• No results found

Verder richting het IJsseldal liggen voornamelijk hoge bruine enkeerden, vlierveengronden, moerige eerdgronden, vlakvaaggronden en kalkloze poldervaaggronden. De bruine kleur van deze enkeerden wijst op het gebruik van gras- en heideplaggen in het verleden. Deze werden gestoken in relatief ijzerrijke natte zandgronden, wat tot een bruine kleur van het latere plaggendek leidde.138 De laatste twee bodemtypen wijzen op de dekzand- en stuifzandgronden die liggen op de overgang van de daluitspoelingswaaiers van de stuwwallen naar de kleilagen in de IJsselvallei. De vlakvaaggronden zijn ontstaan door stuifzanden op de dekzanden waar de vegetatie in de loop van de tijd door overmatig kappen, branden, veeweiden en plaggenslaan was vernield. Vlakvaagronden liggen meestal in uitgestoven laagten waarvan de ondergrond bestaat uit dicht gepakt dekzand.139 De

poldervaaggronden zijn oude riviergronden met zowel een licht als zwaar kalkloos zavel- en kleidek. Deze sedimenten heeft de rivier de IJssel in het laat Pleistoceen en vroeg Holoceen afgezet. 140 Poldervaaggronden komen enkel in het noordoosten van de Veluwe (de IJsselvallei) voor en zijn al eeuwenlang als grasland in gebruik.141

135 www.bodemdata.nl; Bodemkaart van Nederland (1991),31.

136

Spek (2004), Hoofdstuk 14. Onder meer Ten Houte de Lange (1977, pagina 33) beweert dat enkeerdgronden zijn ontstaan door landbouwsystemen van ruim 1000 jaar oud.

137 Ten Houte de Lange (1977), 33.

138

Opmerking Theo Spek 22 oktober 2013.

139

Ten Houte de Lange (1977), 35.

140 Bodemkaart van Nederland (1991), 43.

141

39 Afbeelding 14: de bodemkaart op de Topografisch Militaire Kaart van 1850 geprojecteerd (bron: eigen

40

2.4 De vroege bewoningsgeschiedenis

2.4.1 Steentijd en Bronstijd

De eerste menselijke vondsten op de Veluwe zijn van jagers-verzamelaars uit de Steentijd en bestaan uit relicten als vuurstenen pijlpunten en vuistbijlen van voor 9.000 v. Chr (het Paleolithicum).142 De meeste archeologische vondsten uit het Laat Paleolithicum en het Vroeg Mesolithicum (circa 10.000 – 5.500 v. Chr) zijn aan de randen van de stuwwallen gevonden.143 In de omgeving van Epe vormt een vuistbijl van de Neanderthalers de vroegste aanwijzing van menselijke aanwezigheid.144

De volgende bewoningssporen in de omgeving van Emst zijn van de Trechterbekercultuur uit circa 3.400-2.800 v. Chr. Zij vestigden zich op de oostflank van de Veluwe nabij de vele beken en

stroompjes die schoon en helder water vanaf de Veluwe richting het IJsseldal voerden.145 Het landschap van zowel de Veluwe als de IJsselvallei bestond in die tijd nog grotendeels uit een zwaar ontwikkeld loofbos. De toenmalige Veluwebewoners maakten gebruik van shifting cultivation, wat inhield dat zij stukken bos afbrandden en de vruchtbare as over hun akkers uitstrooiden. De nederzettingen verplaatsten zich regelmatig, omdat branden en de manier van landbouw de grond uiteindelijk uitputten.146 Het is aannemelijk dat dorpen als Vaassen regelrecht zijn voortgekomen uit een gemeenschap van deze prehistorische boerenkolonisten.147

