• No results found

De controle op de ordehandhaving op de Emsterenk werd uitgevoerd door gezworenen van de Boerrichter. De enk kende vier gezworenen, die een jaar lang de enk onder hun hoede kregen. Elk jaar werden op Sint Petrusdag, naast een nieuwe boerrechter, ook vier nieuwe gezworenen voor de Enk gekozen: twee gezworenen namens het Emster gilde en twee namens de Westendorper gilde.317 Wie op de enk zaaide en gezworene werd, werd gezworene van de Enk en niet gezworene van het Emsterbroek of de velden en venen.318 De Boerrichter was verplicht jaarlijks op de eerste maandag na Sint Petrusdag (de dag waarop een nieuwe boerrechter werd gekozen) een dag aan te wijzen waarop hij samen met zijn gezworenen de enk zou “schouwen”. Op de gekozen dag werd de enk voor twaalf uur geschouwd.319

In het Boerboek worden de volgende regels omtrent de controle en handhaving van de Enk genoemd:

-Niemand mocht “paerden, bessten, schapen, verckens en gansen” binnen de besloten tijd van de enk en het broek hoeden of weiden. Daar stond een boete op van een gulden en twaalf stuivers.320 Deze boete kreeg men ook wanneer een van bovengenoemde dieren op de enk werd geschut; 321 -Dezelfde boete (een gulden en twaalf stuivers) was voor diegenen die in de besloten tijd op de enk

314 Opmerking Theo Spek, 8-12-2013.

315

GA, inv. 0203, inv. 913, nr, 0159 folio 97. De namen en veldnamen van de omliggende buren werden in deze protocollen altijd vermeld. Voor een eventueel vervolgonderzoek is het aan te bevelen deze alle in een

overzichtelijk schema te noteren en deze te vergelijken met het KMP1832 en het landgebruik 1809.

316

SE, inv. nr. 1,510/197a, artikel 22.

317

SE, inv. nr. 1,510/197a, artikel 5. Aan de vermelding van beide gilden als aparte buurschappen, kan worden afgeleid dat zij al lang voor het opstellen van het boerboek de Emsterenk samen beheerden.

318

SE, inv. nr. 1,510/197a, artikel 14.

319

SE, inv. nr. 1,510/197a, artikel 7.

320 SE, inv. nr. 1,510/197a, artikel 7.

321

84 tussen de “scheijtvooren” (scheidingsvoren) tussen het koren reden.322 De akkers op de enk waren op bepaalde tijden gesloten voor doorgang, zodat de gewassen niet door dieren of mensen werden beschadigd;

-De eigenaren van uitheemse dieren die op de enk of in het broek werden geschut, kregen een boete van twee gulden en acht stuivers. Mensen die hun vee ’s nachts op de enk of in het broek lieten en daarbij betrapt werden, kregen zelfs twaalf gulden boete. Ook moesten zij een daalder aan de armen betalen en bovendien de gedane schade vergoeden;323

-Wie “enckvruchten of broeckvrede” met de handen “ontwee”, kreeg een boete van drie gulden en moest een daalder afstaan aan de armen. Wie op deze praktijken ’s nachts werd betrapt kreeg de dubbele boete.324 Met het ‘ontweeën’ kan enerzijds bedoeld zijn het eigenhandig maken van te ruste gelegen enkvruchten en hooi, en anderzijds het stukmaken van de (draai)hekken die de enk en broeklanden beschermden.

Aan de hoogte van deze boetes is af te lezen dat de gewassen en het hooi op de enk- en

broekgronden zeer veel waarde hadden. Tijdens de besloten tijd was het expliciet verboden om met wat voor een beest dan ook de enk te betreden, omdat het koren moest aangroeien. Het feit dat zelfs de eigenaren van uitheemse dieren, dat wil zeggen dieren van mensen die buiten de gilde woonden en geen rechten hadden op het grondgebruik binnen het Boerrecht van Emst en Westendorp, een boete kregen, duidt eveneens op een hoge waardering van de gronden.

322

SE, inv. nr. 1,510/197a, artikel 9.

323 SE, inv. nr. 1,510/197a, artikel 11.

324

85

3.4.2 De veldgronden, heide en venen

Het landschap

In het Boerboek wordt veelal gesproken over veldgronden in het Boerrecht, zoals het Boerwilck en/of De Keur.325 Dit waren gemeenschappelijke weidegronden met een open karakter. Deze gronden kenden ooit eiken- en berkenbossen, maar veranderden gedurende de middeleeuwen door overmatig kappen en begrazen in open heidevelden. Het betrof een zeer wisselend landschap met verspreid bosjes, graslanden, veengebieden, op de schralere grond struikheide en op de natte grond dopheide.326 De veldgronden van Emst lagen, uitgaande van het proces over het Vossenbroek, onder meer ten oosten van De Grift tot de Nieuwe Wetering. Hier lag het boerwillekeur dat via de

gemeente van de Lobrink via de Schobbertse brug te bereiken was.327

Afbeelding 34: fragment van de kaart van De Man (1812) waarop het gebied tussen de Grift en de Nieuwe Weteringe is afgebeeld. De gronden tussen de Esschert, Wijnbergen en de Schobbert waren aan het begin van de negentiende eeuw nog niet allemaal tot percelen ontgonnen: tussen de percelen door ligt een strook gemeenschappelijke grond. Links van De Grift ligt het Vossenbroek, rechts van de Nieuwe Wetering het Emsterbroek (GIS-bewerking).

De meeste heide en venen van de gilde Emst en Westendorp lagen ten westen van de Emsterenk richting Gortel en Schaveren. Daarnaast was er een met Vaassen gezamenlijk gebruikt veen-heidegebied tussen de Smallert en Achterhegge en ten zuidoosten van de Emsterenk.328

De heide en venen rond de Emsterenk waren zeer nat. In tegenstelling tot Veluwse plaatsen als Kootwijk en Otterlo, kende het Ambt Epe dan ook geen overlast van stuifzanden. In een brief van 14 augustus 1750 vragen de Staten van Veluwe aan de ambtsjonkers van de Veluwe om de namen van de “zandraden” in het ambt aan hen bekend te maken en, indien er geen zijn, er twee te

325 SE, inv. nr. 1,510/197a. In meerdere artikelen te lezen. Het lijkt om twee verschillende eenheden van gemeenschappelijke veldgronden te gaan.

326

Dirkx (1997), 46, 49 en Koster (1978) figuur 10.16.

327 GA, inv. 1510 kaartencatalogus, 0124-AKV845.

328

86 benoemen zodat zij door de Staten kunnen worden uitgenodigd voor overleg over het bedwingen van de zanden. Ambtsjonker Van Haersolthe tot Yrst antwoordde in 1751 de Staten dat er geen zanden in het ambt aanwezig zijn en zij daarom niemand afvaardigen.329