• No results found

Nederland in het Wereldverkeer

In document Neerlandia. Jaargang 11 · dbnl (pagina 190-200)

De economische financieele en monetaire kwestiën treden, in den laatsten tijd, zoozeer op den voorgrond, zij bekleeden eene zóó voorname plaats in de geschiedenis der volken en zij zijn zóó leerzaam, dat toen aan mij de vereerende uitnoodiging gericht werd, in de Nederlandsche Vereeniging een voordracht te houden, ik gemeend heb een onderwerp te moeten kiezen, dat geschikt is om de mannen van zaken en daaruit bestaat toch hoofdzakelijk de Nederlandsche Kolonie te Londen, belang in te boezemen. En welk onderwerp zou ik beter kunnen kiezen voor u die aanhoudend zooveel bewijzen geeft van aan het land uwer geboorte gehecht te zijn, dan u Nederland in het wereldverkeer te schetsen en voor u te behandelen, Nederland op de wereldmarkt, Nederland deel nemende aan den grooten strijd der natiën op handelsgebied, die zich overal afspeelt?

Te allen tijde, M.H., heeft Nederland aan dien strijd deelgenomen, en reeds vóór den vrede van Munster nam ons vaderland een belangrijke plaats in onder de handeldrijvende volkeren. Was het niet toen het middenpunt van den internationalen handel, was het niet op de Hollandsche markten, dat de vertegenwoordigers van alle natiën der wereld zich vereenigden tot het doen van zaken met een volk, dat reeds in die dagen, bijzonderen aanleg tot handel drijven aan den dag legde en door de opheffing wat de ontwikkeling van hun handel kon belemmeren, reeds toen getuigenis aflegde van den geest van vrijhandel, die het nog heden ten dage bezielt? Hoe treffend wordt Neerland's optreden in die dagen geschetst door Van Kampen, wanneer hij in zijn geschiedenis der Nederlanders buiten Europa, zegt: ‘Zelden heeft de wereld een schouwspel gezien grootscher en meer gelijksoortig met de scheepvaart en

volkplantingen der Phoeniciers dan toen de Nederlanders, bewoners van een nietig en door Oceaan en rivieren onophoudelijk besprongen hoek je van Europa, te midden van een moeielijken en kostbaren oorlog met de machtigste Mogendheid der Christenheid, toen dat kleine volk in drie werelddeelen buiten Europa niet alleen handel dreef maar ook volkplantingen stichtte en het vijfde werelddeel ontdekte’.

En wanneer de naijver onzer buren, de tarievenoorlog van Colbert en de Navigatie-akte van Cromwell ons hebben teruggedrongen van de positie van voornaamste handelsnatie der wereld, langen tijd na onzen strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid tegen het overmoedige Spanje ingenomen, zoo heeft Nederland toch, te allen tijde, eene eervolle plaats onder de handelsvolken weten in te nemen.

Wij zijn een vrij en vredelievend volk, denken aan geen uitbreiding van grondgebied of veroveringen, maar wenschen partij te trekken van onze gunstige geographische ligging, van de groote rivieren, die ons land doorstroomen en die ons, om zoo te zeggen tot de natuurlijke tusschenhandelaars van de voortbrengselen veler landen maken. Wij wenschen tevens voor onze artikelen en voor de producten onzer, door onze voorvaderen met zóóveel opofferingen aan geld en bloed verkregen koloniën geregelde afnemers te vinden en een rechtmatig aandeel te nemen aan den internationalen handel en wanneer ook onze voorouders der zeventiende eeuw zich veel meer op het openen van nieuwe handelswegen hebben toegelegd dan hunne naneven, zoo heeft het in den laatsten tijd niet aan teekenen ontbroken, die aanduiden, dat energie opnieuw de Nederlandsche handelswerend heeft aangegrepen, worden er pogingen aangewend om verloren markten te herwinnen.

