• No results found

Algemeene vergadering van Groep B, gehouden te Antwerpen op 3 Maart 1907, in het Stadhuis

In document Neerlandia. Jaargang 11 · dbnl (pagina 172-179)

De ochtendvergadering, waar als eenig punt aan de dagorde het vraagstuk van de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool zou worden besproken, werd om 10¾ uur onder het voorzitterschap van den heer Van Kerckhoven-Donnez geopend. Brieven van verontschuldiging waren ingekomen van Burgemeester Hertogs, van de schepenen Desguin en Verspreeuwen, van de volksvertegenwoordigers Coremans, Franck en Augusteyns, welke laatste in zijn schrijven zich voorstander verklaart van de meest radicale oplossing van de vervlaamsching der Hoogeschool en er den wensch in uitdrukt, dat het A.N.V. een krachtdadige propaganda bij de

volksvertegenwoordigers met het oog daarop zou beginnen. Zijn brief wordt langdurig toegejuicht. Ook de heer Lybaert, onder-voorzitter had zich verontschuldigd de vergadering niet te kunnen bijwonen.

Daarna werd het woord verleend aan den heer Lodewijk De Raet, welke door den Antwerpschen Tak van het A.N.V. verzocht was geworden om het bewuste punt in te leiden. Hij meende, dat sedert de laatste stemming, die het Verbond, nu vier jaar geleden, over de quaestie had uitgebracht, het debat heel wat verruimd was. Een bespreking als deze is niet nutteloos, zooals sommige Vlamingen meenen, daar men eerst moet weten, wat men wil, vooraleer men den strijd kan aangaan, en het er op aan komt propaganda te maken, niet voor een blanco-artikel, maar voor een concreet beeld. Alvorens de propaganda aan te vatten, moet men het eens zijn over de uitgestrektheid van de vervlaamsching van het Hooger Onderwijs.

De heer De Raet geeft vervolgens een korte geschiedkundige beschouwing over de economische toestanden in Vlaanderen sedert de 18e eeuw. De hedendaagsche economische ontwikkeling van het Walenland is geschied ten koste van het

machtsoverwicht van Vlaanderen; hetgeen ook de verfransching van het onderwijs tengevolge had. Zij die zich thans door middel van het Nederl. ontwikkelen, doen dit uit persoonlijke overtuiging en zijn daarenboven slechts enkelen in getal. De Vlaamsche Hoogeschool alleen kan verruiming van onzen gezichteinder brengen en aan het Vlaamsche leven het prestige geven, waar het recht op heeft; daarom is een integrale oplossing van het vraagstuk wenschelijk, des te meer daar technisch onderwijs de economische voortbrengingskracht van een volk verhoogt. Om dit te bewijzen geeft hij een kort overzicht van de argumenten, die hij in zijn werk ‘O v e r V l a a m s c h e Vo l k s k r a c h t ’ heeft uiteengezet.

De ontdekking van kolen in de Kempen is een feit, dat aan Vlaanderen de vroegere economische heerschappij zou kunnen teruggeven en de vraag rijst op, op welke wijze men in de behoefte aan de noodige werkkrachten zal voorzien. Het gevaar is niet gering, dat vreemde werklieden zullen inwijken en de vervlaamsching van het technisch onderwijs dringt zich dus op. Naast de thans bestaande verfranschte gecentraliseerde inrichting van hooger onderwijs moet een Vlaamsch hooger onderwijs in het leven worden geroepen en de vervlaamsching daarvan moet op de minst kostbare manier geschieden, volgens het stelsel door Mac Leod aangeprezen. En naast het oprichten van een Vlaamsche afdeeling voor burgerbouwkunde en mijnbouwkunde, een landbouw- en handelsafdeeling en het voegen van een

Vlaamsche afdeeling bij de veeartsenijschool te Cureghem, moet verkregen worden: 1o. de stichting van een technische afdeeling te Gent en de afscheiding daarvan van de faculteit der wetenschappen; 2o. de vollediging van het onderwijs in de

burgerbouwkunde en de mijnbouwkunde te Luik en te Gent; 3o. de vervlaamsching van de andere faculteiten te Gent.

en intellectueele krachten te ontwikkelen, maar zij is een hefboom, die voordeelen zal opleveren niet alleen voor Vlaanderen, maar ook voor Groot-Nederland. In lager sfeer zal de Hoogeschool een dam zijn tegen de overrompeling van de lagere standen door de Walen; zij zal de leiders moeten leveren, die deze lagere standen zullen opbeuren.

