• No results found

‘Hallo,’ zei hij. Hij is ook nooit uitbundig, en hij zag er, voor zijn doen althans,

keurig uit. Mams kreeg een peuk, Paps een hand, en ik een veeg door mijn krullen.

‘Ja,’ zei hij, ‘ja, ik ben maar even overgekomen.’

‘Ben je gezakt misschien?’ Opgewekt, van mijn kant.

Dit negeerde Hans. Het was natuurlijk mijn broer Hans, en niet van Tongeren.

‘Zou ik U aanstonds even kunnen spreken?’

Ik was al uit de stoel gesprongen. ‘O, ìk ben al weg,’ zei ik. ‘En, ik hoef het ook

niet te weten. Van Peter heb ik het ook niet geweten. En het kan me geen klap

schelen!’

‘Wat mankeert dat kind?’ wou Hans weten. ‘En, wat is er met Peter?’

Maar Paps greep me vast. Ook aan mijn elleboog, net als Wim. Hij zei: ‘Joop, je

moet je een beetje matigen. Dit is niet aardig meer.’

Met een plotselinge zwenking gaf ik Mams een peuk, duwde ik mijn krullen tegen

Paps zijn smetteloze borst, en rende weg. Bij de deur hoorde ik Hans nog eens

herhalen: ‘Zeg, wat mankeert dat kind? En, wat is er met Peter?’

*

*

*

's Middags zaten we in een kluit op het terras. Zooals 's morgens in de Boeg. Het

was warm, en Tante Julie zei, dat het nàre, Hollandse klimaat haar dood zou zijn.

‘Kom vrouwtje, het is nu toch heerlijk,’ zei Oom Jog.

‘Ik ga zo gauw mogelijk aan de Rivièra wonen,’ verkondigde Tante Julie. ‘Daar

heb je een verrùkkelijk klimaat!’

‘Alleen?’ vroeg ik.

‘Jóóp,’ kalm-bestraffend van Mams, hoewel ze de olijke lichtjes in haar ogen had,

die mij erop wezen, dat ze het zelf ook best had willen vragen. Daarom zei ik: ‘Maar

Tante Julie zegt “ik”. Daarom dacht ik...’

Hans kwam door de tuin aangeslenterd. ‘Is Hans thuis?’ Tante Julie keek alweer

opgewekt, bij het idee van een mogelijk drama.

‘Ja,’ zei Mams. ‘Ja. Hans is speciaal overgekomen, om ons te vertellen...’ ze

keek naar Paps, ‘om ons te vertellen, dat hij zich verloven gaat.’

Hans keek meteen nors. Waarom weet ik niet. Als ìk nu nog eens nors gekeken

had, die overal wordt buitengehouden. Maar Hans kan èn Tante Julie èn Mol niet

uitstaan. Hij zegt, dat Oom Jog geen leven heeft bij die twee vrouwen.

‘Och...’ zei Tante Julie, ‘en wie is de gelukkige?’ Ze zei het, alsof ze bedoelde:

‘Wie is die arme stakker?’

‘Een meisje Coelingh,’ zei Mams. ‘Uit Delft.’

‘Een dochter van de spiritusfabriek?’

‘Nee. Een dochtertje van Professor Coelingh! Je zult haar volgende Zondag wel hier

zien.’

‘Hoe ziet ze eruit Hans?’ Ik kon me toch niet bedwingen.

‘Ze lijkt een beetje op jou.’ Nog norser.

‘Heb je geen portret?’

‘Nee.’ Maar 's avonds, voor hij weer naar Delft terugging, heeft Hans me haar

portret laten zien. Ze heet Ronnie. Ze is een schattig meisje, ook met krullen. Daarom

zei Hans natuurlijk, dat ze op mij lijkt. Ze is eenentwintig, en een tennis- en

golfkampioene. Gek, ik dacht dat wanneer je een professor als Vader had, dat er dan

van tennissen en golven niet veel zou komen. En Hans zei, dat ik abnormaal was.

