• No results found

Termijnen en doorlooptijd: samenhangen op zaakniveau De tabellen 30 en 31 tonen de doorlooptijd in zaken, uitgesplitst naar de

In document Het recht in betere tijden (pagina 191-194)

7.3 Toetsing van de veronderstelde relaties

7.3.2 De gerealiseerde verkorting van termijnen

7.3.3.1 Termijnen en doorlooptijd: samenhangen op zaakniveau De tabellen 30 en 31 tonen de doorlooptijd in zaken, uitgesplitst naar de

tijd die gemoeid is met respectievelijk het nemen van de conclusie van antwoord en het wijzen van een eindvonnis. De selectie van zaken is gelijk aan die in tabel 25.

Tabel 30 De relatie tussen duur van antwoordtermijn en totale doorlooptijd

n mediaan gemiddelde 90ste percentiel conclusie van antwoord binnen

6 weken 1.332 245 360 804

conclusie van antwoord binnen

12 weken 1.985 287 402 861

conclusie van antwoord na

12 weken 1.433 610 642 1133

totaal 4.749 349 462 974

In de tabel uitsluitend zaken waarbij tussen rolzitting en conclusie van antwoord ten minste één dag zit. Zaken die instroomden vóór 2000, en afdoeningen in het kader van opruimacties of parkeerrolzit-ting zijn buiten beschouwing gelaten.

Tabel 31 De relatie tussen duur van vonnistermijn en totale doorlooptijd

n mediaan gemiddelde 90ste percentiel

eindvonnis binnen 6 weken 464 315 414 841

eindvonnis binnen 12 weken 469 371 471 925

eindvonnis na 12 weken 511 628 567 1071

totaal 1.444 427 508 953

In de tabel uitsluitend zaken waarbij tussen rolzitting en conclusie van antwoord ten minste één dag zit. Zaken die instroomden vóór 2000, en afdoeningen in het kader van opruimacties of parkeerrol-zitting zijn buiten beschouwing gelaten.

Alle doorlooptijdverschillen in de tabellen 30 en 31 zijn significant op 0,000 niveau (getoetst op de logaritme van de doorlooptijd). De veron-derstelde relatie tussen de duur van veelvoorkomende handelingen in de procedure en de totale doorlooptijd bestaat dus. Een procedure waarin de conclusie van antwoord vlot wordt genomen, of een eindvonnis vlot wordt gewezen, is over het algemeen ook een vlotte procedure. Het door-looptijdverschil tussen zaken waarin de conclusie van antwoord na zes en twaalf weken wordt genomen is exact de duur van die termijn (voor zowel het gemiddelde als de mediaan). Tabel 32 toont de correlaties van de antwoord- en vonnistermijn met de totale doorlooptijd.

Tabel 32 De samenhang (Pearsoncorrelatie) van de antwoord- en de vonnistermijn met de totale doorlooptijd

alle contradictoire zaken

recente zaken (na 1999 aangebracht) tijd gemoeid met conclusie van

antwoord

0,425* 0,367*

tijd gemoeid met wijzen van vonnis 0,309* 0,351*

In de tabel uitsluitend zaken waarbij tussen rolzitting en conclusie van antwoord ten minste één dag zit. Afdoeningen in het kader van opruimacties of parkeerrolzitting zijn buiten beschouwing gelaten. * = significant op 0,000 niveau.

Uit de rechterkolom van tabel 32 blijkt dat indien de analyse wordt beperkt tot meer recente zaken (aangebracht na 1999) de relatie tussen de antwoordtermijn en de doorlooptijd zwakker wordt. De verklaring daar-voor is dat in de zaken die vóór 2000 werden aangebracht (en dus lange doorlooptijden hebben) vaker zeer lange antwoordtermijn voorkomen; aldus ontstaat een sterker statistisch verband tussen antwoordtermijn en totale doorlooptijd. Voor wat betreft de vonnistermijn wordt het verband juist sterker indien de analyse wordt beperkt tot recentere zaken. Anders dan de conclusies van antwoord zijn de eindvonnissen, ongedacht de totale doorlooptijd van de zaak, allemaal in 2003 gewezen; in dit geval vergroot de selectie van recente zaken de homogeniteit.

