• No results found

Het boerrecht van Emst en Westendorp verdiende aan de producten die de gemeenschappelijke gronden opleverden: de inkomsten in het afrekeningenboek bestaan, naast de boetes, voornamelijk uit de opbrengsten van de turf-, plaggen- en houtverkoop uit de venen. De plaggen uit de natte

494

Engelen (1847), 25.

495 GA, inv. 0633, nr. 48; afbeeldingen 45 en 55.

496

Slicher van Bath (1970), Dirkx (1997), 56.

Afbeeldingen 54 en 55: links de situatie in 1872, rechts in 1917. De natte (groene) veengronden zijn ontgonnen en als weide in gebruik. Een groot gedeelte van de heide is voor de bosbouw ingericht, maar grote stukken heide zijn nog niet ontgonnen (bonnebladen TMK 1872 en 1917).

128 venen werden voornamelijk als brandturf gebruikt, terwijl de plaggen van de heide- en veldgronden als potstalvulling en mest voor de akkers werden toegepast. 497

De heide en venen werden veelvuldig gebruikt voor de schapenhouderij, alhoewel het aantal schapen in de negentiende eeuw een stuk lager lag dan in voorgaande eeuwen. 498 De vele

overgebleven schaapskooien, waarvan er op en rond Emst nog drie over zijn, laten hoe dan ook zien dat de heide- en veengronden tot diep in de negentiende eeuw en ook in de twintigste eeuw nog werden gebruikt voor het hoeden van schaapskuddes, al dan niet in particulier of gemeenschappelijk beheer. De gilde van Emst en Westendorp kende een vorm van sedentaire veehouderij, wat inhield dat de afstand tussen de weidegronden niet heel groot was en het vee ’s nachts meestal in de schaapskooien bij de nederzetting of in het veld stond; ook wel Gemeindeschäferei genoemd, omdat de dorpsgenoten gezamenlijk zorg droegen voor de gemeenschappelijke weidegronden.499 Het is plausibel dat de schapen door een gezamenlijke herder werden gehoed, maar in het boerboek van Emst wordt hier, net als in de omliggende gilden, geen melding van gemaakt.

Restanten van zandwegen als de Westendorperheideweg, Loobrinckerheideweg en Koeweg verwijzen naar het rijke veeverleden van de buurschap. Deze wegen liepen vanaf de schaapskooien richting de heidevelden voorbij Schaveren. Ten oosten van de Emsterenk vormde de weg over de Schobbertse Brug en Emsterdijk een belangrijke route naar de gemene velden tussen de Grift en Nieuwe Wetering.

Afbeelding 56: de gerestaureerde schaapskooi ‘De Dood’ aan de Laarstraat, midden op de Emsterenk (eigen foto).

497

Gelders Archief, inv. 0633, nr. 48.

498 Dirkx (1997), 85-86. Roessing (1979), 20.

499

129

Het beheer

Zoals vermeld was het op bepaalde tijden verboden om beesten te laten grazen en werden strenge regels gehandhaafd voor het steken van plaggen in het keur, de boerwilk en venen. Aan het begin van de negentiende eeuw werden extra reglementen omtrent het beheer van deze gronden aan het boerrecht toegevoegd. Zo staat in 1805 of 1806 in het afrekeningenboek geschreven dat er eenparig is besloten om “genen mest of koestr(…) van kuer of het veen te halen”. Op 5 januari 1807 is hiervoor een boete betaald door Gerrit Jans Stronk. Waarschijnlijk werd het verboden om (schapen)mest en koeienstront van de gemeenschappelijke veldgronden te verzamelen voor eigen gebruik, omdat de enkgronden deze bemesting hard nodig hadden: wellicht werden de gronden overvraagd en was er sprake van overexploitatie.500 De overtreding van Theunis Bloemhoff, die illegaal turf stak bij De Smallert, wijst eveneens op de grote mate van beheer van de gemeenschappelijke veen en veldgronden van het Boerrecht.501 De toevoeging van strengere regels tegen het afsteken van plaggen kwam waarschijnlijk omdat deze illegale activiteit toenam. Plaggen werden niet alleen gestoken voor de (turf)opbrengst, maar ook ten behoeve van de intensivering van de

bouwgronden.502

In de OAT van 1832 is vermeld dat de meeste heidegronden in het bezit zijn van de buurschap Emst, de buurschap Zuuk en de buurschap Wissel.503 Het beheer van de heide- en veengronden ging langzamerhand over van de buurschappen naar de gemeente Epe. De doelen (grenspaaltjes) in de heidevelden vormden voor het OAT de grenzen tussen de heidevelden. Bij de verkoop van de venen en heide door de Commissies werd van deze grenzen uitgegaan. In de tweede helft van de negentiende eeuw kwamen de heidegronden zo stukje bij beetje in handen van

particuliere (groot)grondbezitters, die de heidevelden ontgonnen en geschikt maakten voor weide, akker- en vooral bosbouw.

Afbeelding 57: een laatste restant van de Pollense heide (eigen foto).

500

GA, inv. 0633 nr. 48, jaren 1805-1809. Helaas is de toevoeging in het afrekeningenboek slecht leesbaar.

501

GA, inv. 0633 nr. 48, stukken over Theunis Bloemhoff tussen 1804 en 1809. Zie ook paragraaf 4.3.1.

