• No results found

Analyse van de debatten over het verbod op aanzetten tot religieuze haat De debatten over het invoeren van een verbod op ‘hate speech’ op grond van religie

5. Engeland 1 Inleiding

5.2. Analyse van de debatten over het verbod op aanzetten tot religieuze haat De debatten over het invoeren van een verbod op ‘hate speech’ op grond van religie

zijn verhoudingsgewijs veel langer en heviger dan de debatten over het afschaffen van

161 Whitehouse v Lemon and Gay News Ltd [1979] 1 All ER 898 (House of Lords)

162 R (Choudhury) v. Chief Metropolitan Stipendiary Magistrate [1991] 1 All ER 306 (Divisional Court) 163 Theatres Act 1968 en Broadcasting Act 1990; High Court 5 december 2007, Stephen Green v City of

Westminster Magistrates’ Court and others

het verbod op godslastering. De invoering van het verbod op ‘hate speech’ op grond van religie roept veel verzet op. Men vindt in Engeland van oudsher vrije

meningsuiting belangrijk, evenals het kunnen bespotten van religie en men schuwt een hard debat niet, maar hecht anderzijds sterk aan goede omgangsvormen. Men maakt echter onderscheid tussen de vorm en de inhoud bij meningsuiting.165 Als de vorm van de uiting onbeheerst is kan dit tot openbare orde problemen leiden en dan wordt een verbod geen probleem gevonden. Het gaat meer om algemene vrijheid dan om individuele vrijheid. Uit de geanalyseerde debatten blijkt dat de manier waarop men in Engeland over elkaar spreekt altijd correct is, maar dat het er op de inhoud zeer fel aan toe kan gaan.

Bij het ‘hate speech’ verbod in Engeland gaat het om de inhoud van wat er gezegd wordt en dat leidt tot veel weerstand. Al bij de eerste poging in 2001 stellen allerlei bekende tv-presentatoren, cabaretiers en ook schrijvers en militante atheïsten, zoals Rowan Atkinson (mr. Bean) en Richard Dawkins, in de media dat het wetsvoorstel een onwenselijke beperking van de vrije meningsuiting zou betekenen. Tijdens het debat in het House of Lords op 11 oktober 2005 wordt buiten tegen de wet

geprotesteerd. Duidelijk is dat zowel in de media als in de debatten in het House of Commons veel misverstanden bestaan over de inhoud van het wetsvoorstel.166 Die misverbanden lijken verband te hebben met het verschil tussen de betekenis van woorden in het dagelijks gebruik en in juridische zin. Het woord haat kan in dagelijks gebruik heel breed zijn; in juridische zin is de afbakening veel sterker (Goodall, 2007).167 Ook Bader (2014) merkt op dat het begrip ‘hate speech’ een zeer lastig en onduidelijk concept is, ook voor het EVRM en juristen. Hij wil het daarom opvatten als discriminerende en tot discriminatie aanzettende uitlatingen, omdat daarmee een onderscheid gemaakt kan worden tussen directe en indirecte discriminatie en duidelijk wordt dat het gaat om lange termijneffecten. Bij aanzetten tot haat en bij godslastering gaat het om indirecte discriminatie. Ook wordt op die manier duidelijk dat de manier waarop aanzetten tot raciale discriminatie werkt niet verschilt van aanzetten tot religieuze discriminatie.168

165 Van Noorloos (2011) p. 280 e.v.

166 Meer, N. (2008) The politics of voluntary and involuntary identities: are Muslims in Britain an ethnic, racial or religious minority? Patterns of Prejudice, 42:1, 61-81.

167 Goodall, K. (2007) Incitement to religious hatred: All talk and no substance. 70(1) MLR 89.113. 168 Baader (2014) p. 323, 324

In deze debatten zijn twee discourses te onderscheiden: het vrije meningsuitingdiscours en het minderhedendiscours, waarop ik nu inga.

5.2.1. Het minderhedendiscours

Dit discours wordt gevoerd door de Labourregering onder Blair. Invoering van het verbod motiveert de regering in de eerste plaats met het argument dat er een gat in de wetgeving zit, zoals al was geconcludeerd door het Select Committee on Religious Offences in 2003. Joden en Sikhs kregen van de wet wel bescherming tegen haat wegens hun religie, omdat zij ook worden gezien als etnische groepen, waardoor ze vallen onder de bescherming van de wet die aanzetten tot haat op grond van ras verbiedt. Christenen en moslims kregen die niet, terwijl juist deze laatste groep onderwerp was van haatcampagnes, met name van de BNP. Invoering van het verbod wordt derhalve bepleit met een beroep op het gelijkheidsbeginsel; dezelfde groepen moeten voor de wet dezelfde bescherming krijgen. De Labourregering vindt daarnaast - en dat vormt de echte drijfveer voor wetgeving - dat de regering de plicht heeft kwetsbare gemeenschappen te beschermen. Het adagio van de regering was dat niemand in angst moet hoeven te leven vanwege zijn geloof.