Wanneer wij de cijfers der laatste jaren onzer handelsomzetten nagaan, zoo blijkt, dat wij reeds beginnen van dat meer energieke optreden de vruchten te plukken. Maar is onze uitvoer toenemende en toonen onze havens, dokken en spoorwegen grootere levendigheid aan en kan men zeggen, dat over het algemeen genomen, handel, scheepvaart en nijverbeid zich in een bevredigenden toestand bevinden, zoo dient tevens niet uit het oog verloren te worden, dat onze vooruitgang bevorderd is door de vermeerderde productie, zoowel als door de sterker gewordene koopkracht der met ons handeldrijvende natiën. Verder kunnen niet alleen wij op vermeerderde handelsomzetten wijzen maar alle landen, zonder onderscheid mogen zich, vooral na het eindigen van den oorlog in het verre Oosten, in eene bijna ongekende levendigheid van zaken verheugen. De opening van tot hiertoe ongeëxploiteerde deelen der aarde, de constructie en verbetering van materieel, de aanleg van talrijke nieuwe spoorwegen, havens en kanalen in overzeesche gewesten, de reusachtige ontwikkeling der electriciteit, de verhoogde koopkracht van China en andere zilverlanden sedert het witte metaal eene zóó belangrijke prijsverhooging onderging en last but not least, de orders der voornaamste Europeesche natiën en van Noord-en Zuid-Amerika voor hun oorlogs- Noord-en koopvaardijvloot, dat alles heeft aan dNoord-en internationalen handel eene groote vlucht, heeft den strijd der natiën op handelsgebied steeds grootere afmetingen doen aannemen. Overal zijn de volken doordrongen van de noodzakelijkheid om niets onbeproefd te laten wat den

uit-72

voer hunner artikelen kan vermeerderen. Overal treden de economische en

commercieele belangen der volken al meer en meer op den voorgrond, overal geeft men zich rekenschap, dat handel is de g r o o t s t e aller belangen en nooit was er een tijd waarin de natiën er meer naar streefden zich een zóó groot mogelijk aandeel van den wereldhandel te verzekeren, nooit was de strijd der volkeren op handelsgebied levendiger, scherper, dan thans.

Aan dien strijd kan, zonder tot verval te geraken, geen enkel handeldrijvend volk zich onttrekken. Het allerminst Nederland, wiens rang onder de natiën geheel afhankelijk is van zijn commercieele beteekenis. Bekleedt ons land eene betere plaats dan waarop het volgens zijne uitgestrektheid kan aanspraak maken, dan is dat alleen aan zijn handel te danken. Want deze alleen is in staat onzen naam over alle

werelddeelen te verspreiden en door het vertoonen van de Nederlandsche vlag getuigenis af te leggen, dat aan den Amstel en aan de Maas er steeds naar gestreefd wordt om ook op scheepvaartgebied flink deel te nemen aan den grooten handelsstrijd. En een krachtig deelnemen aan dien strijd, is onzerzijds des te meer noodig, omdat gelijk bij Engeland, Duitschland en andere handelsnatiën het geval is, Nederland's invoer zijn uitvoer jaarlijks belangrijk overtreft. Het verschil tusschen in- en uitvoer bedraagt jaarlijks tusschen de 250 en 300 millioen gulden. De invoer van grondstoffen voor onze nijverheid en van granen voor onze steeds toenemende bevolking, vertegenwoordigen, met andere artikelen, waaraan wij behoefte hebben, een in de millioenen loopend cijfer, dat niet geheel gedekt wordt door den uitvoer onzer artikelen. Oogenschijnlijk is er dus een deficit. Ik zeg oogenschijnlijk, want evenals Engeland, Duitschland en andere landen, waar de invoer den uitvoer overschrijdt, ontvangt ons land millioenen uit vrachten, rente op fondsen, commissie,

assurantie-premiën, en andere factoren, die in geen enkele lijst van in- of uitvoer kunnen voorkomen, zelfs niet bij benadering kunnen worden opgegeven, maar een zeer belangrijk bedrag vertegenwoordigen. De overschrijding van den invoer boven den uitvoer kan dus niet de minste ongerustheid baren, mits niets verzuimd worde om den afzet van de nationale nijverheid, van den nationalen arbeid en van de nationale artikelen te bevorderen.

Is het dus noodig ons met alle kracht op den uitvoer onzer artikelen toe te leggen en moeten wij aanhoudend trachten ons van nieuwe markten te verzekeren of bestaande te behouden, zoo wordt die uitvoer steeds moeilijker sedert zoovele landen eene protectionistische handelspolitiek volgende, steeds meer hunne tarieven van invoerrechten verhoogen. Nog in het afgeloopen jaar verhoogden Duitschland, Oostenrijk-Hongarïje, Rusland, Rumenië, Bulgarije en nog andere landen hun tarieven en welken hoogen Chineeschen muur de Vereenigde Staten, Zuiden Centraal Amerika en andere overzeesche landen rondom hun grondgebied opgericht hebben, is te bekend dan dat wij daarover zouden uitwijden.