Maar, om nu nog even op de middag terug te komen. Paps en Mams keken naar

Hans, alsof hij voor een erg moeilijk tentamen was geslaagd. Zo blìj keken ze. Dan

zakt Tante Julie's humeur al zo direct onder nul. Ze was dan weer erg vervelend, en

zei tegen Oom Jog, dat ze niet van zoveel water hield, en dat ze hun week-eind huisje

‘De Klabberdos’ wilde gaan verkopen. Dat zìj wel zakendoorzicht had, omdat,

wanneer ze naar de Rivièra gingen wonen, toch de Klabberdos niet meer nodig zouden

hebben. Toen zei Oom Jog: ‘Jij schijnt te vergeten Julie, dat ìk het nog helemaal niet

eens ben met die Rivièraplannen van jou.’

Toen ging ìk er eens echt genoegelijk voor zitten. Bijna had ik gezegd: ‘ksj...

ksj...’ Maar, het idee, dat ìk dan weer alle opmerkzaamheid op mij zou laden,

weerhield me. Jammer, want op dit moment kwam Gijbertje aankondigen, dat er een

Mijnheer de Boer was, die Joop graag wilde spreken.

‘Wie is dat nu weer?’ vroeg Paps. En hij keek ontstemd.

Ik had het pienter meteen door. ‘'t Is natuurlijk Mijnheer Boerree.’ Ik had bijna

gezegd: ‘Hij komt voor Mol.’ Het zou Mol zeker hebben goedgedaan, want ze lag,

zonder enig vertoon van vrolijkheid, in een lange stoel, en wuifde zich opvallend

koelte toe met een zakdoek, die in haar ceintuur gezeten had. Je kon zien, dat wij

allemaal konden opwaaien voor haar part. En Hans het eerst, omdat die altijd Mol

voorbij

ziet. In tegenstelling met Peter, die altijd onverschillig-aardig tegen haar is. Maar

Peter was er niet. Die was gaan roeien, en zweefde vermoedelijk als afscheid voor

zijn grote reis in de nabijheid van de Moulin d'Amour,

Mol herleefde...

‘Mijnheer Boerree mag wel hier komen, hè Mams?’ Gewoon dociel!

‘Natuurlijk, kind.’

Daarop verscheen Boerree al buigend op het terras. Hij viel van de ene buiging in

de andere. Hij struikelde over een stoel.

Ik hield hem nog vast aan zijn jasje. Mol herleefde, en haar flodder wapperde. En

omdat ik ziek werd van alle plichtplegingen, zei ik: ‘Nou, waar moet je zitten Wim?

Naast mij?’ Maar Vader had al een stoel aangeschoven, en Wim troonde tussen Vader

en Oom Jog, met een onbeperkt gezicht op Mol. Mams fronste naar mij, en Tante

Julie keek: ‘Dat affreuze kind. Ze heeft geen manieren.’ Maar, dat heeft ze ook altijd

van Mams gezegd, vroeger, dus dat laat mij siberisch.

Toen Wim eindelijk zat, en zijn voorhoofd had gebet, kregen Nero en Buddy

onenigheid. Het was een gegrauw en gegrom, dat wìj niets meer hoefden te zeggen.

‘Houd dat beest van jou dan ook bij je,’ zei Paps tegen Hans.

‘En, als Peter nu aanstonds thuiskomt...’ Mams keek naar Paps.

‘Nou ja, dan heb je hier wéér een gekkenhuis,’ zei ik, en ik rukte krachtdadig

Buddy naar me toe.

‘O, ik ga wel wandelen,’ zei Hans. ‘Kom Nero. Houd je een beetje kalm.’

‘Wanneer neem je Nero weer mee naar Delft?’

‘Vanavond.’

‘Waar gaat hij dan logeren?’ Want dat interesseerde mij, omdat de hospita van

Hans de dood aan Nero heeft.

‘Bij Ronnie.’

‘Houdt de professor van honden?’ Dat wou ik ook nog weten.

‘Ja,’ zei Hans. ‘Wat kan het je schelen?’ Hans is altijd oer-beminnelijk tegen mij.

En toen ging ik er echt voor zitten. Ik bedoel voor Wim en Mol. Ik onderschepte

een staar van Wim naar Mol. En ik onderschepte een goedkeurende blik van Tante

Julie naar Wim's sokken. Tenminste, dat geloof ik.