• No results found

De samenhang tussen zaakkenmerken en doorlooptijd

In document Het recht in betere tijden (pagina 161-168)

In deze paragraaf wordt ingegaan op de samenhang tussen de doorloop-tijd en kenmerken van de geschillen die voor de rechter worden gebracht. Deze ‘zaakkenmerken’ zijn karakteristieken die al voorafgaand aan de gang naar de rechter vastliggen: de partijconstellatie, de aard van het geschil en het financieel belang. De analyse is gebaseerd op de afdoenin-gen uit 2003.

Tabel 8 Partijconstellatie in bodemzaken civiele sector eiser(s) gedaagde(n) natuurlijke personen rechts-personen

overheden combinaties totaal

alleen natuurlijke perso(o)n(en) 20,1% 9,1% 1,3% 2,3% 32,8%

alleen rechtsperso(o)n(en) 35,2% 22,6% 0,7% 4,8% 63,3%

alleen overhe(i)d(en) 1,1% 0,5% 0,0% 0,1% 1,8%

combinatie 0,7% 0,9% 0,1% 0,4% 2,0%

totaal 57,0% 33,2% 2,1% 7,7% 100%

Tabel 9 Doorlooptijd (mediaan, in dagen) in contradictoire bodemzaak met conclusie van antwoord, onder verschillende partijconstellaties eiser(s) gedaagde(n) natuurlijke personen rechts-personen

overheden combinaties totaal

alleen natuurlijke perso(o)n(en) 405 489 423 581 433

alleen rechtsperso(o)n(en) 356 393 636 407 390

alleen overhe(i)d(en) 433 497 1328 795 497

combinatie 656 475 463 552 492

totaal 392 419 503 475 413

Met betrekking tot de partijconstellatie zijn de eisers en gedaagden in vier groepen verdeeld, die we kort aanduiden met ‘natuurlijke personen’, ‘rechtspersonen’, ‘overheid’ en ‘combinatie’.89

Tabel 8 toont de mate waarin de zestien verschillende partijconstellaties die op basis van onze indeling kunnen worden gevormd, voorkomen. Uit die tabel blijkt dat de meeste procedures voor de rechter worden gebracht door rechtspersonen (63,3%). De meestvoorkomende partijconstellaties zijn rechtspersoon versus natuurlijke persoon (35,2%) en rechtspersoon versus rechtspersoon (22,6%). Overheden komen slechts vrij beperkt voor. Tabel 9 toont de mediane doorlooptijd in contradictoire zaken met een conclusie van antwoord. De verschillen in doorlooptijd bij de verschil-lende partijconstellaties zijn getoetst op significantie (bijlage 9, tabel 9.2). Binnen de hoofdgroepen blijkt er een significant verschil te zijn tussen de constellaties ‘natuurlijk persoon (eiser) versus rechtspersoon (gedaagde)’ en ‘rechtspersoon (eiser) versus natuurlijk persoon (gedaagde)’. Van de

89 Bij een ‘combinatie’ is er sprake van meerdere eisers of meerdere gedaagden, van uiteenlopende signatuur. In de regel bestaat zo’n combinatie uit een natuurlijke persoon en een rechtspersoon. Zo komt het bij geschillen met bedrijven vaak voor dat naast het bedrijf (rechtspersoon) ook de eigenaar of directeur zelf (natuurlijke persoon) wordt gedaagd.

constellaties met overheden en combinaties (in de toets als één groep behandeld) wijken de doorlooptijden significant af van alle andere, met uitzondering van ‘natuurlijke persoon versus rechtspersoon’.

Waarover procedeert men?

De aard van het geschil kan op tal van manieren worden ingedeeld. De rolkaarten bevatten een zaaktypering die is gebaseerd op wetboeken en rechtsartikelen; er kunnen ruim 150 zaaktypen mee worden onderschei-den. Veel daarvan komen ook daadwerkelijk in de steekproef voor, maar in zodanig kleine aantallen dat ze zich niet lenen voor afzonderlijke sta-tistische analyse. Het kan als tekenend worden beschouwd voor de grote verscheidenheid aan geschillen die als handelszaak voor de rechter kun-nen worden gebracht. In tabel 10 zijn de zes typeringen weergegeven die het meest werden gebruikt. Dit zijn de enige typeringen die in percentages boven de 2% uitkomen; tezamen omvatten ze ruim 60% van de zaken. Er bestaat een duidelijke samenhang tussen de aard van zaken en de partijconstellatie. De zaaktypen ‘koop anderszins’, ‘verrichten diensten/ werkzaamheden’ en ‘verbruikleen’ zijn zaken die overwegend (in meer dan 80% van de gevallen) door rechtspersonen worden aangebracht. De categorie ‘verbruikleen’ is zeer homogeen wat betreft de partijconstellatie: in 85% van deze zaken daagt een rechtspersoon een natuurlijke persoon. In dergelijke zaken zal het veelal gaan om banken en creditcardmaat-schappijen die in actie komen tegen achterstallige aflossingen. Tabel 10 De zes meestgebruikte zaaktyperingen in bodemzaken