Zelfs in het land van Cobden en Bright, zelfs in Groot-Brittanië laten zich aanhoudend stemmen hooren ten gunste van eene protectionistische handelspolitiek en van een tolverbond tusschen het moederland en zijne koloniën, maar

niettegenstaande zulk een tolverbond op de verschillende Congressen van Britsche Kamers van Koophandel en door voorname Britsche staatslieden bepleit wordt, heeft het idee tot dusverre geen ingang gevonden bij de meerderheid van het Britsche volk. De protectionistische partij in Engeland zit echter niet stil. Zij heeft nu, gelijk men weet, verkregen, dat in Juli de Premiers der verschillende Britsche Koloniën te Londen

bijeen zullen komen om de nauwere aansluiting tusschen moederland en koloniën te bespreken. Daar alle Britsche koloniën protectionistisch gezind zijn zal het, ook ditmaal, moeilijk blijken, die gedragslijn in overeenstemming te brengen met de vrijhandelspolitiek sedert meer dan één halve eeuw door Groot-Brittanië zóó zegenrijk gevolgd en nog door de laatste verkiezingen zóó sterk bekrachtigd. Maar zelfs wanneer geen tolverbond tot stand kwam, mag men verwachten, dat van de zijde van

moederland en koloniën alles beproefd zal worden om op de Engelsche markt den afzet van landbouwproducten der zóó rijkelijk door de natuur gezegende, overzeesche kinderen te bevorderen. Reeds nu is de uitvoer der landbouwproducten, delfstoffen enz. der koloniën naar Groot-Brittanië sterk toenemende. Wil men daarover eenige cijfers? In 1904 voerde Groot-Brittanië van Engelsch-Indië, Australië, Canada, West-Indië, Hongkong, Zuid-, West- en Oost-Afrika en andere Britsche bezittingen 120.018.000 pd. st. in; in 1905 was dit cijfer tot 127.869.000 pd. st. gestegen en in 1906 werd het aanzienlijke bedrag van 142.186.000 pd. st. bereikt. Aan boter verscheepte Australië naar Engeland 1903-1904 14723 ton; 1904-1905 19681 ton; 1905-1906 20556 ton; 1906-1907 25451 ton. Dus steeds stijgende cijfers. Aanhoudend trachten de te Londen gevestigde agenten der koloniën den afzet der

landbouwproducten enz. te bevorderen, trachten zij vrachtverlagingen te verkrijgen en den afstand te verkorten, die moederland en koloniën scheidt. Daarbij worden zij door de omstandigheden begunstigd. Immers, door de dezer dagen geopende Tehuantepec-spoorweg, die de Mexicaansche landengte doorkruist en de kortste verbinding is tusschen den Atlantischen Oceaan en de Stille Zee, zal het vervoer der Australische landbouwproducten naar Groot-Brittanië veel sneller kunnen geschieden dan nu via Suez, terwijl die andere groote graanschuur en producent van

landbouwproducten, Canada, eveneens veel nader tot het moederland zal gebracht worden, wanneer uitvoering zal gegeven worden aan de nieuwe lijn via Blacksod Bay en Halifax, waarbij 25 knoopen per uur loopende booten, den afstand tusschen Halifax en de Iersche kust in 3½ dag zullen afleggen. Voor ons vaderland met zijn uitgebreiden uitvoer van boter, kaas, vruchten enz. naar Engeland, is die snellere verbinding der genoemde voorname Britsche koloniën met het moederland geen onverschillige zaak en zal men er goed aan doen, om door het leveren van uitstekende kwaliteit, goede verpakking, snel vervoer en zóó mogelijk door lage vrachten het hoofd te bieden aan de scherpe mededinging, waarmede onze artikelen reeds nu te kampen hebben, zoowel van de zijde der Britsche koloniën als van andere

landbouw-voortbrengende landen, mededinging, die oneindig scherper belooft te worden in de toekomst, wanneer van de Tehuantepeclijn een ruim gebruik zal worden gemaakt, wanneer Canada de nieuwe lijn zal hebben tot stand gebracht en wanneer de verschillende Europeesche landbouwproducten leverende landen, die reeds nu voor ons op de Engelsche markt niet te onderschatten concurrenten zijn, er zich nog krachtiger op zullen toeleggen om de grootste consument dezer producten, welke die markt ontegenzeggelijk is, als afnemer te behouden.

Echter niet alleen op landbouwgebied heeft Nederland te kampen met nimmer rustende, energieke mededingers. Op elk gebied zien wij die mededinging, dagelijks, scherpere afmetingen aannemen.