De heer Max Rooses wierp een blik in het verleden van de ‘Commissie gelast met het onderzoeken

66

van de wenschelijkheid van het inrichten eener Nederlandsche Hoogeschool in Vlaamsch-België’, en deelde mee, waarom niet vroeger de weg werd ingeslagen als nu wordt aangeduid. In de bewuste commissie werd van de vervlaamsching van de technische scholen nagenoeg geen melding gemaakt, omdat men dacht, dat die speciale scholen ook een speciale bevolking van vreemdelingen hadden, veel meer dan van Vlamingen. De commissie dacht de handen vol genoeg te hebben, indien men de vervlaamsching van de vier faculteiten kon verkrijgen. Het stelsel De Raet is een wijziging van het stelsel der commissie, dat door nagenoeg heel 't Vlaamsche land werd aangenomen. Wil men het vroegere programma vervangen, dan komt er ook een wijziging in de bestaande denkbeelden. Daarom zou het wenschelijk zijn, dat het nieuwe stelsel door een nieuwe commissie zou worden onderzocht en de noodige sanctie verkrijgt.

Hij acht, dat de beweging op steviger basis moet worden ingericht en hij vraagt zich af, waar de kern der beweging ligt. Wij werken als vrijwilligers, terwijl ons leger nochtans veel aan stevigheid zou winnen, indien er een bestendig corps werd gesticht, dat de organisatie zou leiden. Hij kenschetst met een paar woorden de noodlottige werking van de leidende standen in Vlaanderen, die het volk niet geleid maar misleid hebben en betoogt de noodzakelijkheid van de algeheele vervlaamsching van het lager, het middelbaar en het hooger onderwijs. Wanneer het

wetsvoorstel-Coremans zal zijn aangenomen, kan met vrucht voor de vervlaamsching van het hooger onderwijs worden gewerkt.

Wat dit laatste betreft zijn wij het echter niet eens: er is het stelsel Fredericq en dat der Commissie. Negentig percent zijn aanhangers van het tweede en, indien wij stemden, zouden wij wel weten tot welk resultaat wij zouden komen, maar de oneenigheid zou er niet door uit den weg worden geruimd. Die oneenigheid brengt tweedracht te weeg en tweedracht is verzwakking en machteloosheid. Bij het groote publiek en bij de meeste volksvertegenwoordigers zal het minst radicale voorstel ingang vinden. Die tweedracht mag in het belang van de zaak niet voortduren, des te meer daar de aanhangers van de twee stelsels in den grond hetzelfde willen, maar op een andere wijze. Men moet elkander den rug niet toekeeren. De heer Fredericq weigerde deel uit te maken van de Commissie; na het verschijnen van het verslag maakte hij opmerkingen over de wijze van uitvoering. De Commissie vroeg hem om zijn stelsel uiteen te zetten en te verdedigen, doch dit gebeurde niet wegens de verkettering waaraan hij bloot stond.

Wij moeten echter trachten het op een ernstige, vriendschappelijke wijze, over een programma eens te worden; daarom moet een nieuwe Commissie tot stand komen, aangeduid door al de werkende krachten in de Vlaamsche beweging, ten einde dit punt te onderzoeken. Er is geen sprake om iets te wijzigen aan het stelsel of aan de uitgestrektheid der vervlaamsching, doch maatregelen tot practische uitvoering moeten daar worden beraamd. Het ware dus wenschelijk, dat het bestuur van het A.N.V. (Groep B) tot het aanstellen van die Commissie overging. Ziet men, dat het niet mogelijk is om de tweedracht te doen ophouden, in gods naam dan!

Door verschillende sprekers wordt vervolgens gewezen op de hoogdringendheid van de vervlaamsching der technische scholen, op de stichting van een

mijnbouwschool en tevens gevraagd, dat het verslag van de nieuw te benoemen Commissie op zijn allerlaatst op de eerstkomende Algem. Vergadering van het A.N.V.

zou worden neergelegd. Daarom wordt besloten, dat het bestuur binnen de veertien dagen zou bijeenkomen om een lijst van commissieleden vast te stellen.

