• No results found

Vroege middeleeuwen

2.5 Het historische cultuurlandschap

2.6.3 Toponiemen en de relatie tot het landschap

Vrijwel alle toponiemen rond de Emsterenk verwijzen indirect naar de geografische ligging en omstandigheden van de oorspronkelijke, waarschijnlijk middeleeuwse, nederzettingen. In de meeste gevallen betreft dit een nabij water gelegen plaats.

Naam: Eerste weergave: Relatie tot landschap:

Vaassen negende eeuw Onbekend: mogelijk waternaam (vas of ves)

Epe 1176 aan water gelegen (*apa)

Oene 1176 Water, beek (*ône)

Emst 1255 Waarschijnlijk natuurlijke waterloop (*ama)

Gortel veertiende eeuw Moerassige grond in het bos (Goor en Lo)

Nijbroek 1328 Nieuw ontgonnen laaggelegen grond bij

rivierstroom

Zuuk 1390 Zuidwijk; zuidelijk gelegen ontginning

Schaveren 1534 Schaapvoorde

Laarstraat zeventiende eeuw Buurt nabij een laar; bos

Hegge 1721 Land met omheining en/of land dat met laag

struikgewas is begroeid Lobrink achttiende eeuw Weide- of dorpsveld nabij bos

Westendorp 1637 Dorp ten westen van hoofdplaats

Tabel 1: De plaats- en buurschapsnamen in het onderzoeksgebied, de eerste vermelding en de relatie tot het landschap.

212 Van Berkel en Samplonius (2006), 154.

213

58

2.7 Conclusie

De buurschap of het gilde Emst en Westendorp bestond uit een uitgestrekt gebied dat tussen de dorpen Epe en Vaassen in lag. Het westelijk gedeelte is opgebouwd uit stuwwallen uit het Saalien. De geomorfologische kaart en bodemkaarten laten zien dat het negentiende-eeuwse cultuurlandschap op deze hoger gelegen delen vooral uit bos en heidelandschap bestond. Het middenstuk van het onderzoeksgebied is gesitueerd op daluitspoelingswaaiers en de overgang van de dekzandruggen naar het IJsseldal. Hier bevindt zich de hoge Emsterenk en zijn ook de meeste bewoningskernen gesitueerd. Het natte en laaggelegen oostelijk grondgebied ligt op dekzanden en kleiafzettingen aan de rand van het IJsseldal. De Grift en verscheidene weteringen voeren het water in noordelijke richting. Het grondgebruik in dit natte gebied bestaat van oudsher voornamelijk uit hooi- en weilanden. De relatie tussen de verscheidene bodemsoorten en het grondgebruik is dus duidelijk aanwijsbaar en laat zich in de landschapseenheden stuwwallandschap, dekzandlandschap en rivierlandschap aanwijzen.

De stuwwalovergangen worden al sinds het Paleolithicum bewoond. Bewoningssporen als prehistorische wegen, grafheuvels en raatakkers hebben zowel het landschap als het

landschapsgebruik beïnvloed. Landbouwmethoden en het weiden van vee hebben ervoor gezorgd dat bossen verdwenen en voor heide plaatsmaakten. Vanaf de achtste en negende eeuw nam de bevolking toe en werden ook de lager gelegen gronden in het IJsseldal ontgonnen en het kanaal De Grift gegraven. Vanaf de dertiende eeuw stelden de buurschappen regels op omtrent het

gemeenschappelijke grondgebruik. Er werden marken opgericht; zo ook in Emst, waar het hof van de Veluwse richters was gelegen. Vanaf de vijftiende eeuw werden de enkgronden door intensieve plaggenbemesting aanzienlijk opgehoogd. Van de late middeleeuwen tot circa 1900 bestond het landschap rond Emst uit meerdere buurschappen die gebruik maakten van de gezamenlijke venen en heidevelden voor het vee, de enken voor akkerbouw en de laaggelegen weilanden voor hooiwinning. De toponiemen ondersteunen de visie dat het onderzoeksgebied van oudsher zeer nat en bebost moet zijn geweest: het water van de Veluwe kwam via de beken en kwel in deze

flankgebieden omhoog. De plaats- en veldnamen die –lo, -broek en *apa in de stam hebben

verwijzen naar een nat en bossig landschap. Zonder de aanwezigheid van de vele beken, De Grift en de weteringen, zou het onderzoeksgebied nog steeds zeer nat zijn geweest,

De huidige grenzen van het dorpsgebied zijn zeer recht afgebakend. Dit heeft te maken met het vaststellen van de grenzen in de achttiende en negentiende eeuw. Deze door het Kadaster en de overheid vastgestelde grenzen volgen namelijk deels oude grenzen die tussen de late middeleeuwen en de zeventiende eeuw door de betrokken buurschappen werden bepaald en vastgesteld.

