• No results found

Uit onze Takken

In document Neerlandia. Jaargang 11 · dbnl (pagina 96-101)

A a l s t . In de Letterkundige Afdeeling greep op 5 Januari een debat over ‘Idealisme en realisme in de Letterkunde’ plaats. Mejuffrouw Julia Van Driessche zette beide strekkingen uiteen en kwam er tegen op dat onder den naam van realisme, sommige toestanden uitgebeeld worden die in de kunst hoegenaamd niet thuis behooren en voor den lezer dikwijls gevaarlijk zijn. De tegenspreker, de heer A. Brijs, verdedigde

de stelling dat idealisme en realisme in een werk tegenover elkander gezet, het best het edele zullen doen uitkomen.

Op 19 Januari had de voorzitter, de heer A. Brijs het ‘Over Sprookjes’; hij ging hun ontstaan en beteekenis na en gaf lezing van eenige zeer eigenaardige sprookjes. Mevrouw Marie E. Arntzen-Wafelbakker trad hier den 20 Januari op, terzelfder tijd met mejuffrouw Marie Billiet, de welbekende kunstzangeres uit Gent, die haar welwillende medewerking had geschonken, en die met een mooie stem en diep gevoel eenige oude en moderne Vlaamsche liederen zong.

Beide dames genoten een grooten bijval.

In de voordrachten van H o o g e r Vo l k s o n d e r w i j s behandelde de heer Achille Brijs het slot van ‘De Volksklassen in de Middeleeuwen’; de heer Victor De Smet hield een lezing over ‘Rembrandt’, waarvan de aantrekkelijkheid zeer verhoogd werd door prachtige lichtbeelden; de heer Pamphile Nijs sprak over ‘De Barometer en de Voorspelling van het Weder’ en de heer Dr. Isidoor Bauwens hield een paar zeer leerrijke voordrachten over ‘De Mikrobische Ziekten in 't algemeen’.

A n t w e r p e n . Op Zondag 27 Januari hield de Eerw. heer Dr. Hugo Verriest zijn voordracht over Albrecht Rodenbach. Telkens als de naam van Dr. Verriest als spreker op het programma staat is de opkomst der toehoorders groot en dit was ook nu weer het geval. Met groote voldoening kon worden opgemerkt, dat zich onder het publiek een aantal

36

Franschsprekende personen bevonden, wel een bewijs hoe groot de aantrekkingskracht is, die het woord van den talentvollen pastoor van Ingoyghem uitoefent. Zijn voordracht over Rodenbach, die hij reeds op verschillende plaatsen van ons land gehouden heeft, is voldoende bekend, zoodat er niet over behoeft te worden uitgeweid. Maar het mag wel eens worden gezegd, dat wij in Verriest een redenaar bezitten waarop een groot volk trotsch zou zijn, en het anderhalf uur dat hij zijn toehoorders aan zijn lippen boeide, verschafte dan ook het hoogste kunstgenot.

D o o r n i k . Tak van het A.N.V. en Vlaamsche Kring.

Op de jaarlijksche, algemeene vergadering werd het bestuur voor 1907 als volgt samengesteld: de heeren O. Wattez, voorzitter; A. Tijssen, onder-voorzitter; A. Van de Walle, schrijver; V. André, penningmeester en de heeren M. Vennerman, M. Allonsius, H. Kunnen, H. Verriest en H. Böhm, leden.

Er werd besloten dat de V l a a m s c h e K r i n g de vragen van de D e u t s c h e r Ve r e i n zal ondersteunen. De Belgische Duitschers, die hun recht eischen evenals de Vlamingen het hunne, mogen aanspraak maken op ondersteuning van Vlaamsche zijde.

G e n t . In de Letterkundige Afdeeling hield op 14 Januari Dr. Maurits Basse een voordracht over T a a l e n T o n g v a l i n d e L e t t e r k u n d e . Hij bepleitte het goed recht van het gebruik van de beschaafde taal, die alleen in staat is om alle uitingen van het hoogere gedachtenleven van een volk uit te drukken, terwijl de gewesttaal, alleen bij machte is de begrippen, die zich in den dagelijkschen omgang voordoen terug te geven en ontoereikend is om al de gedachten en indrukken uit te beelden. Door voorbeelden uit Gezelle, Streuvels en Teirlinck bewees hij, dat dezen voortdurend genoodzaakt zijn Nederlandsch en West-Vlaamsch ondereen te mengelen en verouderde woorden op te nemen.

Het argument, dat de schrijvers, die zich van de gewesttaal bedienen, doen gelden is dat zij zich daardoor beter, gemakkelijker en duidelijker kunnen uitdrukken en woorden te hunner beschikking hebben die de beschaafde taal niet heeft. Doch dit is een verkeerde opvatting die voortspruit uit hun onvoldoende bekendheid met die beschaafde taal. Daarenboven doen de particularisten groote afbreuk aan onzen strijd voor taalgelijkheid, aangezien wankelbaren daardoor in hun meening bevestigd worden, dat onze taal slechts een verzameling van tongvallen is.

