• No results found

4. Nederland 1 Inleiding

4.4. Veranderingen in bredere context

In de vorige paragraaf besprak ik een aantal politieke factoren die van invloed waren op de verschuiving in de machtsbalans tussen de onderscheiden discoursen. In deze paragraaf ga ik in op de bredere historische en maatschappelijke oorzaken daarvan.

Na de Tweede Wereldoorlog breekt voor de kerken een nieuwe tijd aan. De

katholieke en protestante kerken verwachten dat de zij, na een vernieuwing te hebben ondergaan, daarin een cruciale rol spelen.122 In die verwachting worden ze al snel teleurgesteld. Met het sterker worden van de verzorgingsstaat wordt de staat

dominanter. De staat komt steeds meer op voor de rechten van het individu, wat ten koste gaat van de positie van kerk. De nieuwe nadruk op de grondrechten van het individu beperkt de vrijheden van religieuze groepen. Vanaf eind jaren zestig ontstaat er op allerlei fronten verzet tegen de gevestigde orde, met name tegen de als te strak ervaren seksuele normen. Ook kunstenaars zetten zich af tegen de seksuele moraal. Een voorbeeld daarvan is Gerard van het Reve. De verzorgingsstaat zorgt voor meer welvaart voor iedereen. Dat leidt tot mogelijkheden los te komen van heel vaste gemeenschapsbanden die als knellend worden ervaren en het verzwakt de aanhang van de gevestigde kerken.123 Er komt meer persoonlijke bewegingsvrijheid, minder onderlinge afhankelijkheid en een groeiende geografische en sociale mobiliteit. Er komen nieuwe wetten op het gebied van euthanasie, abortus en gelijke rechten voor vrouwen en homo’s. De nieuwe vrijheden worden steeds breder gedragen.124

Op internationaal niveau hebben de onlusten na de fatwa tegen Rushdie in 1989 en als gevolg van de Deense Cartoonaffaire vanaf 2005 gezorgd voor grote aandacht voor het belang van vrije meningsuiting en het idee dat (sommige) moslims die waarde niet delen. De aanslag op de Twin Towers in 2001 en de andere islamitisch geïnspireerde aanslagen elders in de wereld leiden daarnaast tot veel aandacht voor moslims in de

121 zie opmerking Franken over ‘comprehensive liberalism’ op p.43 en EK 10-2-5 e.v. 122 Van Dam, Kennedy & Wielenga (2014)

123 Van Dam, Kennedy & Wielenga (2014)

media. Dit alles leidt tot angst voor moslimterroristen, moslims an sich en tot het verdedigen van de eigen ‘Westerse’ waarden.

De vraag waarom het vrije meningsuitingdiscours dominant is geworden, hangt samen met de vraag waarom de seculiere meerderheid zich druk maakt over religie in het publieke domein. Die verandering van discours in Nederland signaleren ook Cora Schuh, Marian Burchardt en Monika Wohlrab-Sahr (2012):

‘In the recent past, however, we see a clear new emphasis on national integration underpinned by neo-enlightenment, secular progressivist discourses on individual liberty, and equality. … It follows the rise of expressive liberal individualism, which after a transitional period spanning from the 1960s to the early 1990s now increasingly centres secular normativity on liberal individual autonomy as the basic societal ideology.’125

Zij benoemen het als een verschuiving naar ‘secular progressivism’ dat zij

omschrijven als ‘the idea that religion turns into a historical vestige whose protection must be subordinated to universalistic notions of civic liberties.’126 Dit gebeurt in een ‘‘immanent frame’ in which the secular ontologically embodies the ‘real’ and

constitutes the ground for normative universalism’.

Zij trachten voor deze verschuiving een verklaring te vinden door het te benaderen vanuit het concept van ‘multiple secularities’, dat wil zeggen verschillende vormen van seculariteit. Seculariteit definiëren ze heel breed als een ideologie over de verhouding tussen het seculiere en het religieuze. De onderliggende culturele waarden van seculariteit kunnen onbenoemd blijven in tijden van rust, maar ze komen naar boven in tijden van conflict.

De grens tussen het religieuze en het seculiere zien de auteurs als telkens weer te betwisten en veranderlijk door de tijd heen. In het verleden werd steeds een balans gezocht en gevonden werd met betrekking tot de verhouding tussen verschillende religies en andere ideologieën in een staat, aldus de auteurs. In de geschiedenis van Nederland zien ze eerst een model van seculariteit ten behoeve van accommodatie van religieuze diversiteit. Dit model komt na de Tweede Wereldoorlog onder druk te

125 Schuh, Burchardt en Wohlrab-Sahr (2012) p. 360 126 Schuh, Burchardt en Wohlrab-Sahr (2012) p. 351, 352

staan. Vanaf de jaren zestig ontstaat er een seculariteit ten behoeve van individuele vrijheden. Er is een seculiere meerderheid ontstaan met een sterke focus op

individuele vrijheden met name op het gebied van genderrelaties, seksualiteit en abortus en anderzijds ontstaat er een secularisme (een ideologisch streven naar een seculiere maatschappij) dat een scheiding tussen religie en ideologie afwijst.127 In de jaren negentig komt nadruk te liggen op individuele verantwoordelijkheid voor integratie. Vanaf de eenentwintigste eeuw signaleren de auteurs een seculariteit ten behoeve van nationale integratie en ontwikkeling. Seculariteit en vrijheid worden iconen van vooruitgang en verlichting. En in de debatten over godslastering tussen 2004 en 2009 signaleren ze een frame van ‘secular progressivism’.