Charles Clarke, Secretary of State for the Home Department, impliceert dat afwezigheid van bescherming leidt tot openbare orde problemen:

‘In evidence to the House of Lords Select Committee on religious offences, the Association of Chief Police Officers said that hatred stirred up by extremist groups contributed to the Bradford and Burnley riots in 2001.’169

Een goede (Labour)vertegenwoordiger van het minderhedendiscours is Shahid Malik, die zijn maidenspeech hield in 2005. Hij vertegenwoordigde Dewsbury, een district dat de meeste BNP-stemmers heeft.170 Hij is de eerste in Engeland geboren moslim die Lagerhuislid werd.

‘When I was beaten to a pulp by a gang of skinheads on my first day at high school, it was not because of my religion. They did not know or care whether I was a Christian, Hindu or Muslim—or, for that matter, whether my family was Indian, Pakistani,

169 HC 11 juli 2005 c 668

Bangladeshi or from Burnley. In those days we were all seen as "Pakis" and we were all fair game. … Now, when I receive anonymous hate mail or the family car is firebombed in the middle of the night, or when abuse is hurled from cars that whisk by, or I am surrounded by a gang of 20 thugs from Combat 18 telling me that I am going to die, it is because I am a Muslim. Whether I choose it or not, I am defined by others in terms of my religion, and by my perceived culture. All I ask for is equal protection under the law—no favours, just fairness. I am not asking for the right to censor, stifle, or muzzle those who want to criticise, mock or even offend. "The Satanic Verses", "Perdition", "Jerry Springer the Opera" and "Behzti" may have offended thousands and perhaps millions of people across the world, but this Bill will not infringe the right of artists to perform, writers to criticise or comedians to

satirise. .. Fundamentally, this Bill is not about abstract notions of freedom of expression, but about very real notions of freedom from oppression. Of course, the new law must apply equally to all those who inflame discord and incite hatred. As I have challenged the poison of Nick Griffin and the BNP, so too have I challenged the poison of Sheikh Omar Bakhri and al-Muhajiroun, and I will continue to do so. We often talk of our pride in the British tradition of tolerance, but I advise hon. Members to throw tolerance in the bin. When one is cut, one tolerates the pain, and when one misses a train, one tolerates the wait, but those are hardly positive experiences. Tolerance is fickle and, in this context, meaningless. I do not want to be tolerated, and neither do women or people with disabilities. We need to move to a society that goes beyond tolerance, and which moves towards acceptance.’171

Labourlid Denham geeft in hetzelfde debat als voorbeeld van het gat in bescherming:

‘If one were to publish a leaflet saying, "We don't want Jews living round here, let's drive them out", it would be caught under a section of our existing legislation that would not catch the same Act if the word "Jews" were replaced by the word "Muslims".’172

Labourlid Cohen merkt op dat het aanzetten tot haat ongelooflijk gevaarlijk kan zijn, zoals bleek in Nazi-Duitsland, de Balkan en Rwanda. Hij stelt dat het aantal raciale incidenten in Engeland tussen 2000 en 2004 is toegenomen. De huidige

antirassenhaat-wet moet effectiever worden gemaakt, vindt hij en ‘The violence

171 HC 21 juni 2005 c 702 172 HC 21 juni 2005 c 709

inflicted on innocent muslim citizens on the streets and in neighbourhoods is the ugly personal face of islamophobia.’173

Samenvattend zijn de argumenten in het minderhedendiscours hier het creëren van gelijkheid, het beschermen van minderheden en het beschermen van de openbare orde.

5.2.2. Het vrije meningsuitingdiscours

De Conservatieven en Liberaal-democraten verzetten zich tegen het wetsontwerp, enthousiast gesteund door een bont geheel van cabaretiers, toneelspelers en satirici, de ‘Islamic Human Rights Organisation’, de National Secular Society (waarvan Lord Avebury lid is), PEN (een organisatie die opkomt op voor onderdrukte schrijvers) en Liberty, een organisatie die opkomt tegen discriminatie. Ze zijn met name bang dat de wet de vrije meningsuiting te veel beperkt. Ze vinden dat religies best bekritiseerd of geridiculiseerd mogen worden.