De heer Vercoullie vraagt, dat de propaganda in het publiek een algemeene propaganda zou zijn en dat men niet met stelsels voor den dag zou komen. De heer De Raet beweert in zijn werk, dat er nog geen openbare meening voor een Vlaamsche Hoogeschool bestaat. Van nu af aan reeds, kan die meening geschapen worden, met terzijde lating van alle stelsels.

De heer Gunzburg had een verklaring vanwege de heeren Fredericq en Vercoullie verwacht en eenigszins hun aansluiting bij de nieuwe denkbeelden. Daar zij zich niet hebben uitgelaten, schijnt er ook geen oneenigheid te bestaan en hij vraagt of er geen verklaring van de minderheid zou te verkrijgen zijn. Hij meent, dat een algemeene propaganda niet kan worden aangevat, omdat het Vlaamsche volk iets concreets, iets positiefs vraagt. De heer De Mont vindt echter, dat het Vlaamsche volk niets vraagt, omdat ‘het ronkt, slaapt, pinten drinkt, kaart speelt’; alleen de Vlaamschgezinden vragen de Vlaamsche Hoogeschool.

Na nog enkele opmerkingen, die de uitvoering van het voorstel van den heer Rooses betreffen, dat geen tegenkanting ontmoet en aangenomen wordt, wordt de vergadering om half een gesloten.

In de namiddagzitting, te 3 uur geopend, wordt door den secretaris-penningmeester, den heer Meert, het jaarverslag uitgebracht en de begrooting voor 1907 uiteengezet. De heer Van der Cruyssen maakt eenige opmerkingen dienaangaande en vraagt o.m. een verhooging van de bezoldiging van den hulpsecretaris; het blijkt, dat het Secretariaat niet op kan tegen den arbeid, die er van verwacht wordt. De heer Meert antwoordt daarop, dat het werk voor en na nieuwjaar zoo omvangrijk is geweest, dat inderdaad de krachten te kort geschoten zijn.

Vervolgens worden de nieuwe afgevaardigden van verschillende Takken in het Groepsbestuur aangeduid. Het zijn voor Antwerpen: de heeren Bly, De Mont, Frans van Laar;

voor Aalst: de heer Nijs;

voor Brussel: de heeren Thelen, d'Artois, T'Sjoen; voor Doornik: de heer O. Wattez;

voor Gent: de heeren De Schamphelaer, Fredericq, Lijbaert; voor Mechelen: de heer Tack;

voor Oostende: de heer Lefèvre; voor Oudenaarde: de heer Thienpont.

De heer Bossaerts vraagt of er nog afgevaardigden in het bestuur zijn, die geen Takken vertegenwoordigen; waarop de heer Meert antwoordt, dat die er nooit geweest zijn, maar wel stemgerechtigde afgevaardigden op de algemeene vergaderingen.

Door den heer Rudelsheim wordt vervolgens geklaagd over de laksheid van het Verbond inzake de Hollandsch-Belgische toenaderingsbeweging. Hij betreurt het, dat het Verbond zoo lang gewacht heeft om de opdracht te vervullen, die het van het laatste Nederl. Congres had gekregen en dat het tot nog toe niets gedaan heeft om de Commissie samen te stellen, welke het voorstel tot aansluiting tusschen beide landen zou moeten onderzoeken. Hij vindt het eveneens jammer, dat het

Groepsbestuur niet werd bijeengeroepen om een vraagstuk van zoo een overwegend belang te bespreken en vindt het onvoorzichtig, dat, nu van Franschgezinden kant een ‘Commission hollando-belge’ in het leven werd geroepen, het Verbond geen openlijke houding heeft aangenomen of een openlijke verklaring heeft afgelegd. Hij beseft ten volle, dat men niet al de onderhandelingen, die nu gaande zijn om het getal

der Vlamingen in die ‘Commission’ te vergrooten aan de groote klok kon hangen, maar hij meent toch dat, in het belang der zaak zelf, het Verbond meer initiatief had moeten betoonen; in plaats van zelf de zaak te leiden heeft het zich door de

omstandigheden laten leiden en den spreker in zijn actie alleen laten staan. Hij wil geen motie van afkeuring neerleggen, maar hij hoopt, dat het gebeurde een spoorslag zal zijn om in het vervolg te vermijden, dat in andere omstandigheden met evenveel traagheid zou worden gehandeld.

