• No results found

Ter Eere van Minister J. Hoste (1)

In document De Vlaamsche Gids. Jaargang 25 · dbnl (pagina 49-53)

EXCELLENTIE, DAMES EN HEEREN,

Ik herinner mij nog heel goed hoe, vele jaren geleden, wijlen Prof. P. Fredericq, in zijn pittig, steeds slagvaardig weekblad Het Volksbelang, eens een soort van wapenschouw hield van de strijdkracht der liberale Vlaamschgezinden en, daarbij de toekomstmogelijkheden onderzoekend, met blijheid profeteerde, dat wij in onze rangen een voor onze politiek schitterende, dubbele hoop bezaten: een Antwerpsche: L. Franck en een Brusselsche: J. Koste jr. Het was de tijd, dat gij beiden, jong nog, op vele volksvergaderingen en meetings met geestdrift, overtuiging en groot talent onze opvattingen gingt verkondigen en verdedigen.

Zelden heeft er zich een voorspelling beter verwezenlijkt dan deze! Beiden zijt gij niet alleen trouw gevolgde en geliefde leiders geworden, maar beiden zijt gij tot in den Raad der Kroon onze wenschen en idealen gaan dragen.

Het ware ons zeker een vreugde geweest, hadden wij u hier heden hooren toespreken, u, de ‘Brusselsche hoop’, door de ‘Antwerpsche hoop’. Doch de kieschheid waarmede staatsminister Franck verlangt, zoolang hij zijn huidig ambt bekleedt, een houding aan te nemen boven het politiek gedrang van den dag, ‘au dessus de la mêlée’, is de reden waarom wij dit genoegen moeten missen, en waarom mij de eer te beurt viel om u, namens uw vrienden en politieke medestanders, namens de gansche liberale Vlaamsche bevolking, heden te huldigen ter gelegenheid van uw aanstelling tot Minister van Openbaar Onderwijs.

(1) Toespraak op het feestmaal van het Liberaal Vlaamsch Verbond ter eere van Minister Hoste, op 8 November 1936, te Brussel.

Zoo er ooit een liberale Vlaming tot dit ambt opsteeg met onze vlag wijd open, en gevolgd door onze onverdeelde sympathieën, ons vaste vertrouwen en onze stoutste hoop, dan zijt gij het, vriend Hoste.

O, zeker hebben wij nog ministers gehad, die onze zaak met warmte voorstonden, die onze Vlaamsche vrijzinnige ontwikkeling krachtig hebben geholpen - en verre van mij de gedachte de verdiensten van een man als minister Lippens maar in het minste te willen verkleinen. Maar gij allen, Dames en Heeren, zult met mij bekennen, dat er weinigen zijn geweest, bij wie, zooals bij onzen vriend Hoste, de aanstelling tot minister van onderwijs, kunsten en letteren, waarlijk de bekroning was van een gansch leven, gewijd aan een rusteloozen strijd voor het Vlaamsche taalrecht, voor de volksontvoogding, voor de Vlaamsche cultuur in al haar uitingen, en voor een ruime politiek van vrijheidlievende democratie in een houding van edele

verdraagzaamheid. In deze zoo beteekenisvolle tijden voor de toekomst van België, zien wij in uw optreden in 's lands hoogsten raad als het ware het symbool van de nakende, volledige opstanding der Vlamingen op cultureel gebied!

Van den huize uit stondt gij in den dienst van al de idealen der Vlaamsche vrijzinnigen. Van uw prilste jeugd hebt gij u in het innigste contact gevoeld met al de nooden en verlangens der Vlamingen. Het is als het ware aan de hand van uw onvergetelijken vader - aan wien wij hier met ontroering terugdenken - dat gij naar de rangen der strijdende flaminganten werdt gebracht. De veelzijdige bedrijvigheid van uw vader op elk gebied der Vlaamsche ontvoogding hebt gij met liefde en toewijding overgenomen en voortgezet, en zoo leeft in u sterk en trouw de heele traditie van de Vlaamsche wedergeboorte.