502 Dirkx (1997), 52.

503

130

De controle en handhaving

De heide- en veldgronden waren onder jagers en stropers zeer geliefd vanwege het volop aanwezige wild. In de negentiende eeuw werden wildstropers meer en meer bestreden door

landgoedeigenaren. Een pachter of kleine boer, die op stropen werd betrapt, kreeg vaak geen verlenging van zijn pachtcontract meer. De jachtopzieners (ook wel schut genoemd, een begrip dat lijkt op dat van schout) hadden vooral tijdens economisch moeilijke tijden hun handen vol aan het bestrijden van de stroperij.504

De bestrijding van criminaliteit op de heide en venen was in de tweede helft van de negentiende eeuw niet meer in handen van de schoters van de buurschappen, maar in handen van de gemeenteveldwachters. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd er in de

gemeenteverslagen regelmatig verslag gedaan van incidenten als het stelen van hout, gras of

bladeren van de gemeenschappelijke gronden.505 Deze overtredingen werden voorheen berecht door de boerrechten van onder meer Emst, maar deze was sinds 1854 niet meer actief en had dus geen invloed meer op de rechtspraak en de vervolging van overtreders op de gemeenschappelijke gronden.

Overigens wees de burgemeester in enkele brieven aan de Commissaris des Konings op het feit dat in de gemeente Epe nauwelijks overlast was van dronkaards en criminelen. Een groot gedeelte van de gemeente bestond immers uit hei en broeklanden; niet bepaald een goede voedingsbodem voor criminaliteit.506

504

Van den Bremen (1993), 66-67.

505 Van den Bremen (1993), 109-110. GA, Gedeputeerde Staten inv. 0039, nr 1337.

506

131

Afbeelding 58: de eigendommen van de buurschap Emst tussen de Grift en Nieuwe Weteringe. Dit waren de weteringen, afwateringen (blauw) en heide- en graslanden (roze en groen). Daarnaast zijn enkele toegangswegen in het bezit van de buurschap (geel). De oude strook gemeente richting de Wijnbergen is nog goed zichtbaar (eigen bewerking OAT Epe, Sectie K, blad 1).

132

4.6.3 De broeklanden

Afbeelding 59: het Emsterbroek op kaarten uit 1812, 1850, 1872 en 1917 (vlnr). De smalle percelen in het Emsterbroek zijn vanaf 1850 nauwelijks veranderd. In 1812 werden ze echter breder en natter weergegeven en had de bocht in de Middel- of Kleine Weteringe een andere vorm (De Man1812 en TMK’s 1850,1872,1917).

Het landschap

De weide- en hooilanden in het Emsterbroek zijn qua uiterlijk in de negentiende eeuw licht veranderd ten opzichte van de achttiende eeuw. Door de toename van de veeteelt werd het landschap intensiever gebruikt. Na de intrede van de kunstmest en de veeteeltintensivering zijn de weilanden aan het einde van de negentiende eeuw en aan het begin van de twintigste eeuw echter qua grasvariatie afgenomen. Daarnaast werden de broeklanden in de loop van de negentiende eeuw steeds beter op de Grift en het Apeldoornse Kanaal afgewaterd, waardoor de gras- en hooilanden minder nat werden. Op de negentiende-eeuwse kaarten is duidelijk zichtbaar dat de percellering pas diep in de twintigste eeuw is opgeschaald en het grondgebruik nagenoeg hetzelfde is. Alleen de

133 hakhoutpercelen die op de kaarten van 1812, 1850 en 1872 nog werden afgebeeld, zijn verdwenen. (afbeelding 59).

Toch was het weideland waar veeteelt werd bedreven in de negentiende eeuw een stuk kleurrijker dan tegenwoordig. Madelieven, paardenbloemen, pinksterbloemen, boterbloemen, zuring en verscheidene grassoorten zorgden voor verschillende kleurpaletten gedurende het jaar.507 In de polder Emsterbroek verwijzen de vele veldnamen met de uitgang –broek op de natte gronden en het gebruik als hooiland. Daarnaast zijn er ook veel secties met bouwland en bewoning te vinden, die zich voornamelijk rondom boerderijplaatsen concentreerden, zoals bij Het Hul, De Esschert, De Wijnbergen en De Schobben.508 Tegenwoordig zijn de langgerekte verkaveling en boerderijen nog als getuigen van het vroege ontginningspatroon te herkennen.

De gebruikers

Ook onder de gebruikers van de broek- en hooilanden is in de negentiende eeuw niet veel veranderd ten opzicht van de vorige eeuw. Het hooi was zeer belangrijk als wintervoer voor het vee. De

hooilanden waren in bezit van kleine boeren en enkele grootgrondbezitters. Toch werden gebruikers als de bewoners van Het Hul, De Wijnbergen en Schobbert steeds vaker in processtukken en

afrekeningen genoemd als belanghebbenden van bijvoorbeeld nieuwe afwateringen voor hun grondbezit, wat er op kan duiden dat de polder gedurende de negentiende eeuw steeds beter werd afgewaterd.509

Alhoewel het boerrecht van Emst en Westendorp tot halverwege de negentiende eeuw twee gezworenen uit het Emsterbroek afvaardigde, is op de kadastrale kaarten van het Emsterbroek en de overige broeklanden duidelijk te zien dat de Buurschap van Emst geen gemeenschappelijke grond in het Emsterbroek in bezit en gebruik had. De enige aanwijzing voor het rijke grondbezitsverleden van het boerrecht is het feit dat de weteringen, weteringdijken en belangrijkste sloten in 1831 in

eigendom van de buurschap zijn (afbeelding 58).