in both countries. It is a comparative study of the discourses used in those debates that will show how political changes and broader societal developments affected a shift in discourse.

From the analysis of the debates it appears that there is a broadly shared freedom of expression-discourse in both countries. The freedom of expression-discourse stands for freedom of expression and equality. The abolition of the prohibition on blasphemy stems from this discourse. Its starting-point is the idea that free expression should be restricted as little as possible, especially when it concerns religious ideas. The idea is that religion belongs in the private sphere. Religion in the public sphere may be attacked harshly. Even shocking or insulting statements are allowed; this can be necessary in order to change peoples’ minds.

In the Netherlands, the freedom of expression-discourse is used by all secular parties, both leftwing and rightwing. The three Dutch Christian parties, on the other hand, adhere to a public policy-discourse arguing that the state has a duty to protect the public order, which may be disturbed by conflicts caused by offensive blasphemy. This discourse involves two sub-discourses: the religious freedom-discourse and the minorities-discourse. The religious freedom-discourse contends that the prohibition on blasphemy contributes to the protection of religious freedom and argues that offending images of God are a more sensitive matter than being offended as

individual. The minority-discourse contends that the majority should take account of vulnerable minorities. If not, disquiet might arise. The prevention of this disquiet is of importance for the whole community. In the Netherlands, this minority-discourse has been propagated by the (Dutch) Labour Party in the First Chamber of parliament.

In England, the freedom of expression-discourse is used by the Liberal-Democrats. The Conservatives used the same discourse, but only in their opposition against the introduction of the prohibition on religious hate speech. A part of the Conservatives was opposed to the abolition of the prohibition on blasphemy. They see it as a step towards more secularisation and a sign of a lack of tolerance towards the religious. This group points at the Christian roots and Christian signature of the country and the position of the Church of England. Labour argues for abolishing the prohibition of blasphemy. According to them, the prohibition is contrary to the principle of equality, as it only concerns the protection of religious beliefs of the Church of England. From 2001 onwards, the Labour government attempts to introduce a prohibition on religious hate speech, because there is a Muslim demand for such a prohibition. The Liberal- Democrats seized these proposals as an opportunity to argue for an abolition of the prohibition on blasphemy. Labour took up on this Liberal-Democratic call for abolition when the prohibition on religious hate speech had come into effect and the Church of England made it clear that she would not oppose it. The prohibition on religious hate speech is seen as a replacement of the prohibition on blasphemy.

In the Netherlands, the endeavour for a multicultural society, in which the identity of minorities is preserved, was dominant until the turn of the century. Criticism of minorities led to moral indignation. This changes quite suddenly with the political arrival of rightwing politician Pim Fortuyn and the murder on Theo van Gogh, an icon of free expression and a harsh critic of religion, shortly afterwards. From that

moment, the freedom of expression-discourse becomes dominant. After the murder on Theo van Gogh, the Christian-Democratic government wants to examine whether the prohibition on blasphemy can be adjusted in order to include the Islam. This proposal is met by opposition from the Dutch “Democrats 66”-party. Together with the

Liberal-Democratic party, the Democrats 66 instigate a discourse centred on freedom of expression.

In England, the Labour party comes into power in 1997, after twelve years under the conservative Margaret Thatcher, who placed a strong emphasis on the own

responsibility of the individual. Labour follows a multicultural policy. However, after the terrorist attacks in 2001, the participation in the Iraq War and the occurrence of

Muslim riots in several towns in Northern England, this policy becomes more focussed on integration and attention for common values.

In both countries, a development from multicultural policy to a policy focused on integration can be discerned. There is discussion over the values that everyone should adhere to. The emphasis is placed more on shared values and less on the diversity of the multicultural approach. The secular-liberal majority derives those values mostly from liberty rights such as the freedom of expression. This leaves little space for religion within the public sphere.

Literatuurlijst

Asad, T. (2003) Formations of the secular, christianity, islam, modernity. Stanford, California: Stanford University Press.

Asad, T., Brown, W., Butler, J. & Mahmood S. (2009) Is critique secular?

Blasphemy, injury, and free speech. The townsend papers in the humanities no.2 US.