bijzondere overeenkomst; verrichten diensten/werkzaamheden 19,1%

bijzondere overeenkomst; verbruikleen (geldlening) 17,5%

bijzondere overeenkomst; koop anderszins 9,0%

verbintenissenrecht; onrechtmatige daad* 7,8%

vermogensrecht; verdeling gemeenschap huwelijk/samenleving 4,8%

bijzondere overeenkomst; koop onroerende zaak 4,4%

* Onrechtmatige daad wordt in het systeem van zaaktypering nader onderverdeeld in subcatego-rieën als beroepsaansprakelijkheid en productaansprakelijkheid; in de tabel zijn alle subcategosubcatego-rieën samengenomen.

Procedures over de verdeling van gemeenschap zijn – niet verrassend – het exclusieve domein van natuurlijke personen. In procedures over de koop van onroerende zaken is in 63% van de gevallen zowel eiser als gedaagde een natuurlijk persoon. Procedures over een onrechtmatige daad zijn het meest gemêleerd wat betreft de partijconstellatie. In deze zaken komen natuurlijke personen en rechtspersonen, als eiser en als gedaagde, in ongeveer gelijke mate voor. Tabel 11 toont de relatie tussen de aard van de geschillen en de doorlooptijd. Het betreft contradictoire zaken waarin een conclusie van antwoord is genomen. De tabel toont

aanzienlijke verschillen in doorlooptijd tussen verschillende typen zaken. Uit de mediane doorlooptijden blijkt dat zaken met betrekking tot een onrechtmatige daad relatief lang duren; dat is in lijn met ouder onderzoek (Van Duyne, 1987). Maar wat ook blijkt, is dat zaken die niet tot de ‘bulk’ behoren (in de tabel weergegeven als ‘overige zaken’), eveneens meer tijd vergen dan zaken die in grotere getale instromen. Gemiddelde en 90ste

percentiel liggen zelfs boven die in zaken betreffende een onrechtmatige daad. Uit de significantietoets (zie bijlage 9, tabel 9.3) blijkt dat de door-looptijd in onrechtmatige-daadzaken en zaken in de restcategorie niet significant van elkaar verschillen, maar wel van vrijwel alle andere zaaks-typen die in tabel 11 worden onderscheiden.

Tabel 11 De doorlooptijd, in dagen, in contradictoire zaken met een conclusie van antwoord, naar zaaktype

mediaan gemiddeld 90ste percentiel

bijzondere overeenkomst; verbruikleen

316 522 1.273

bijzondere overeenkomst; verrichten diensten/werkzaamheden

329 527 1.113

bijzondere overeenkomst; koop onroerende zaak

351 504 1.162

vermogensrecht; verdeling gemeenschap huwelijk/samenleving

365 536 1.216

bijzondere overeenkomst; koop anderszins 392 640 1.433 overige zaken 488 739 1.659 verbintenissenrecht; onrechtmatige daad 538 689 1.418

Het financieel belang

In 1999 is de competentiegrens van de kantonrechter opgetrokken tot 10.000 gulden en vervolgens in 2002 tot 5.000 euro. Voorts worden sinds 2002 appèlzaken tegen vonnissen van de kantonrechter niet meer door de civiele sector van de rechtbank behandeld. Onder de afdoeningen uit het najaar van 2003 kunnen dus nog zaken met een financieel belang van minder dan € 5.000 voorkomen. Uit tabel 12 blijkt inderdaad dat in een klein deel van de afgedane zaken het financieel belang onder de in 2003 geldende competentiegrens ligt.

Het gemiddeld geëiste bedrag is € 82.408, de mediaan bedraagt € 14.727.90

Het hoogste bedrag in de steekproef bedraagt ruim 26 miljoen euro. In de helft van de zaken blijft het geëiste bedrag onder de 15.000 euro. In 40% van de zaken ligt dit bedrag tussen 15.000 en 100.000 euro, en in 10% boven de 100.000 euro.

