stoel.
‘Waarom heb je daarover nooit met ons gesproken? Waarom heb je voor Bill
gedanst, en niet voor ons?’
‘Ja, stel je voor, ik heb niet alleen voor Wim gedanst. Het
was in Noordwijk. Mol was er bij. En Opa en Oma... En daar heeft Wim direct
gezegd, dat ik aanleg had.’
‘Daar hecht ze nog waarde aan ook.’ Mol's stem werd al schriller. O, ik ken die
voortekenen.
‘Ja, daar hècht ik waarde aan,’ zei ik. ‘Wim is niet de eerste de beste. Wim heeft
verstand van muziek. En zijn broer is met een balletmeisje verloofd geweest.’
‘Krankzinnig,’ siste Mol. ‘Daar heb je me nooit wat van verteld.’
‘Maar het ìs ook niet zo. Hoe kom je daar bij Joop?’
‘Nu, op je schoorsteenmantel. Die Trix. Daar is je broer toch mee verloofd. Of
geweest!’
‘Welnee, dat was toch immers ons buurmeisje.’
‘Nu, daar kon je broer toch best mee verloofd geweest zijn.’
Wim keek benepen, alsof het hem speet. ‘Nee,’ zei hij. ‘Nee. En hoe kom je erbij,
dat ze een balletmeisje is?’
Ik voelde me blozen van agitatie. ‘Omdat ze zo balletterig stond. Zo met de armen
in de lucht. En op haar tenen geloof ik.’
Als Mol Gijbertje was geweest, had ze gezegd natuurlijk: ‘Nu ja, je ziet ze vliegen.’
Maar, omdat Mol maar vinnige Mol was, zei ze: ‘Het is maar goed, dat je naar de
huishoudschool gaat. Daar zul je die waanzin wel verliezen.’
‘Die zal ik er uitkoken bedoel je.’
Maar nu nam Paps het gesprek over. Hij zei: ‘Ga daar zitten Joop. Je weet, dat wij
hebben afgesproken, dat je het op de huishoudschool zou proberen. Dat je flink aan
zou pakken...’ Mams knikte bemoedigend naar mij. Ik geloof, dat zij node de
balletschool in de huishoudschool zag oplossen... ‘en dat jij, wanneer jij ook daar
niet je best doet, naar een kostschool gaat.’
Ik zei braaf: ‘Ja Paps.’ Ik zou Mol geen scène gunnen.
‘Maar...’ begon Mams.
‘Het is tòch zonde van haar aanleg,’ hield Wim vol als een terrier. ‘Ze dansen niet
zo goed in het Ballet Jooss.’
‘Meen je dat?’ vroeg Mams geïnteresseerd.
‘Natuurlijk meen ik dat.’ Wim zag er ook een beetje opgeblazen uit, natuurlijk
ook van agitatie.
Mol sprong opeens op. Ze rukte een zakdoek, waar ze al een kwartier op had zitten
bijten, in flarden. ‘Ik ga weg,’ joelde ze. Joelen is natuurlijk niet het goeie woord.
‘Ik ga weg. Naar huis. Denk je dat ik nog langer hier blijf, om me dood te ergeren
aan die zotteklap, die Wim uitkraamt?’
‘Maar, ik doe tòch geen afstand van mijn mening,’ zei Wim. Ik leefde intens mee.
En ik fluisterde in Wim's richting: ‘Zalig!’
Doch toen stond Vader op. Lang en slank. Hij haalde Mol, die natuurlijk ingehaald
wilde worden, in, bij de rhododendrons, die uitgebloeid daar stonden.
‘Ga naar haar toe. Kom Bill, ga naar haar toe,’ fluisterde Mams.
En ik zei, ook fluisterend: ‘Wat een kerel is Wim hè?’
Paps kwam terug met een wild-snikkende Mol aan zijn zijde. Hij streek over haar
permanent, en hield haar ene hand tussen zijn beide. Aandoenlijk gewoon. Toen zei
ik, als de buitengewoon verstandige, die tòch niet leren kon op school: ‘Ik ga wel
weg.’ En, zo in het algemeen: ‘Wij praten er later nog wel eens over.’
‘Hierover wens ik niets meer te horen,’ zei Pap hoog.
‘Maar ìk wel. Het interesseert mìj wel,’ zei Mams. Maar dat was haar toneelbloed
natuurlijk weer. En ik voorzag tussen Paps en Mams ook al zo'n drama, als ik tussen
Wim en Mol had meegemaakt.