Vrije meningsuiting en tolerantie worden benoemd als de hoeksteen van de Engelse maatschappij. Daarnaast volgen nog veel argumenten. Iedereen is slechter af als de vrije meningsuiting wordt ingeperkt. Als mensen zich niet vrij kunnen uiten, worden ook religies beperkt. Dit verbod zou mensen ontmenselijken en hen de mogelijkheid ontnemen zichzelf te zijn. Pijnlijke opmerkingen moet men tolereren; het moet niet met strafrecht worden geregeld. Ook zijn ze bang voor een ‘chilling effect’ van de wet in die zin dat mensen zich niet meer durven te uiten over religie. Door begrippen als haat en religie niet precies te definiëren zou de wet te vaag en te breed geïnterpreteerd kunnen worden, wat onzekerheid geeft over wat strafbaar is, zodat niet alleen de rechter, maar vooral ook de politie en de Attorney-General (het Openbaar Ministerie), te veel ruimte krijgen om te beslissen over vervolging, zodat er misbruik van macht kan worden gemaakt.

Ook veel politici die tegen het wetsvoorstel zijn, hebben moeite met de reikwijdte van sommige woorden in het verbod. Kay Goodall (2007) wijdt dat aan ‘a reluctance to address the distinction between legal meaning and colloquial meaning.’ De

conservatief David Davis betoogt bijvoorbeeld dat je een religie moet kunnen haten.174 Voor velen is de wet alleen maar symboliek. Er zijn volgens hen al genoeg wetten die ongewenst gedrag op dit punt kunnen tegengaan. Tenslotte wordt aangevoerd dat er een verschil is tussen ras en religie, waardoor het aanzetten tot religieuze haat minder snel strafbaar moet zijn dan raciale haatuitingen. Over dit laatste onderwerp wordt lang en fel gediscussieerd

De grote voorstanders van en motor achter afschaffing van het verbod op

godslastering, de Liberaal-democraten Evan Harris in het House of Commons, Lord Avebury en Lord Lester in het House of Lords, voeren actief verzet tegen het wetsontwerp voor een verbod op aanzetten tot haat op grond van religie. Ze stellen wijzigingen voor, waardoor het delict aanzienlijk gaat verschillen van aanzetten tot rassenhaat.175 Ze willen in eerste instantie alleen aanzetten tot religieuze haat strafbaar stellen, als het een voorwendsel is van raciale haat.176 Dit voorstel wordt breed gesteund, maar zoals Labour hogerhuislid Khan antwoordt, is dat geen oplossing, want het is in de praktijk niet mogelijk te bewijzen dat de uitingen een voorwendsel zijn voor rassen of etnische haat.

Een voorbeeld van de manier waarop argumenten worden verwoord geeft conservatief Mark Pritchard:

‘I fear that it will diminish personal freedoms, restrict academic scrutiny and hinder the helpful probing of social commentators. It will be an unnecessary straitjacket on democracy and, at a stroke of a pen, end centuries of enlightening discourse about the rights and wrongs of religion and the need or, indeed, the lack of need for religion in our society. (…)The trouble with the Bill is that it will seamlessly allow the offended against to determine how offended they have been, rather than allowing the evidence of the offence itself unquestionably to show the offence. Thus, the giving of offence changes into an offence itself. Indeed, the lack of a definition in the Bill of terms such as "hatred", "religion" and "beliefs" could raise the issue of subjectivity by the courts - and, perhaps more worryingly, the Attorney-General - to dangerous new heights, and relegate objectivity to playing second fiddle in a lesser place.’177

174 HC 21 juni 2005 David Davis column 690 175 HL Deb 24 januari 2006 c 1075

176 HC 21 juni 2005 c 690 177 HC 21 juni 2005 c 749

Boris Johnson, burgemeester van de City van Londen en conservatief Lagerhuislid, betoogt dat iets voordragen uit de Bijbel of de Koran een oproep tot haat kan zijn.178 Conservatief Lagerhuislid Gummer betwijfelt of hij nog wel de scientology kerk kan bekritiseren of Jehova’s getuigen zonder gevaar voor vervolging. Hij zegt ook dat moslims een verbod op blasfemie verwachten, zodat de profeet niet meer mag worden beledigd en onteerd. Als moslims er achter komen dat dit niet zo is, zullen ze

teleurgesteld zijn.179

Tenslotte is een belangrijk argument dat er verschil is tussen ras en religie en dat daarom aanzetten tot haat niet op dezelfde manier strafbaar kan zijn. Ik geef deze argumenten wat uitgebreider weer, omdat ze een bepaalde manier van denken duidelijk maken. Opvallend is dat men op dit punt - net als bij de verdediging van de vrije meningsuiting - vrij abstract blijft. Het lijken vaste dogma’s. Het bekritiseren van religie is echter van een andere orde dan anderen aanzetten tot het haten van iemand door diens religie zwart te maken.