Tussen het Laat-Neolithicum en de Midden-Bronstijd (2800- 1200 v. Chr) werd door de Enkelgraf-, Klokbeker- en Wikkeldraadculturen begonnen met het bouwen van grafheuvels waarin overledenen werden bijgezet.148 Op de Noordoost-Veluwe vormen enkele concentraties van grafheuvels op elkaar aansluitende rijen. Tussen Niersen en Schaveren ligt een mooi voorbeeld van een zuidwest naar noordoost georiënteerde grafheuvelrij met twee zijvertakkingen (afbeelding 15). De grafheuvels zijn hier op de overgang van de stuwwal naar de daluitspoelingswaaiers gesitueerd en wijzen op een prehistorische route tussen beide buurschappen. Het blijft echter onbekend of de grafheuvels in een bos- of heidelandschap werden aangelegd en waarom ze op deze specifieke locaties gebouwd zijn. Het is zeer aannemelijk dat in de Bronstijd grote afstanden werden afgelegd. Zo is in een grafheuvel in Vaassen een honingkleurige vuurstenen dolk aangetroffen waarvan de steen afkomstig is uit de omgeving van Le Grand-Pressigny, Midden-Frankrijk.149

Naast de grafheuvels vormen ook de vele urnvelden bekende archeologische vondsten op de Noordoost-Veluwe. Deze zijn over het algemeen iets jonger dan de grafheuvels en werden vanaf circa 1300 v. Chr (de Bronstijd) tot ver in de IJzertijd aangelegd en gebruikt. De doden werden gecremeerd en de as werd in urnen gegroepeerd bijeengezet. Een urnenveldheuveltje werd meestal door een greppel begrensd. Uit deze periode zijn zowel in Tongeren als Epe enkele (koker)bijlen gevonden.150

142

Ten Houte de Lange (1977), 67-79; Horst (2011), 36; Alterra (2011), 24.

143 Horst (2011), 36. Horst verwijst naar het onderzoek van Louwe Kooijmans uit 2010 (Hazenberg Archeologie).

144

Jager en Smit (2011), 190.

145

Jager en Smit (2011), 19.

146 Ten Houte de Lange (1977), 69-70; N. Grupstra (2012), 34.

147

Jager en Smit (2011), 19 en 193.

148

Jager en Smit (2011), archeologisch overzicht achterin de publicatie.

149 Jager en Smit (2011), 19-21, 195; http://www.grafheuvels.nl/vitruvius4_2008.php , geraadpleegd op 04-07-2013.

150

Jager en Smit (2011), 198, 200 en archeologisch overzicht achterin de publicatie; Kouwenhoven;

http://www.ampt-epe.nl/publicaties/42-canon-van-epe/122-01-de-eerste-bewoners geraadpleegd op 08-07-2013.

41

2.4.2 IJzertijd

Langs en aan de uiteinden van de prehistorische grafheuvelroute, zijn bij Schaveren en Niersen raatakkercomplexen uit de IJzertijd (circa 800-0 v. Chr.) gevonden. In het verleden noemden archeologen deze raatakkers celtic fields, omdat zij ten onrechte dachten dat het landbouwsysteem door de Kelten was aangelegd.151 Raatakkers worden getypeerd door circa 30 bij 30 meter grote percelen die door lage walletjes zijn omringd en zodoende een raatstructuur vormen. Door het stapelen van plaggen, struiken en stenen werden de wallen in de loop van de tijd steeds hoger.152 Op de raatakkercomplexen werd waarschijnlijk wissellandbouw toegepast, waarbij een veld voor een bepaalde periode als akkerland in gebruik was om vervolgens enige tijd braak te liggen – een methode die in de late middeleeuwen eveneens op de enkgronden werd toegepast. Wanneer een veld braak lag, werd er vee geweid of een nieuwe boerderij gebouwd. Onder archeologen bestaat geen consensus over het gebruik van de wallen: enerzijds bestaat de theorie dat deze waren bekleed met eikenhakhout om de wind te breken; anderzijds bestaat de perceptie dat aan het einde van de gebruiksperiode niet de veldjes, maar de wallen werden bewerkt. De raatakkercomplexen uit de IJzertijd bedekken gedeeltelijk het gebruikte land uit de Steen- en Bronstijd. 153