59 Afbeelding 23: het stuwwallandschap (A: rood) loopt over in de dekzandgronden van de sneeuw- en

smeltwaterafzettingen (B:oranje-geel). Deze zandgronden worden doorsneden door droogdalen (groen). De lage veendalen en broekgronden liggen op de rivierklei (C: komvlakten).

60 Tabel 2: landschapsindeling en fysisch-geografische kenmerken van de gilde Emst.

Landschapseenheid Geologische opbouw

Geomorfologische opbouw bodemtype Historisch cultuurlandsch ap Grondgebru ik A. Stuwwallandsch ap Gestuwde afzettingen A1 Stuwwal A2 Stuwwalglooiing A3 Grondmoreneglooiing A4 Daluitspoelingswaaier A5 Droogdalen

Haar-, veld-, laar- en holtpodzolgronden; beek- en gooreerdgronden; moerige eerdgronden Veen Heide Sprengenbeke n Plaggen steken Watermole ns Bosbouw Grazen van vee B. Dekzandlandschap Sneeuwsmeltw ater-afzettingen en windafzettinge n B1 Dekzandrug B2 welvingen van sneeuwsmeltwaterafzetting en B3 vlakten van sneeuwsmeltwaterafzetting en Hoge zwarte enkeerdgronden, hoge bruine enkeerdgronden, laar- en veldpodzolen; vlierveengronden

Emster enk Landbouw Veehouderij Watermole ns

C. Rivierlandschap Rivierklei C1 Rivierkomvlakten C2 Oeverwallen Vlierveengronden; moerige eerdgronden, vlakvaaggronden en poldervaaggronden Emsterbroeck Weteringen Leijgraven dijken Weiland Hooiland Broekbos

61

Hoofdstuk 3: Het beheer van de gemeenschappelijke gronden in de

gilde Emst en Westendorp tussen 1722 en 1795

3.1 Inleiding

Vanaf de late middeleeuwen kwam het landschap op de noordoost-Veluwe door overbeweiding en overexploitatie steeds meer onder druk te staan. Om het gemeenschappelijke gebruik van het landschap beter te reguleren, werden in veel streken in noord-, zuid- en oost-Nederland marke- en buurgenootschappen opgericht.214 In de gemeente Epe komen vanaf de vijftiende en zestiende eeuw verschillende buurschappen voor, waaronder Vaassen, Oene, Niersen, Gortel, Zuuk, Wissel,

Tongeren, Vemde, Norel, Dijkhuizen, Epe dorp en Wissel, Loohuizen en tot slot Emst en

Westendorp.215 Deze buurschappen lagen alle binnen het Veluwse Ambt Epe. Een aantal van deze buurschappen werd gilden genoemd.216

De regels en ‘wetten’ van de buurschap Emst werden pas voor het eerst schriftelijk

vastgelegd tussen 1651 en 1710, toen de “Boeregten en Wetten vant Boeregt Empts en Westendorp” in het zogeheten Boerboek werden genoteerd.217 In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe de gilde Emst en Westendorp is ontstaan en op welke wijze de gemeenschappelijke gronden, zoals deze in De

Boeregten beschreven zijn, in de achttiende eeuw gebruikt, beheerd en gecontroleerd werden.

Afbeelding 24: de eerste artikelen van het Boeregt en wetten van ’t boeregt Empts en Westendorp (SE, inv.nr. 1,510/197a.)

214

Een mark(e) stamt af van het woord marca, dat voor het eerst in 793-794 werd vermeld. Marca verwijst naar een gebied dat synoniem was aan een buurschap en door een grens werd ontsloten. Zie voor meer informatie Slicher van Bath (1944), 56.

215

Van Haersolte tot Yrst vermelde in 1770 ook de gilden Gorteler Bosch, den Oosterinck onder Zuuk en de Papenstraat. Zie ook: Van Haersolte tot Yrst (circa 1770, uitgave 1986), 65.

216

De betekenis van de begrip gilde wordt in paragraaf 3.2.2 uitgebreid besproken.

217

SE, inv. nr. 1,151/97a, Boeregten van’t Boeregt Empts en Westendorp (1722). Dit boerboek is gedateerd op 1722, maar de eerste regels stammen uit een eerdere periode, aangezien deze in de aanhef erkent worden door onder meer Anthonij van Lijnden. Deze heer van Kroonenburgh is echter in 1710 overleden. Zie paragraaf 3.3. Wellicht toevallig aanvaarde Willem IV in 1722 een beperkt stadhouderschap, waardoor de Veluwse bevolking minder afhankelijk werd van Holland en weer meer zeggenschap kreeg over interne zaken. Zie voor meer informatie over de politieke geschiedenis Monument in Nederland. Gelderland (2000).

62