Tegenspraak lokte die weldoordachte en goed beredeneerde voordracht nagenoeg niet uit, zoodat men kon veronderstellen, dat de aanwezigen het met den spreker eens waren.

L i e r . In de Letterkundige Afdeeling las den 20en December 1906 de heer Delsupeke, leeraar aan de Normaalschool, een aantal uittreksels uit Stijn Streuvels. De keuze der voorgedragen brokken, zoowel als de begeleidende ophelderingen droegen bij om het talent van onzen modernen Vlaamschen schrijver te doen waardeeren.

Den 10en Januari hield de heer De Weert, kunstschilder, een voordracht over de St. Gummarus-hoofd-kerk van Lier en hare kunstschatten. Het buitengewoon zaakrijk onderhoud boezemde den aanwezigen leden veel belang in.

L o k e r e n . Door verschillende omstandigheden was het den schrijver niet mogelijk regelmatig verslag te geven van de werkzaamheden van den Tak tijdens het afgeloopen jaar. Daarom volgt hier een kort overzicht daarvan.

In de Letterkundige Afdeeling werden sedert April de volgende onderwerpen behandeld:

1o. Eenige woorden over de Russische letterkunde door den heer J. Van Winkel; 2o. De nieuwe spelling volgens het stelsel Kollewijn, toegelicht door den heer A.

Brijs van Aalst;

3o. Het leven en de letterkundige beteekenis van Molière door den heer O. Bontinck; 4o. Verhandeling over Constantin Meunier door den heer V. Sterck;

5o. Feestrede over W. Bilderdijk, door den heer L. Herbert;

6o. De Levensverzekeringskas, onder waarborg van den Staat, door den heer Jeroom De Wilde;

7o. Een en ander over Amerika, door den heer J. Em. Goester; 8o. De Vlaamsche Weefnijverheid door den heer L. Herbert; 9o. Eene voorlezing met toelichting door heer H. Cools; 10o. De X-stralen, verhandeling door den heer J. Van Camp; 11o. Twee voorlezingen van eigen arbeid door den heer C. Serrant.

Op 9 Juli werd op feestelijke wijze de 11e Juli herdacht en onder het concert, door leden van onzen Tak ingericht, heeft de Eerw. heer Hugo Verriest, de gevierde Vlaamsche spreker, een talrijk opgekomen publiek vergast met zijne diepgevoelde en keurige beschouwingen over ‘Ons ander Vaderland’, ons vernieuwd Vlaanderland. Gedurende anderhalf uur heeft de zoo kunst- als smaakvolle spreker ons aan zijne lippen geboeid.

De vergaderingen van de Letterkundige Afdeeling worden, in den echten zin van het woord, gezellige bijeenkomsten, opgevroolijkt door zang en muziek.

Op 20 Januari trad het dameskoor van de Peter-Benoitkapel uit Antwerpen eveneens voor een volle zaal met grooten bijval op.

O o s t e n d e . De Tak verheugt zich steeds in een drukke opkomst van de leden op zijn vergaderingen. Op de Maandag-bijeenkomsten handelde de heer Verschelde over ‘Vloeibare lucht’ en las hij een stuk voor van Heyermans over de opvoering van zijn G h e t t o te Londen. Dr. Van Oye, zoon, sprak over ‘Eenheid in de natuur’; Dr. Verdeyen had het over ‘Visioenen, een hoofdstuk uit de vergelijkende

litteratuurgeschiedenis’; mevr. Verbrugge sprak over ‘Virginie Loveling’; Dominee Hekkert over ‘Samson en Dahlila’; de heer Liedts over Draadlooze teletelegraphie’. In de Hoogeschooluitbreiding, die haar leergangen ten stadhuize geeft, traden op de heer Dr. Lefèvre met twee lessen over ‘Economische ontwikkeling in de

middeleeuwen’ en de heer Van den Weghe met twee lessen over ‘Den invloed van den slag bij Hastings op het Engelsch’.

Mevrouw Marie Arntzen-Wafelbakker uit Amsterdam trad achtereenvolgens in verschillende Takken van het Verbond op:

Gent, 21 Januari; Lier, 22 Januari;

Oostende, 23 Januari; Brussel, 24 Januari; Mechelen, 26 Januari.

Haar programma bestond uit het vierde bedrijf van Rodenbach's ‘Gudrun’, een fragment uit Schimmels ‘Anna Bolein’, Multatuli's ‘Bandjir’, het eerste bedrijf van zijn ‘Vorstenschool’, zang uit ‘Ellen’ van Van Eeden, en dan nog eenige luimige voordrachten.

Zij mocht overal een welverdienden bijval behalen. Noord-Nederlanders,

37

Zuid-Afrika.

In document Neerlandia. Jaargang 11 · dbnl (pagina 96-101)