Het complex bij Niersen (Vaassen) meet een oppervlakte van 76 ha en is tussen 1967 en 1969 door J.A. Brongers uitgebreid onderzocht.154 Het complex bij Schaveren, dat tegenwoordig onder het dorpsgebied van Emst valt, werd in 2003 door C. van Baarle onderzocht. Dit raatakkercomplex ligt ten zuiden van de Smallertse beek bij de buurschap Schaveren.155

De raatakkercomplexen van Schaveren en Vaassen zijn in ieder geval van 800 v. Chr tot 150 na Chr. in gebruik geweest. De woningen van de boeren lagen waarschijnlijk in het akkercomplex, maar werden door de wisselbouw vermoedelijk regelmatig verplaatst. Bij het onderzoek van Brongers in Vaassen werden grondsporen van een boerderij uit de late IJzertijd blootgelegd. Ook werden er vondsten gedaan die erop wijzen dat het gebied al eeuwenlang daarvoor werd bewoond en in gebruik was. Omstreeks 150 na Chr. zijn de bewoners geleidelijk aan naar elders vertrokken.156 De raatakkercomplexen van Niersen en Schaveren liggen, net als de rij grafheuvels en enkele leemkuilen, waarschijnlijk aan oude routes die van het zuiden naar het noorden over de Veluwe liepen. Dit traject van Niersen naar Epe komt vermoedelijk grotendeels overeen met wat nu de Langeweg, Woesterweg en Kerkstraat is.157

151 http://www.epe.nl/internet/cultuur-sport-en-vrije-tijd_3967/item/celtic-fields_7181.html, geraadpleegd op 03-07-2013. 152 Horst (2011), 39. 153 Jager en Smit (2011), 31, 34 en 200. 154

Brongers (1972) en http://www.missgien.net/project0/archief/00002244.html geraadpleegd op 17-10-2013.

155 C.A. van Baarle (2004), 27-28.

156

Jager en Smit (2011), 34-35.

157

http://www.epe.nl/internet/cultuur-sport-en-vrije-tijd_3967/item/celtic-fields_7181.html, geraadpleegd op 03-07-2013; Kouwenhoven, Historische vereniging Ampt Epe. Zie http://www.ampt-epe.nl/publicaties/42-canon-van-epe/123-02-het-historische-wegennet geraadpleegd op 09-07-2013.

42

2.4.3 Romeinse tijd

Uit de Romeinse tijd (50 v. Chr – 400 n. Chr) zijn in het onderzoeksgebied weinig sporen gevonden. De Romeinen vestigden zich niet ten noorden van de limes, maar handelden wel met de Germaanse bevolkingsgroepen uit Noord-Europa. Mogelijk kochten zij hout en eekstoffen (voor leerlooien) van de Veluwse stammen. In de omgeving van de Langeweg zijn restanten gevonden van een Romeinse weg, wat erop kan duiden dat ook de Romeinen gebruik maakten van de oude handelstrajecten die noord-zuid over de Veluwe liepen.158 De Romeinen introduceerden in Noordwest-Europa de ijzeren keerploeg, wat op termijn samen met de stuifzanden in de vroege middeleeuwen (450-1000 n. Chr) de ondergang van de raatakkercomplexen betekende.159

Afbeelding 15: fragment van de Archeologische verspreidingskaart in Emst en omstreken (Stork (2002) en de Provincie Gelderland).

158

Kouwenhoven, Historische vereniging Ampt Epe. http://www.ampt-epe.nl/publicaties/42-canon-van-epe/123-02-het-historische-wegennet geraadpleegd op 09-07-2013.

159 http://www.epe.nl/internet/cultuur-sport-en-vrije-tijd_3967/item/celtic-fields_7181.html, geraadpleegd op 03-07-2013.

43

2.4.4 Middeleeuwen (circa 400-1500 n. Chr.)