Duitschland richtte, in navolging van Groot-Brittanië, overal eigen Banken en handelsondernemingen op, riep nieuwe stoomvaartlijnen in het leven en weet vooral op chemisch en electriciteitsterrein steeds nieuwe lauweren te plukken. Vermeld zij verder het streven van Japan om in China, ja op de geheele Stille Zee toonaangevend te worden en dat van Amerika, dat krachtig tracht zijn omzetten in Zuid- en

Centraal-Amerika uit te breiden. Zoo tracht elk volk partij te trekken van zijn geographische

73

ligging, natuurlijke voortbrengselen, waarmede het gezegend is en vooral tracht ieder land te woekeren met hetgeen waarin het uitmunt. Immers is Duitschland op electrisch en chemisch gebied toonaangevend, zijn Amerika en België voor het aanleggen van electrische tramways de eersten, vond Italië meer dan elk ander land gelegenheid om zijn watervallen in dienst der electriciteit te stellen en zijn stroohoeden, zijde-artikelen enz. overal te verkoopen, is Frankrijk steeds er op uit om zijn mode-artikelen en ‘articles de Paris’ overal te plaatsen en bekleedt Groot-Brittanië voor het bouwen van schepen en aanleggen van spoorwegen, vervaardiging van spoorweg-materieel, enz. nog altijd, niettegenstaande de scherpe concurrentie van de Vereenigde Staten, op spoorweggebied eene voorname plaats. Zoo mag ook Nederland genoemd worden als een land, dat in menig opzicht over gunstige gegevens beschikt om op de wereldmarkt te concurreeren. Al is ons vaderland ook bij den bouw van spoorwegen en op electrisch en chemisch ge bied minder op den voorgrond getreden dan andere landen, zoo heeft het daarentegen herhaaldelijk bewezen, dat voor alles wat den bouw van havenwerken, waterwegen, uitbaggeringen van havens, enz. betreft, het zich met ieder land meten kan en zijn onze ingenieurs op dit terrein de eersten.

Het komt er dus op aan, dat de uitstekende naam, dien Nederland zich op dit gebied heeft weten te verwerven, gehandhaafd blijve en wij bij elke aanbesteding van waterwerken enz. ons aansluiten. Daaruit kunnen slechts voordeelen voor onze nijverheid voortspruiten, terwijl de eene zaak dikwijls tot de andere leidt.

Dan is onze tabaksmarkt, die aan zooveel handen werk geeft en zoozeer tot de welvaart van ons land medewerkt, de voornaamste tabaksmarkt der wereld. Jaarlijks nemen tal van buitenlandsche koopers aan de tabaksveilingen te Amsterdam deel en de door ons aan hen met winst verkochte tabak is van den meest gunstigen invloed op onze handels- en betalingsbalans. Verder heeft ons nijver Twente zich overal en vooral in het verre Oosten, een geregeld afzetgebied weten te verzekeren, trad het herhtaldelijk, met goed gevolg, als mededinger van de Engelsche en Duitsche katoenfabrikanten op. Onze nijverheid in het Noorden en Zuiden ziet eveneens zijne omzetten met vreemde gewesten toenemen; onze schoenfabrikanten waren in staat herhaaldelijk gunstige contracten met Rusland en andere landen af te sluiten; onze scheepstimmerwerven getuigen van geleidelijke vooruitgang, Amsterdam en Rotterdam spelen in het internationale verkeer eene steeds grootere rot, terwijl onze directe stoomvaartlijnen met onze koloniën, het verre Oosten, Amerika, Zuid-Amerika, enz. aantoonen, dat ook op scheepvaartgebied wij er naar streven om niet bij anderen achter te staan.

Verder was het disconto der Nederlandsche Bank, dank zij de door die instelling gevolgde gezonde disconto-politiek, steeds gematigd, zeer dikwijls lager dan dat der andere circulatiebanken, was het haar bijv. mogelijk om toen het disconto van Nederland's voornaamste mededingers, Engeland en Duitschland, 6 en 7 percent bedroeg, haar tarief op 5 percent te handhaven, terwijl haar goud-politiek eveneens steeds in overeenstemming was met de belangen van handel en nijverheid. Nooit toch heeft de Nederl. Bank geweigerd goud voor uitvoer beschikbaar te stellen. Volkomen doordrongen van de noodzakelijkheid, dat, sedert goud al meer en meer het internationale ruilmiddel bij uitnemendheid geworden is, Nederland al zijne internationale verplichtingen in dat metaal moet afwikkelen, heeft de Nederlandsche