Wie zal opsommen wat gij voor onze zaak al gedaan hebt? Wie geeft de maat van uw belangstelling in het leven van de Vlaamsche volksmaatschappijen te Brussel, die in alle omstandigheden op uw steun mochten rekenen en u alle omringen met een verdiende, warme sympathie? Wie zegt ons wat gij waart voor het ‘Willemsfonds’ met zijn volksvoordrachten, zijn Vlaamsche leergangen en zijn bibliotheek? Wat voor de Vlaamsche Balie? Wat voor den Koninklijken Vlaamschen Schouwburg? Voor het

Muziekfonds en zijn destijds zoo levendige actie voor onze nationale toonkunde? Voor den strijd om een Vlaamsch onderwijs te Brussel? Voor Vlaamsche liefdadige werken als ‘Kindergeluk’? En zooveel andere inrichtingen meer, die alle zonder onderscheid ijveren voor de verheffing onzer cultuur?

Het is maar goed, dat wij uw bescheidenheid op dezen huldedag eens geweld mogen aandoen, niet om dat alles bekend te maken, - iedereen weet het toch, - maar om er u zeer oprecht en zeer hartelijk voor te danken.

Gij zijt de ziel van het Vlaamsche leven te Brussel - en door uw Laatste Nieuws zijt gij een wijze mentor geworden voor het heele Vlaamsche land.

Ook daar hebt gij het werk van uw vader in houwe trouwe voortgezet en gij hebt van het Laatste Nieuws een volksblad gemaakt, frisch, onderhoudend en levend, -een volksblad om er als Vlamingen fier op te zijn.

De Vlamingen beseffen wellicht niet genoeg wat een weldaad het was hun een blad als het Laatste Nieuws te bezorgen.

Het gaat in den regel zoo met de menschen. Als zij het noodige bezitten, dan krijgen zij dikwijls het gevoel, dat zij dit altijd hebben gehad, en zij denken niet meer aan de inspanning, de zorgen, den last, de ontgoochelingen en de hernieuwde pogingen, die er noodig waren om het hun te verschaffen.

Wat zelfs onder het Hollandsche regime niet mogelijk bleek, en nadien nog zoo dikwijls en vruchteloos beproefd werd: het oprichten van een pers in eigen taal in de hoofdstad van ons land, - dat hebben de Vlamingen van dezen tijd weten tot stand te brengen. En het Laatste Nieuws staat daar vooraan. Het geniet in hooge maat de gunst van het publiek. Het is nog niet zoo lang geleden, dat men het voor een waanzinnige utopie zou gehouden hebben een Vlaamsch blad verspreid te zien op een bijna astronomisch getal exemplaren!

Wat ons in het Laatste Nieuws verheugt is de toon van goeden huize, die daar in acht wordt genomen.

Een mooie zaak als de onze moet gediend worden met geestelijke elegantie en fair play - en dat doet het Laatste Nieuws. Men begrijpt daar, dat de goede toon in de polemiek, bij verdediging en aanval beide, een van de zekerste teekenen van cultuur is.

Deze geest is een opbeuring in deze tijden, waar zekere pers de verdachtmaking en de beleediging als tot een systeem heeft gemaakt. Een goede zaak verwerpt die lage middelen en wil alleen zegevieren door de kracht van haar beginselen en door de waardigheid van haar dienaars.

Die geest van het Laatste Nieuws is uw geest, Heer Minister, het is de geest van den waarachtigen liberalen democraat, die niet alleen door zijn woord, maar ook door zijn gansche levenshouding de democratie verheffen wil tot een hooger plan.

Een dergelijk optreden maakt het liberalisme sympathiek. Het leert ons, dat het liberalisme meer is dan een kiesplatform, meer zelfs dan een dogmatische leer.

Met een leider als u, Heer Minister, gaan wij vooruit, vol vertrouwen in de toekomst.

Ik heb den indruk, dat ons uur gaat slaan. Nu in vele landen gedweept wordt met een machtspolitiek vol gevaren en rechtsmiskenning, - nu in ons eigen land een dergelijke politiek den kop omhoog zoekt te steken, - begrijpen velen in eens weer de oude macht van het zich steeds verjongende liberalisme, van ons onsterfelijk vrijheidsbeginsel geleid door de rede op de banen eener gezonde democratie. Daar ligt het heil van het land, dat groot werd door zijn geest van liberalisme en in dien geest alleen kan voortleven en zijn verdere lotsbestemming kan te gemoet gaan. MAURITS SABBE.

In document De Vlaamsche Gids. Jaargang 25 · dbnl (pagina 49-53)