• No results found

De functie van civiele rechtspraak

In document Het recht in betere tijden (pagina 36-39)

2.2 Civiele rechtspleging als functioneel proces

2.2.1 De functie van civiele rechtspraak

Het eerste houvast bij het ordenen van relaties binnen het rechtsplegings-systeem, is de functie die het systeem vervult ten opzichte van haar omge-ving. Uit de hoeveelheid publieke middelen die jaarlijks in dit systeem wordt geïnvesteerd moge blijken dat het kennelijk een belangrijke – zo niet: onmis-bare – functie in de maatschappij vervult. Het antwoord op de vraag wat die maatschappelijke functie dan precies is, levert automatisch het belangrijkste criterium om de werking van het systeem te beoordelen: het systeem werkt beter naarmate het haar maatschappelijke functie beter vervult.

Over wat de functie van recht en rechtspraak is, bestaan verschillende opvattingen. In deze studie wordt onderscheid te worden gemaakt tussen (de functies van) recht, rechtspleging en rechtspraak.

De functie van het recht (in brede zin) wordt in deze studie opgevat als het bieden van veiligheid, bescherming, stabiliteit en zekerheid. Rechtsregels stellen beperkingen aan de handelingsvrijheid van burgers, bedrijven en overheden, om de ontwikkeling van de maatschappij als geheel te stimuleren alsmede de ontplooiingsmogelijkheden voor individuen. In de democratische rechtstaat komen de regels onder democratische controle tot stand. Recht kan worden beschouwd als een sociaal contract tussen individu en samenleving: de regels bepalen het kader waarbinnen het individu vrij is om te handelen en beschermd wordt tegen eventuele ande-ren die de regels niet respecteande-ren.

De functie van de civiele rechtspleging in handelsgeschillen levert private partijen de alledaagse bescherming van hun rechten in de sociale en economische relaties die zij met elkaar aangaan. De zekerheid (of: het vertrouwen) dat de naleving van een contract kan worden afgedwongen, een verschuldigde betaling zal worden verricht of een geleden schade zal worden vergoed, is een voorwaarde voor veel alledaagse economische activiteit. De boer zaait in het voorjaar zijn akker, in de zekerheid dat hij ook degene is die in het najaar mag oogsten.

De civiele rechtspraak vervult een specifieke rol binnen de rechtspleging: het beslechten van geschillen9 en het toekennen van rechten in concrete situ-aties. De rechtspraak handelt daarbij niet pro-actief, maar komt in actie als een rechtzoekende daarom vraagt. De taak van de rechtspraak strekt zich uit tot het bepalen wie in het specifieke geval recht heeft en het voeren van de regie in de procedure. Een rechterlijke uitspraak legitimeert het gebruik van dwangmiddelen, zoals het leggen van beslag. Het daadwerkelijk ‘effectueren’ van het recht is echter geen taak van de rechtspraak.

Het beslechten van geschillen binnen de kaders van de civiele rechtspraak kent verschillende nuttige ‘bijwerkingen’, die door sommigen ook als zelf-standige functie worden aangeduid. In de rechtspraak wordt de

slag gemaakt van algemene wettelijke regels naar concrete situaties. De rechtspraak preciseert daarmee de normen. Die werken ook door naar de geschilbeslechting buiten de rechtspraak. Rechtspraak formuleert in die zin ook zelf normen. In sommige rechtsculturen vindt de normstelling en de rechtsontwikkeling zelfs overwegend binnen de rechtspraak plaats, en worden die ook algemeen tot de functies van de rechtspraak gerekend. Veel economen schrijven aan de civiele rechtspraak een ‘preventieve’ functie toe. In de Verenigde Staten heeft de civiele rechtspleging ook formeel die functie, maar in Nederland niet. Desalniettemin kan ook in de Nederlandse situatie worden beargumenteerd dat het bekrachtigen van regels via rechtspraak tot minder overtreding van die regels zal leiden. Als referentiepunt voor de functie van civiel recht en rechtspraak geldt in deze studie hetgeen dit recht in de brede maatschappij beoogt te bewerk-stelligen. Als primaire functie van de rechtspraak in handelszaken wordt het, reactief, beslechten van geschillen aangenomen. Andere ‘functies’ (zoals normering, rechtsontwikkeling en preventie) worden als nuttige bijwerkingen van die primaire functie beschouwd. Als functie van het civiele recht in brede zin wordt het bieden van zekerheid en bescherming aangenomen; de civiele rechtspraak dient haar specifieke functie op zoda-nige wijze uit te voeren dat tevens wordt bijgedragen (en geen afbreuk wordt gedaan) aan de vervulling van die algemene functie van het civiele recht.

Uit de functie van de civiele rechtspleging kunnen verschillende criteria voor de effectiviteit ervan worden afgeleid. Ons uitgangspunt zal zijn dat de civiele rechtspleging effectiever is naarmate die de geschillen die voor de rechter worden gebracht beter en sneller weet te beslechten. ‘Beter’ beslechten betekent: naarmate, als resultaat van de rechtsgang, barrières in het sociaal en economisch verkeer meer worden weggenomen en meer wordt bijgedragen aan het bevestigen of versterken van zekerheid en veiligheid.