67

heeft gegeven aan de opdracht van het Congres. Doch indien het dit niet vroeger gedaan heeft, dan kwam dit omdat het aan het Hoofdbestuur toescheen, dat de zaak niet in het vuur lag. Op de bestuursvergadering van December werd de quaestie besproken en besloten het punt aan te houden, daar het aanstellen van een commissie als door het Congres bedoeld, niet het werk van één dag was. Toen gebeurde die verrassing met het ontstaan van de ‘Commission hollando-belge’ en van dat oogenblik kon men maatregelen nemen. Op de vergadering van den Gentschen Tak, den 17en Januari gehouden, werd een dagorde aangenomen, welke aan Dr. Kiewiet de Jonge werd meegedeeld, tot wien het verzoek werd gericht zich in betrekking te stellen met de voorloopige Hollandsche afdeeling van de ‘Commission’. Sedert dien heeft er geen laksheid vanwege het Verbond bestaan. Op het oogenblik is het bestuur nog niet gemachtigd om in het publiek de zaken bloot te leggen.

Aangaande het wetsvoorstel-Coremans deelt de heer Van Kerckhoven-Donnez mede, dat men reeds verschillende keeren naar Brussel geweest is om de

volksvertegenwoordigers aan te zetten de zaak te beklinken. Men heeft nu de belofte verkregen, dat het voorstel na Paschen in de Kamer zal komen.

Door den heer Vercoullie wordt geklaagd over de slechte spoorweg-verbindingen tusschen Antwerpen en Gent. Hij vraagt vervolgens of het A.N.V. aan het publiek niet den weg naar de vacantie-leergangen te Leiden, die tot nog toe zeer onvoldoende werden bijgewoond, zou kunnen wijzen.

Aangaande het punt: ‘Onze taal in klein- en groothandel’, prijst de heer Leo Meert het stichten van een machtig handelsverbond aan, ten einde de zaak te bevorderen.

De heer F. van der Ven klaagt over de Hollanders, wat het gebruik van een vreemde taal betreft. Een openbaar bestuur te Antwerpen, dat in het Nederl. aan het Hollandsche gezantschap te Brussel had geschreven, kreeg daarop Fransche antwoorden van de ‘Légation des Pays-Bas’. Er wordt besloten de aandacht van Groep A op dat punt te vestigen.

De heer Cupérus haalt eveneens een staaltje van Hollandsche Franschgezindheid aan, wanneer hij meedeelt, dat de polissen van de verzekerings-maatschappijen hier te lande tweetalig zijn, behalve die van de ‘S o c i é t é n é e r l a n d a i s e

d'a s s u r a n c e s g é n é r a l e s ’, welke uitsluitend in het Fransch zijn opgesteld. Betreffende het punt ‘Onze taal in klein- en groothandel’ wordt nog een en ander in het midden gebracht door de heeren Genbrugge, Bouchery, Fassotte, Cox en De Raet.

Wat de zaak van de Vlaamsche postmeesters betreft, stelt de heer Meert voor, dat het A.N.V. met kracht bij de Vlaamsche volksvertegenwoordigers zal aandringen, ten einde drukking op den minister te oefenen.

Namens den Antwerpschen Tak klaagt de heer Van Laar er over, dat het Secretariaat van Groep België wel eens in de vervulling van zijn plichten te kort komt. Daar door den heer Meert meegedeeld wordt, dat de voorgekomen tekortkoming het gevolg was van het feit, dat het Secretariaat in de laatste maanden overstelpt was en daar door niemand ter vergadering aan de goede bedoelingen en aan de toewijding van den secretaris wordt getwijfeld, wordt hem, op voorstel van den heer Oudkerk, hulde gebracht.

Nadat besloten is een brief van gelukwenschen te zenden aan den

den heer Van Kerckhoven-Donnez hulde was gebracht, wordt de vergadering om half zeven gesloten.

In Vlaanderen Vlaamsch!

Zuid-Afrika

In document Neerlandia. Jaargang 11 · dbnl (pagina 172-179)