van goud toeliet, dat metaal, zonder de minste moeielijkheden voor uitvoer

beschikbaar te stellen en aldus de verdere rijzing der wisselkoersen tegen te houden. In het kort, Nederland, dat, terwijl de Britsche koloniën alle zonder onderscheid eene protectiontische handelspolitiek volgen, ook in zijne koloniën de vlag van den vrijhandel hoog wist te houden, Nederland, dat met Groot-Brittanië het eenigste land is, dat aan den vrijhandel getrouw bleef en met Groot-Brittanië en Amerika tot de weinige landen behoort, die steeds zonder moeielijkheden goud voor uitvoer beschikbaar stellen, Nederland maakt, het zijn uitgebreiden transito- en kolonialen handel, zijn zich steeds meer ontwikkelende nijverheid en scheepvaart, lang geen slecht figuur onder de handelsnatiën.

Maar - het kan niet genoeg herhaald worden - wij leven in tijden van groote concurrentie, in tijden waarin de volken elkander nog meer dan vroeger trachten te verdringen, in tijden waarin elk handelsvolk alle zeilen moet bijzetten om zijn omzetten uit te breiden en flink deel te nemen aan den grooten handelsstrijd en moeten dus ook wij ons uiterste best doen om in dien strijd niet op zijde geschoven te worden. Verder moet ook alles nagegaan worden wat onze mededingers ondernemen, welke hervormingen zij in het leven roepen om hun handel en nijverheid flink, helder en juist in te lichten van hetgeen er in het wereldverkeer voorvalt, en zoo die

hervormingen ook in ons land kunnen worden toegepast, geen oogenblik aarzelen, om die na te volgen. Ook van hunne fouten, van een verflauwen hunner pogingen moet, evenals van elke wending, van elke wijziging in het wereldverkeer, partij getrokken worden. Heden is het in dit, morgen in dat land, dat gelegenheid bestaat om zaken te doen; heden is het de Atlantische Oceaan, morgen de Middellandsche zee of de Stille oceaan, die op den voorgrond treedt.

Om echter op de wereldmarkt, met succes, te concurreeren, is het niet alleen noodig om goede kwaliteit te leveren, gepaard met uitstekende verpakking, rekening te houden met den smaak en behoeften onzer verbruikers - Duitschland heeft aan dit laatste een groot gedeelte van de uitbreiding van zijn handel te danken - maar wij moeten ook, voortdurend, gebruik maken van onze beste geestelijke, technische en organiseerende krachten. Daartoe hebben wij bekwame mannen noodig, die door flink, degelijk onderwijs gevormd zijn voor de grootsche taak om naderhand, in de praktijk met vrucht voor henzelven en voor Neêrlands handel werkzaam te zijn. Willen wij toch op de wereldmarkt onze positie handhaven en versterken, willen wij dat onze zonen overal als pioniers van den vaderlandschen handel met goed gevolg tegenover onze bekwame concurrenten optreden, willen wij, met andere woorden ons niet laten verdringen, dan is het noodig, dat onze mannen, onze zonen geestelijk en technisch even goed toegerust zijn als die van andere natiën. In den tijd waarin wij leven wordt veel meer vereischt om handel te drijven in vreemde gewesten dan vroeger, wordt de kennis van den economischen toestand der landen, waarmede men zaken wil doen, eene onafwijsbare noodzakelijkheid. Terwijl de kennis der drie hoofdtalen, Fransch, Engelsch en Duitsch vroeger als voldoende beschouwd werd, wordt bijv. tegenwoordig van den koopman handel drijvende met Argentinië, Chili, enz. ook Spaansch, met Brazilië ook Portugeesch geëischt, en men mag de uitgebreide relatiën die Hamburg (Amsterdam en Rotterdam's groote mededingster op scheepvaart en handelsgebied), met Zuid- en Centraal Amerika onderhoudt, men mag de

reusachtige zaken in koffie, huiden, salpeter, enz., die de oude Hanzestad met die streken doet, tot op zekere hoogte toeschrijven aan de bekendheid van velen zijner handelslui met de Spaansche en Portugeesche talen eensdeels en, anderzijds, aan het

tijdelijk verblijf van menig Hamburgsch koopman in die landen om met eigen oogen de toestanden, gewoonten, enz. te leeren kennen.

In document Neerlandia. Jaargang 11 · dbnl (pagina 190-200)