Het onderling verband tussen de tijd die is gemoeid met het nemen van de conclusie van antwoord en het wijzen van vonnis is zwak: de Pearsoncor-relatie bedraagt 0,097.

Regressieanalyse op zaaksniveau

Tabel 33 toont de enkelvoudige regressies voor de relatie tussen de tijd die gemoeid is met veelvoorkomende ‘handelingen’ in de procedure en de totale doorlooptijd. De term ‘handeling’ is eigenlijk niet adequaat, omdat ook de periode die verstrijkt tussen de conclusie van antwoord en de com-paritie na antwoord is opgenomen.

Tabel 33 Enkelvoudige regressie van veel voorkomende handelingen en de totale doorlooptijd van de procedure

R R2 adj. df F significantie

rolzitting – antwoord 0,425 0,180 3982 877,5 0,000

antwoord – cna 0,132 0,017 2288 40,9 0,000

antwoord – repliek 0,366 0,133 1528 236,1 0,000

fourneren – vonnis 0,309 0,095 1028 108,5 0,000

Selectie: contradictoire zaken met conclusie van antwoord, met antwoordtermijn > 0 dagen, excl. afdoeningen van parkeerrol en opruimacties.

Uit de tabel blijkt dat de tijd die gemoeid is met veelvoorkomen stappen in de procedure matige voorspellers zijn voor de totale doorlooptijd van de procedure. De tijd die gemoeid is met het nemen van de conclusie van antwoord blijkt de meeste variantie te kunnen verklaren: 18%. Dat afzon-derlijke termijnen zulke matige voorspellers zijn voor de totale duur van de procedure wijst er op dat de tijd die wordt genomen voor één specifieke handeling weinig representatief is voor de vaart waarmee de totale procedu-re wordt afgehandeld. Van een groteprocedu-re invloed zijn zonder twijfel het aantal stappen dat een procedure doorloopt en of daar bepaalde, zeer tijdrovende stappen bij zijn, zoals het verrichten van onderzoek tijdens de procedure. Een sterkere relatie tussen de tijd gemoeid met veelvoorkomende hande-lingen in de procedure en de totale doorlooptijd zou moeten worden gevonden wanneer de analyse wordt verricht op, qua processtappen, meer homogene groepen zaken. Of op relatief ongecompliceerde zaken, waarin behalve de standaard procestappen, weinig gebeurt. In tabel 34 is de voorspelkracht van de duur van veelvoorkomende handelingen weerge-geven voor een aantal eenvoudige procedurele varianten. Het gaat daarbij om zaken eindigend met een eindvonnis en zonder speelveldwijziging of onderzoek tijdens de procedure.

Uit tabel 34 blijkt dat als een belangrijk deel van de variantie wordt uitge-schakeld, de duur van afzonderlijke handelingen tijdens de procedure een behoorlijke tot hoge verklaringskracht heeft. Maar tegelijk blijkt – uit de aantallen zaken in de rechterkolom – dat bij het uitschakelen van die vari-antie nog maar weinig zaken overblijven waarvoor het procedureverloop op basis van termijnen kan worden voorspeld.

Tabel 34 Verklaarde variantie van totale doorlooptijd uit de duur van termijnen in eenvoudige procedures

procedureverloop R2 adj. aantal

eis – antwoord – cna – eindvonnis 0,320 231

eis – antwoord – cna – repliek – eindvonnis 0,516 132

eis – antwoord – repliek – eindvonnis 0,893 40

Selectie: zaken met antwoord en eindvonnis, zonder speelveldwijziging of onderzoek tijdens de proce-dure. Afdoeningen van parkeerrol of opruimacties zijn buiten beschouwing gelaten.

7.3.3.2 Termijnen als verklaring voor doorlooptijdverschillen tussen

In document Het recht in betere tijden (pagina 191-194)