De auteurs signaleren een aantal verschillende manieren waarop de laatste verschuiving in de wetenschappelijke literatuur wordt beschreven:

‘The terminologies to describe the Dutch situation vary. Scholars talk about the end of multiculturalism, the rise of a new nationalism, the growth of populism, and of the culturalization and virtualization of citizenship. Central to all these notions is the observation of contestations over cultural definitions of national identity that emerged from efforts to integrate immigrants of Muslim background.’128

Maar de oorzaak van de verschuiving ligt volgens de auteurs in hetzelfde verschijnsel, namelijk het ter discussie komen te staan van culturele definities van de nationale identiteit. En deze discussie komt voort uit het vinden van manieren om immigranten van islamitische afkomst te integreren.

Dit zien ook andere sociaalwetenschappers. Pieter Dronkers in Van Dam, Kennedy & Wielenga (2014) merkt op dat in de jaren zestig de basis wordt gelegd voor de

emotioneel-culturele visie op Nederlands burgerschap. Voortbouwend op de erfenis van de pacificatiedemocratie groeien vrijheid en tolerantie uit tot basisprincipes van het Nederlands burgerschapsideaal. Die waarden worden in eerste instantie vooral geïnterpreteerd als idealen voor de politieke ordening van de samenleving. 129 Het idee van Nederland als tolerant land dat breed werd gedragen, is volgens Dronkers nu

127 zie ook Van Dam, Kennedy & Wielenga (2014) p.16 ‘zo … waren dominees als Jan Buskes en Willem

Banning actief bij de oprichten van de PvdaA, die confessionele en ideologische scheidslijnen wilde doorbreken.’

128 Schuh, Burchardt en Wohlrab-Sahr (2012) p. 253, 254 129 Van Dam, Kennedy & Wielenga (2014) p.162

veranderd in een karaktertrek van de ‘goede’ Nederlandse burger. Het is aan het individu daaraan te voldoen.

Die individuele vrijheden zijn nog maar kort geleden met veel pijn en moeite

bevochten. Vrije meningsuiting en religiekritiek zijn ook verworven rechten die men niet prijs wil geven ten behoeve van een in hun ogen te gevoelige minderheid. Vaak heeft men ook het idee dat er vooruitgang zit in de wereld, dat met andere woorden de huidige maatschappij en de huidige heersende opinie van hoger niveau zijn dan in de periode ervoor.130 Dat proef je ook in het vrijemeningsuitingdiscours. Ruimte maken voor opvattingen die men achter zich heeft gelaten voelt dan als een stap terugzetten. Ook leeft in seculiere kringen een idee van religie in algemene zin als dwingend en onverdraagzaam en daarmee ook als potentieel in strijd met de autonomie van een individu. Larsen (2014) merkt op dat de godslasteraar vroeger altijd de outsider was, terwijl hij nu juist onderdeel is van de gevestigde orde. Zij ziet Theo van Gogh als iemand uit de anarchistische en artistieke wereld van de jaren zeventig die de weg bereidde voor de rechtse identiteitspolitiek van Pim Fortuyn die soortgelijke

opvattingen had en uitdroeg. De debatten over godslastering dienen volgens Larsen ook om de maatschappij te vrijwaren van normerende en beperkende religieuze opvattingen en de eigen vrije seculiere identiteit te versterken.

Het idee van Nederland als een morele en seculiere gemeenschap draagt een burgerschapsdeugd uit die steeds minder met religieuze deugd te verenigen valt. Valenta (2012) signaleert een proces van politisering van cultureel-morele verschillen. Politici maken onderscheid tussen radicale en niet radicale moslims, waarbij men onder radicaal verstaat dat ze bereid zijn om met geweld hun doel na te streven. De radicale moslims worden niet aanvaardbaar geacht. Het lijkt op een proces dat door De Koning, Bartels & Storms (2011) wordt geschetst over het ontstaan van

verschillen in burgerschap. Een migrant wordt pas als volwaardig burger beschouwd als hij bereid is zich aan te passen aan de morele gemeenschap door bepaalde

fundamentele normen en waarden te accepteren, zoals vrije meningsuiting, gelijke rechten tussen man en vrouw. Er ontstaan daardoor twee typen burgerschap voor migranten: formeel burgerschap en moreel burgerschap.131

130 zie Butler (2008) en anderen Danchin (2010)

5. Engeland