Tabel 12 Verdeling van het financieel belang in bodemzaken, met cumulatieve percentages geldbedrag in euro cumulatief percentage geldbedrag in euro cumulatief percentage tot 5.000 2,3% tot 30.000 73,3% tot 7.500 19,5% tot 40.000 79,4% tot 10.000 33,6% tot 50.000 83,1% tot 12.500 42,9% tot 75.000 88,1% tot 15.000 50,7% tot 100.000 90,6% tot 20.000 61,0% tot 250.000 95,6% tot 25.000 68,4% tot 1.000.000 99,0%

De gegevens in tabel 12 zijn gepercenteerd op alle zaken met een geregistreerd financieel belang.

De geëiste bedragen variëren naar de aard van het geschil. Zo worden in zaken met betrekking tot een onrechtmatige daad relatief hoge bedragen geëist (mediaan 26.294 euro, gemiddelde 160.241 euro). Dat is aanzienlijk meer dan bij procedures met betrekking tot verbruikleen (mediaan 13.567, gemiddelde 30.701) en procedures met betrekking tot verrichte diensten en werkzaamheden (mediaan 12.409, gemiddelde 47.529). De hoogste claim in de steekproef, van ruim 26 miljoen euro, behoort overigens wél tot die laatstgenoemde categorie.

Naarmate de geclaimde bedragen hoger zijn, neemt het percentage van zaken dat door natuurlijke personen voor de rechter wordt gebracht toe. Bij de gedaagden neemt juist het percentage rechtspersonen toe naarmate het financieel belang hoger is. Zo is de in bodemprocedures meestvoor-komende partijconstellatie, rechtspersoon daagt natuurlijke persoon, goed voor de helft van de zaken met een financieel belang van minder dan 10.000 euro. Bij zaken met een financieel belang boven de 25.000 euro is dat ‘slechts’ 26,3%. De meest voorkomende partijconstellatie in zaken met een financieel belang hoger dan 25.000 euro is die van rechtspersoon versus rechtspersoon.

90 De gegevens zijn gepercenteerd op zaken met een geregistreerd financieel belang (inclusief verstek). Voor 82,5% van de zaken in de steekproef is zo’n bedrag op de rolkaart geregistreerd. In andere gevallen is er ofwel sprake van een niet in een geldbedrag uit te drukken belang, of heeft er geen registratie plaatsgevonden. Per arrondissement varieert het percentage zaken waarin geen financieel belang werd gespecificeerd van 9% tot 24%.

Teneinde te toetsen of het financieel belang van significante invloed is op de doorlooptijd in (contradictoire) zaken, zijn de zaken in vier groepen verdeeld: een groep van zaken zonder gespecificeerd belang, een groep van zaken met een financieel belang tot 10.000 euro, een groep met een belang tussen 10.000 en 25.000 euro en een groep met een belang hoger dan 25.000 euro.

Tabel 13 toont de doorlooptijd in elk van deze categorieën.

Tabel 13 Doorlooptijd in contradictoire zaken met antwoord, naar financieel belang

mediaan gemiddeld 90ste percentiel N financieel belang tot en met

10.000 euro 253 481 1071 1097

financieel belang van 10.000 tot en met 25.000 euro

308 533 1169 1303

financieel belang hoger dan

25.000 euro 497 733 1565 1918

geen financieel belang

gespecificeerd 580 745 1589 1529

Uit de significantietoets (bijlage 9, tabel 4) blijkt dat, op één uitzondering na, de doorlooptijdverschillen naar financieel belang statistisch signifi-cant zijn. Geen signifisignifi-cant verschil is er tussen zaken met een financieel belang boven de 25.000 euro en zaken zonder een gespecificeerd financi-eel belang.

De relatief lange doorlooptijd in die laatste categorie zaken trekt de aandacht. Uit de relatief lange doorlooptijden blijkt dat het niet specifice-ren van een financieel belang geen random (niet-)registratie-effect is. In een aantal specifieke zaakstypen komen hoge percentages zaken zonder geregistreerd financieel belang vaak voor. Het betreft procedures op het terrein van onteigening, verzet dwangbevel, ruilverkaveling, erfrecht en intellectueel eigendom. Qua hoeveelheid zaken doen vermogensrecht, zakelijke rechten en procesrecht een forse duit in het zakje.

