• No results found

Toetsing aan de theorieën van interstatelijke betrekkingen

Hoofdstuk 2 – Het voorgenomen Nederlandse beleid jegens China

2.1 Het bilaterale beleid jegens China

2.1.5 Toetsing van het Nederlandse China-beleid aan het theoretisch kader

2.1.5.1 Toetsing aan de theorieën van interstatelijke betrekkingen

De eerste toetsingsfactor betreft de Nederlandse perceptie van China en zijn reactie op China als opkomende macht. In het voorgenomen beleid blijkt duidelijk dat Nederland op verschillende terreinen samenwerking met China zoekt en het China in de in de bestaande internationale

structuren wenst te integreren. Nederland zoekt toenadering tot China en volgt hierbij een strategie van inschakeling. Een reden voor inschakeling van China in de internationale structuren is dat verwacht wordt dat China, wanneer het eenmaal is geïntegreerd in deze instituties, ook de normen van deze instituties overneemt en de regels hiervan naleeft. Hiermee tracht men eerlijke

betrekkingen tussen gelijkwaardige partners te verwezenlijken. Integratie van China is daarom zowel in het nationaal als gemeenschappelijk belang.

Hoewel Nederland kritiek levert op de achterliggende politieke doelstellingen van de CCP en argwanend ten opzichte van de toenemende defensie-uitgaven staat, ziet het de opkomende macht van China niet als dusdanige bedreiging waarmee Nederland in een militaire machtsstrijd verwikkeld zou raken. Nederland beschouwt China als status-quo macht, die zich in de internationale structuren wenst te vestigen. Toch is het Nederlandse toenaderingsbeleid onderhevig aan een aantal

voorwaarden waar China aan moet voldoen. Zo moet China zich eerst volledig aan de regels van de Wereldhandelsorganisatie committeren alvorens volledige vrijhandel kan plaatsvinden en moet China aan specifieke voorwaarden voldoen alvorens het wapenembargo opgeheven kan worden. Ook op mensenrechtengebied worden voorwaarden aan China gesteld. Op deze wijze dekt Nederland zich in om zich naast de toenadering tegen mogelijke risico’s te beschermen. Het Nederlandse beleid past daarom binnen de theorie van hedged integration. De condities worden echter niet in bilateraal verband aan China opgelegd; de in het onderzoek genoemde condities zijn in multilateraal verband opgesteld. De uitvoering van deze strategie vindt met name in multilateraal verband plaats.

De tweede factor beslaat het centrale thema in de betrekkingen. Militaire veiligheid is duidelijk niet het centrale thema in de betrekkingen met China. Nederland beschouwt China niet als

bedreiging op politiek-militair gebied. Nederland stelt echter dat de politieke spanningen in China in korte tijd hoog op kunnen lopen. Omdat meerdere kwesties een potentieel destabiliserend effect hebben, houdt Nederland de situatie nauwlettend in de gaten. De militaire samenwerking met China was ten tijde van de opstelling van het China-beleid beperkt. Nederland stelde als voornemen de contacten met het Chinees ministerie van defensie voort te zetten. Dit duidt op een voorzichtige toenadering, zij het binnen grenzen en met duidelijke beperkingen. Zo mag er geen technologische samenwerking tussen Nederland en China plaatsvinden. Deze eerste vormen van formele militaire betrekkingen lijken binnen een strategie van hedged integration geplaatst te kunnen worden.

De mensenrechten en de handel met China zijn wel centrale thema’s in de bilaterale betrekkingen. Op alle drie de onderzoeksterreinen lijkt Nederland een strategie van hedged

integration te volgen, waarin Nederland zowel een tegemoetkomende rol op zich neemt als een terughoudende rol, waarbij voorwaarden worden opgesteld om zichzelf in te dekken. Ten aanzien van de mensenrechten, die onder sociale vraagstukken vallen, maar ook onder veiligheid, is Nederland uitgesproken en heeft het veel kritiek. In EU-verband heeft Nederland zich sterk ingezet voor de opstelling van condities op dit terrein. Daarnaast neemt Nederland ook een

tegemoetkomende rol op zich, waarin het China ondersteunt bij bevorderingen op dit gebied. De voorwaarden op mensenrechtengebied gelden ook voor de mogelijke opheffing van het

wapenembargo, dat op zichzelf al een drukmiddel voor de bevordering van de mensenrechten vormt. Ook op dit terrein probeert Nederland, met name via de EU, China te helpen een geschikt klimaat te creëren waarin het wapenembargo kan worden opgeheven. Vooralsnog wordt een China dat toegang krijgt tot de westerse wapenindustrie als bedreiging gezien voor de Chinese bevolking en voor de interne sociale en politieke stabiliteit. Het Europese wapenembargo, dat China tijdelijk op de Europese wapenmarkt isoleert, past daarom binnen de strategie van hedged integration, die via de EU wordt uitgevoerd. Ook handel is een belangrijk thema, al lijken de mensenrechten wel boven de handelsbelangen geplaatst te worden in situaties waar deze twee belangen op gespannen voet staan.