Op mijn fiets karde ik nog gauw naar Renée, om mijn jurk te laten zien. Ze zaten
ook nog buiten: Grote Renée, kleine Renée en Hans. Mijnheer van Ophorst was naar
een congres.
‘Je lijkt twaalf,’ zei grote Renée. ‘Het staat je enig.’
‘Ze lijkt tien,’ vond kleine Renée. En Hans vroeg, of het een maskeradepakje was.
Ik vleide me ook in de kring, en Hans zei, dat ik zo'n indruk had gemaakt op de Koe.
Hij vroeg nog steeds naar mij.
Ik zei: ‘Roerend gewoonweg. Maar het kan mij geen klap schelen. Want die Koe
interesseert me helemaal niet.’
‘Ik vond hem wel een aardige jongeman,’ zei grote Renée.
‘O, hij was best aardig. Maar niet om lief te hebben.’
‘Wat een grote woorden.’ Grote Renée lachte.
‘Ja, maar daar kom je direct op, zo in de omgeving van Hans en Renée.’ Moederlijk
blikte grote Renée naar de idylle, die dicht naast mekaar zat, hand in hand.
‘Hij had een rare neus,’ zei kleine Renée, die weer op de aarde was.
‘Maar het is een bovenste beste kerel. En doctor in de economie. Dat wilde je toch
zo graag, Joop?’
‘O, heb je hem daarom gevraagd?’
Hans kleurde. Ik had het al lang door, dat hij de Koe had geïnviteerd, omdat hij
zo ongevaarlijk was. En helemaal niet, omdat hij mij aan een afgestudeerde econoom
wilde helpen.
‘Ja, wel een beetje,’ jokte hij.
‘Hij had lieve ogen,’ zei grote Renée.
‘Daar heb ik helemaal niets van gemerkt,’ zei ik.
‘Hoe gaat het toch met Hans en Ronnie?’ wilde kleine Renée weten.
‘Die zijn met de professor op reis geweest. En ze hebben, met de professor, bij
ons gelogeerd. Maar toen zat ik bij de beide Opa's.’
‘Sneu,’ vond kleine Renée. ‘Jij hadt toch zo veel met de professor op?’
‘Ik vond hem een kei van een man. En hij heeft Hans laten zakken. Verleden
week.’
Ze proestten alle drie. ‘Is dat waar?’
‘Ja. Hans was furieus, zei Mams. Maar Mams denkt, dat de professor helemaal
niet door heeft gehad, dat Hans zijn a.s. schoonzoon was.’
‘En ze waren toch pas samen op reis geweest!’
‘O, maar dat zegt de professor niets,’ bekende ik blij.
‘En wat zei Ronnie ervan?’ wilde grote Renée weten.
‘Die was laconiek. Ze zei, dat Hans niet gewerkt had door de liefde. Dat hij heus
zijn drie maanden wel verdiende.’
‘En, wat zei Hans?’
‘Tegen Mams heeft hij gezegd, dat de professor een schooier was. Hij had twee
maanden met hun gereisd, en Hans had alle mogelijke werkjes voor hem moeten
opknappen...’
Ze proestten alle drie. ‘En daarom had hij natuurlijk niet kunnen werken.’
‘Dat was natuurlijk niet waar,’ zei grote Renée.
‘Nee, natuurlijk niet. De professor heeft best doorgehad, dat Hans helemaal niet
werkte, omdat hij zo helemaal weg was van Ronnie.’
‘Dan is het nog vrij crû om hem te laten bakken.’ Dat vond kleine Renée.
‘O maar bij de professor komt de liefde op het allerlaatst.’
‘En wat doet hij nu?’ vroeg grote Renée.
‘Nu vost hij hard. Tenminste, dat schreef Ronnie. En ook, dat het een hele dag
was uitgeweest.’
‘Waarom?’ wilden grote en kleine Renée weten. Hans zat er bij, alsof hij ver van
alle liefdesdrama's verwijderd was.
‘Omdat Hans niet meer naar de professor toewilde. Ik bedoel bij Ronnie thuis.
Maar nu is het weer in orde.’
‘Gelukkig maar. Ik vond Ronnie een schat.’
‘Ja, dat is ze ook.’
Toen ik later naar huis fietste, kwam ik Wim en Mol tegen in Wim's kleine
sportwagen. Mol leunde opzichtig tegen Wim's schouder, en Wim stuurde met één
hand.