Zaakkenmerken als verklaring voor doorlooptijden

In hoeverre kan de doorlooptijd worden verklaard uit de hier behandelde zaakkenmerken? Om die vraag te beantwoorden is een regressie-analyse uitgevoerd. Figuur 31 toont de indicatoren voor de ‘zwaarte’ van zaken die in deze analyse worden gebruikt. Het zijn kenmerken die in het voor-gaande indicatief bleken voor lange, of juist relatief korte doorlooptijden. Alle zaakkenmerken hangen onderling samen; het zijn bescheiden, maar in alle gevallen statistisch significante samenhangen (Pearson correlaties van -0,290 tot +0,197).

Figuur 31 Zaakkenmerken zoals onderscheiden voor analyse van caseload

zaaktype type 1 percentage routinezaken

type 2 percentage ‘non-routine’zaken (de categorieën ‘onrechtmatige daad’ en ‘overige’ uit tabel 11) partijconstellatie partij 1 percentage zaken met rechtspersoon (eiser) versus

natuurlijke persoon (gedaagde)

partij 2 percentage zaken met overheden en combinaties (als eiser of gedaagde)

geldbedrag geld 1 percentage zaken met financieel belang tot 10.000 euro geld 2 percentage zaken met financieel belang van 10.000 tot

25.000 euro

geld 3 percentage zaken met financieel belang vanaf 25.000 euro geld 4 percentage zaken zonder gespecificeerd financieel belang

Tabel 14 toont het procesverloop van zaken met de in figuur 31 onder-scheiden kenmerken, zowel voor het totaal van zaken, als voor contradic-toire zaken alleen. Bij wijze van referentie zijn de percentages ongeacht zaakskenmerken in de rechterkolom gespecificeerd. Zo toont de derde rij dat over het totaal van zaken 39,2% verstek gaat (het percentage in de meest rechtse kolom), terwijl van de zaken zonder gespecificeerd financi-eel belang (onder ‘geld4’) slechts 8,8% verstek gaat.

Uit de tabel blijkt dat karakteristieken van zaken met lange doorlooptij-den (in contradictoire zaken) tevens karakteristieken zijn van zaken met een laag verstekpercentage. De karakteristieken blijken dus een algemene indicatie voor de zaakszwaarte te leveren. Alleen ‘partij 1’ (zaken met een rechtspersoon als eiser en een natuurlijke persoon als gedaagde), onttrekt zich enigszins aan dat beeld: in deze categorie gaat een zeer hoog percentage van de zaken verstek, maar wanneer het tot een contradictoire behandeling komt, wijkt de procesgang niet sterk af van een ‘doorsnee’ bodemzaak.

Tabel 15 specificeert de verklaringskracht van de zaakvariabelen voor de doorlooptijd over alle zaken (inclusief verstekzaken) en voor contra-dictoire zaken afzonderlijk. Indien het verloop van alle zaken wordt bezien, kan 30% van de variantie in doorlooptijd worden verklaard uit de zaakskenmerken. Voor de doorlooptijd in contradictoire zaken is de verklaringskracht van zaakkenmerken beperkt. Slechts 5% van de door-looptijdvariantie in contradictoire zaken kan vanuit de zaakkenmerken worden verklaard.

Tabel 14 Het procesverloop in zaken met verschillende zaakkenmerken

type1 type2 partij1 partij2 geld1 geld2 geld3 geld4

ongeacht zaakkenmerken berekend over alle zaken

verstekpercentage 50,6 19,8 69,7 20,7 56,1 50,5 26,2 8,8 39,2 percentage contradictoir eindvonnis 21,8 40,2 13,8 43,7 15,2 22,2 38,0 46,8 30,5 percentage royementen 26,8 38,9 15,3 32,3 26,7 25,9 34,1 44,2 28,2

alleen contradictoire zaken percentage contradictoir eindvonnis 48,5 57,5 54,8 57,2 41,6 48,8 57,0 58,6 52,7 percentage royementen 50,0 40,7 43,3 40,5 57,0 49,6 41,0 40,4 45,8

percentage met cna 60,3 44,0 51,1 41,8 64,2 60,4 43,6 42,5 50,9

percentage met

repliek 27,9 39,4 30,1 41,8 18,4 28,0 45,2 37,5 34,3

Tabel 15 Regressieanalyse voor de relatie van zaakkenmerken en doorlooptijd (op zaakniveau)

Model R R2 adj df F significantie

alle zaken (contradictoir en verstek) 0,549 0,301 7756 837,67 0,000

alleen contradictoire zaken 0,228 0,051 4620 63,42 0,000

In document Het recht in betere tijden (pagina 161-168)