Er lijkt in de bilaterale betrekkingen geen duidelijke relatie te zijn tussen de Nederlandse handelsbelangen en de mensenrechten in China. De kritische houding ten opzichte van de

mensenrechten in China leidt wat betreft de Nederlandse regering niet tot consequenties voor de bilaterale handelsbetrekkingen. Bovendien is het opstellen van handelsrestricties voor Nederland geen realistische optie, daar deze beperkingen voornamelijk Nederland zelf zou schaden. China is namelijk een belangrijke importpartner van Nederland. Deze kritiek kan echter wel als consequentie hebben dat China als reactie hierop handelsmissies afzegt of andere soortgelijke tegenmaatregelen neemt. Anderzijds leidt de toenemende handel met China er niet toe dat Nederland zich minder kritisch opstelt ten opzichte van de mensenrechten. Wel is er een duidelijke relatie tussen het Europese wapenembargo en de mensenrechten. Verbetering van de mensenrechtensituatie is een voorwaarde voor de hervatting van de wapenhandel. De wapenhandel lijkt echter het enige thema waarin het mensenrechtenbeleid is gekoppeld aan handel. Hierbij moeten twee kanttekeningen worden geplaatst, namelijk dat de mogelijkheden voor Nederland op het gebied van wapenhandel geen argument vormen in de Nederlandse politiek tegen de instandhouding van het verbod op wapenuitvoer naar China en dat opheffing van het embargo geen grote gevolgen voor de wapenhandel zal hebben, daar Europese regelingen deze handel beperken.

De derde toetsingsfactor is de ideale economische situatie in de betrekkingen met China. In economisch opzicht begint China steeds meer een concurrent van Nederland te vormen, nu de focus van China meer op kapitaalintensieve producten komt te liggen. Isolatie van China is echter niet gewenst, daar Nederland ook profiteert van groeiende Chinese economie. Als handelsnatie streeft

Nederland daarom vrijhandel na, mits dit op eerlijke wijze geschiedt. Om eerlijke handel te

bevorderen ten aanzien van landen die nog geen markteconomie vormen, houdt Nederland zich aan de voorwaarden die in WTO-verband zijn opgesteld. Deze maatregelen zijn echter tijdelijk, totdat China zich voldoende heeft aangepast. Binnen de EU verzet Nederland zich echter vaak tegen de protectionistische maatregelen die vaak door de zuidelijke lidstaten worden voorgesteld. Minder uitgesproken dan op mensenrechtengebied en ten opzichte van het wapenembargo volgt Nederland een beleid van hedged integration jegens China, een strategie van toenadering die, zolang dat nodig is, onderworpen is aan voorwaarden.

De vierde factor omvat de middelen die ter beschikking worden gesteld in een situatie van conflict. Aangezien Nederland geen strategische of militaire belangen in China heeft en tevens geen gevestigde invloed in de regio worden bilaterale conflicten beperkt tot handelsgeschillen. Dialoog en diplomatie worden als middelen ingezet om dergelijke geschillen op te lossen. Ten aanzien van handelsgeschillen geschiedt de dialoog vaak in multilateraal verband, namelijk in EU-verband of middels de geschillenbeslechting van de WTO. Militaire middelen worden hierbij niet ingezet en ook wordt dit in de toekomst niet verwacht. Met louter ‘soft power’ als middel, volgt Nederland de liberale denkwijze, ofwel de strategie van inschakeling.

Ook wat betreft de laatste toetsingsfactor volgt Nederland de liberale gedachtegang.

Nederland erkent het bestaan van verschillende actoren binnen een staat die invloed op het beleid van de staat kunnen uitoefenen. Voor de uitvoering van zijn eigen beleid kijkt Nederland daarom ook naar de rol die kennisinstellingen en het bedrijfsleven op zich kunnen nemen in het verstevigen van de bilaterale betrekkingen met China. Dit terwijl voor China met name officiële relaties, relaties op overheidsniveau van belang zijn.

Opname van de theorieën in Nederlandse beleidsdocumenten

Hoewel de Nederlandse regering stelt een toenaderingsbeleid jegens China te voeren, blijkt uit de analyse dat de regering op de drie onderzoeksthema’s een strategie van hedged integration voert. De strategie van hedged integration wordt echter in geen enkel beleidsdocument genoemd. In de conclusie van de beleidsnotitie stelt de regering China voornamelijk als land van mogelijkheden te zien in plaats van land van bedreigingen.109 Engagement, ofwel toenadering, met China zou daarom het uitgangspunt van het beleid moeten zijn.110 In zijn advies heeft de AIV de strategie van hedged integration geïntroduceerd als beste beleidsoptie voor het Nederlandse China-beleid.111 Deze term is door de regering niet officieel overgenomen, hoewel het in de praktijk wel zijn beleid karakteriseert.

109

Ministerie van Buitenlandse Zaken, Beleidsnotitie China, p3-4. 110

Minister van Buitenlandse Zaken, Reactie op AIV-advies

Diplomatiek gezien is het echter begrijpelijk dat deze term niet door de overheid is overgenomen. Een beleid van toenadering impliceert een andere houding jegens China dan een beleid van hedged integration, waarbij een staat toch bepaalde bedenkingen blijkt te hebben jegens de andere staat. Nederland wenst goede betrekkingen met China na te streven en benadrukt derhalve een beleid van toenadering te volgen. In een studie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, uitgebracht in juni 2006, wordt het Nederlandse beleid jegens China een ‘twee-sporen beleid’ genoemd, waarin men enerzijds streeft naar goede economische en politieke relaties en derhalve toenadering, terwijl men anderzijds verbeteringen in de mensenrechtensituatie eist, waardoor men China op andere terreinen gedeeltelijk buitensluit totdat het aan de eisen op mensenrechtengebied voldoet.112 De tijdelijke sanctiemaatregelen hebben tot doel China te prikkelen zich op deze terreinen aan te passen, waarna op basis van gelijkwaardigheid een beleid van toenadering kan worden gevolgd.