‘Wees maar voorzichtig,’ gilde ik in het voorbijgaan. En ik ijsde een beetje voor
de situatie, die ik thuis zou vinden. Maar, dat viel nogal mee. Er heerste in elk geval
stilte. En, tegelijk met mij, arriveerde er een buurman van zestig, die vrijgezel is, en
die alleen over rozen en vogels kout. Dus ik verdween spoorslags. Maar, toen ik al
in bed lag, kwam Mams bij me binnen.
‘Slaap je al Joop?’
‘Nee Jopie,’ zei ik. ‘Dat is een domme vraag.’
Ze ging op mijn sponde zitten. Ze zei: ‘Wat zie je er lief uit, kind.’
Ik vroeg: ‘Was van der Meer vervelend?’
‘O nee, hij heeft nu een nieuwe hobby.’
‘Wat dan?’
‘Orchideeën.’
‘Kostbaar. Verveelt hij Paps daar nu mee?’
‘Och vervelen... Zeg schat, wat heb ik opgehoord van jouw balletaanleg.’
‘Ja,’ zei ik bescheiden. ‘Of aanleg... dat weet ik nog zo net niet.’
‘Maar Wim was verrukt!’
‘Ja. Dat is wel zo.’ Ik schoof naar Mams toe. ‘Ik zou het zo zalig vinden, om naar
de balletschool te gaan. Dan zou ik nooit hoeven trouwen.’
‘Hebt U vroeger ook zo geleden, toen U niet naar de Toneelschool mocht?’
Mams sloeg haar arm om me heen. ‘Ik zal met Paps praten. Maar ik stel er mij
vrij weinig van voor Joop. In elk geval, als je naar de huishoudschool gaat, doe dan
je best.’
Ik werd meteen triest. ‘Maar, U begrijpt toch wel, dat het meteen moet. Anders
word ik veel te oud.’
‘Maar schat, je begrijpt toch wel, dat ik het ook niet goedkeur, dat je er een beroep
van maakt.’
‘Maar wat dan?’ jammerde ik.
‘Nu, dat je danst als... ja, hoe moet ik dat zeggen, meer als ontspanning bedoel
ik.’
Ik sloeg de armen om mijn knieën. Ik legde mijn hoofd op mijn knieën. Ik had in
mijn hart helemaal niets verwacht. Dan was, wat Mams voorstelde, toch meegenomen.
‘Weet je wel, toen je vroeger rythmische gymnastiek deed bij Juffrouw Spanjaard,
hoe verrukt Juffrouw Spanjaard van je was.’
‘O, maar dat was een naar mens.’
‘Hè Joop, helemaal niet. Ze was streng, geloof ik. Maar ik weet nog best, dat zij
zei, dat jij verreweg de beste van het klasje was. En na jou kwam Meta Schuilenburg.’
Ik leefde op. ‘Meta Schuilenburg is ook op de balletschool. Tenminste, ze wàs er.
Verleden jaar, toen Renée er ook was.’
‘Waarom gaat Renée dit jaar niet?’
‘Liefde,’ zei ik koel en onverschillig.
‘Nu Jopie, ik zal er nog met Paps over praten.’
‘Hebt U vroeger ook zo geleden, toen U niet naar de Toneelschool mocht?’
Mams lachte. ‘Lijd jij dan nu baby?’
‘Ja, in stilte.’ Maar vlug zei ik nog: ‘Ik vind het toch prettig, dat U er zo tegenover
staat Mams.’
‘En, toen ik aan het toneel wilde, was er niemand, die op mìjn hand was. Of het
zouden de vriendinnen geweest moeten zijn.’
Ik bekende droef: ‘Ja, dat was nog erger.’
‘Zul je nu gaan slapen Jopie?’
‘Nee, ik zal nog uren wakker liggen. En denken aan wat had kunnen zijn.’ Maar
toen lachte Mams, en deed het schemerlampje naast mijn bed uit, wat ik prompt weer
aanstak, toen de deur achter haar was dichtgevallen...
*
**
En nu is de kogel door de kerk. Paps heeft genadig toegestemd, dat, als ik met
Kerstmis met een heel goed rapport
thuiskom, dat ik dan een cursus op de balletschool mag meemaken. ‘Indien het
In document
Cissy van Marxveldt, De dochter van Joop ter Heul · dbnl
(pagina 135-142)