Of de rechtspraak effectief is, blijkt uit hetgeen de uitkomsten ervan in de bredere maatschappij bewerkstelligen. Die effecten zijn echter diffuus en moeilijk waarneembaar. Ze leveren geen praktisch bruikbaar referen-tiekader voor deze studie. In hoofdstuk 5 zullen meer outputgerelateerde normen worden afgeleid om het functioneren van de rechtspleging in handelszaken te beoordelen. Die liggen naast doorlooptijd op het terrein van kwaliteit en efficiency.

De functie van civiele rechtspleging vanuit partijperspectief

Blankenburg en Rogowski (1983) ontwikkelden een functionele typering van civiele rechtspraak, gebaseerd op de verschillende functies die het beroep op de rechter voor de partijen kan hebben – afhankelijk van de vraag of hun procesdoel gelijk of strijdig is, en de voorspelbaarheid van de uitkomst. Dat levert vier typen op, zoals weergegeven in figuur 5.

Figuur 5 Functies van de civiele rechtspraak (Blankenburg en Rogowski)

Procesdoel Voorspelbaarheid van de uitkomst

zeker onzeker

gemeenschappelijk quasi-notariële functie bemiddelingsfunctie

strijdig rechtsdoorzetting beslissingsfunctie

Onder de vier functies verstaan Blankenburg en Rogowski het volgende: – De rechtsdoorzettingsfunctie. Hierbij gaat het er primair om dat een benadeelde partij een executoire titel verkrijgt, waarmee zijn weder-partij tot nakoming van een verplichting kan worden gedwongen. – De quasi-notariële functie. Hierbij is er feitelijk geen geschil tussen de

partijen, maar is een door de rechter bekrachtigde uitspraak nodig, zoals bij een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding.

– De bemiddelingsfunctie. Indien partijen niet zelfstandig tot een verge-lijk kunnen komen, kan een gerechteverge-lijke procedure het kader bieden waarin dit alsnog gebeurt.

– De beslissingsfunctie. Indien partijen niet tot een vergelijk kunnen komen, hakt uiteindelijk de rechter de knoop door.

De rechtsdoorzettings- en de quasi-notariële functies zijn – voor bepaalde typen zaken – een exclusief domein van de rechter. Voor de bemiddelings- en beslissingsfunctie geldt dat niet: geschilhebbers zullen in veel gevallen eerst laagdrempeliger voorzieningen beproeven, alvorens zich tot de rech-ter te wenden.

Of de bemiddelingsfunctie en beslissingsfunctie werkelijk verschillende functies zijn is twijfelachtig. In deze studie wordt aangenomen dat het twee methoden betreft waarmee wordt getracht een zelfde functie te vervullen.

Reiling (2003) geeft een grove schatting van de mate waarin de door Blan-kenburg onderscheiden functies in civielrechtelijke procedures aan de orde zijn: respectievelijk in 38, 38, 12 en 12% van de zaken. Van Velthoven en Ter Voert (2004b) schatten, op basis van de geschilbeslechtingsdelta, dat voor het totaal van geschillen – waarvan het overgrote deel buitenge-rechtelijk wordt afgehandeld – de verhouding op 8, 8, 43 en 41% ligt. Met andere woorden: indien partijen behoefte hebben aan rechtsdoorzet-ting of de quasi-notariële functie zullen ze relatief vaak een beroep op de rechter (moeten) doen. Indien er primair behoefte is aan bemiddeling of beslissing, zal dat overwegend buiten de rechter om gebeuren.

De quasi-notariële functie wordt vrijwel exclusief door kantonrechters uitgeoefend – of volledig exclusief als we de operationalisering van Reiling volgen. De functie die de civiele sectoren bij het behandelen van bodem-zaken vervullen liggen op het terrein van rechtsdoorzetting, bemiddeling en beslissing. Getalsmatig verhouden die functies zich, uitgaande van

Reilings aannames als 38% (verstekzaken – rechtsdoorzetting), 29,4% (royement in contradictoire zaken – bemiddeling) en 28,9% (vonnis in contradictoire zaken – beslissing).10 De resterende zaken (voornamelijk ingetrokken zaken, 2,8% en zaken die worden beïndigd naar aanleiding van een incident, 0,8%) vallen niet via de ‘methode Reiling’ in te delen. Wie die subtiliteiten terzijde schuift kan grofweg uitgaan van een verde-ling van 40-30-30 voor de genoemde functies bij de behandeverde-ling van bodemzaken door de civiele sectoren van de rechtbanken. Verstekzaken – waarvan de korte doorlooptijden niet als problematisch worden gezien – zullen in deze studie slechts zijdelings ter sprake komen. In de zaken die in het empirisch onderzoek worden behandeld zijn overwegend de beslis-sings- en bemiddelingsfunctie aan de orde.

In document Het recht in betere tijden (pagina 36-39)