Verschil religie en ras

Conservatief Lagerhuislid David Davis zegt:

‘In 1986, the Conservative Government rightly sought to criminalise people who attempted to stir up hatred on the ground of race, because race is not something that someone chooses ... It is who they are - it is their very person. An attack on race is an attack on the individual. Religious belief is quite different—it is something that someone chooses or, indeed, chooses to opt out of. There are many different religions with competing claims and competing ways of life. It is entirely appropriate to debate the merits of each, to question the basis on which a religion is founded and, by implication, to challenge the way in which someone lives his life.180

Ook de Conservatieve Lagerhuisleden Boris Johnson, John Baron en de Liberaal- democraat Alistair Michael dragen dit standpunt uit.

Labourlid Chris Bryant geeft als tegenargument dat

178 HC 21 juni 2005 c 731 179 HC 21 juni 2005 c 705

‘many people in this country live in communities where they have little choice about the faith to which they adhere and are always believed by other people, because of the clothes that they wear, to belong to a particular faith.’

Labourlid Denham zegt over religie is een keuze:

‘It is like saying to a Muslim who is fed up with facing aggravation and harassment, "You really brought it on yourself. Why don't you become a Jew?" That is a ludicrous argument. To take the point further, a person cannot choose their parents and their ethnic background. …There is a pernicious argument that the Bill will protect a rather unpleasant faith. I have no faith and such criticisms of Islam seem to me to be as misplaced as characterising Christians as people who routinely abuse children for the purpose of casting out devils. Appalling practices can be found in pretty much every religion throughout the world but it would be absolutely wrong to characterise them all by those things that we do not like.’181

Labourlid Sir Peter Soulsby zegt

‘… my point was that a significant proportion of my constituents and others identify themselves primarily by their religion, and that that identification that they have of themselves and that others have of them should be protected.’182

Hij zegt ook dat 40% van de mensen in zijn district hun religie zien als net zo’n fundamenteel deel van hun cultuur, familie en traditie als hun ras en vaak als fundamenteler’183

Labour Lagerhuislid Graham Allen vindt het wetsvoorstel geen goed idee. Hij vindt het een van onschatbare waarde dat er een democratie is bereikt, waarin het

praktiseren van rituelen en geloofszaken in de privésfeer plaats vindt.184 Ook Conservatief Lagerhuislid Grieve vindt religie een zaak van persoonlijk geloof en geweten. Religie heeft volgens hem iets cultureels, maar dat geldt ook voor een politieke visie, daar wordt je vaak ook mee geboren, maar daar mag je wel kritiek op

181 HC 21 juni 2005 c 710 182 HC 21 juni 2005 c 725 183 HC 21 juni 2005 c 724 184 HC 21 juni 2005 c 710

hebben. Verder maakt hij er een punt van dat iemand alles kan doen voorkomen als religie waardoor iemand die zich daarover - terecht - negatief uitlaat de wet

overtreedt.185

In het lange eerste en felste debat in het House of Commons van bijna zes uur valt op dat beide partijen goed weerwoord bieden. In algemene zin valt in de debatten op dat van allerlei technieken gebruik wordt gemaakt op het betoog kracht bij te zetten, zoals:

- overdrijving. Bijvoorbeeld door Conservatief Lagerhuislid Dominic Grieve: ‘It seems to me that once someone intensely dislikes the religion itself and criticises it for that reason, it follows inevitably that that person intensely dislikes whoever is practising it.186

- omdraaiing. Bijvoorbeeld: door Conservatief Lagerhuislid Mark Pritchard: ‘The trouble with the Bill is that it will seamlessly allow the offended against to determine how offended they have been, rather than allowing the evidence of the offence itself unquestionably to show the offence.’

De twee discourses van enerzijds vergaande vrije meningsuiting en tolerantie en anderzijds bescherming van moslims (minderheden) en gelijke behandeling van religieuze partijen lopen parallel aan de klassieke verschillen tussen Labour en de Conservatieven en de Liberaal-democraten, te weten de bescherming van

minderheden door de overheid versus respectievelijk conservatisme in de zin van vroeger was het beter en liberalisme.

5.3. Analyse van de debatten over afschaffing van het verbod op godslastering