• No results found

13 De Tempel van Bel, Palmyra

In document 1 Marcus Vitruvius Pollio (pagina 80-87)

Afb. 87. Reconstructie van de Tempel van Bel, uit: Browning 1979: 116, afb. 57

13.1 De locatie van de tempel

Wanneer er gekeken wordt naar de locatie van een tempel, zal ook de plaats waarbij het is gebouwd kort behandeld moeten worden. Het heiligdom van Bel is gebouwd bij de antieke stad Palmyra, dat 230 km te noordoosten van Damascus ligt (Browning 1979: 13).

De Tempel van Bel is gelegen op een rechthoekig plein, van 210 x 205m2, met aan drie zijden een dubbele zuilengalerij met Korinthische zuilen. Achter deze zuilen is de muur verdeeld in baaien door niet gecanneleerde Korinthische pilasters. In elke baai, in het lager gelegen deel, is een langwerpig raam gecreëerd met daarboven een driehoekig fronton. Het fronton wordt niet ondersteund door zuilen of pilasters. De kroonlijst rust direct op de architraaf. Er is geen gebruik gemaakt van een fries. Aan de westzijde ligt in het midden een propyleeën recht tegenover de monumentale ingang van de tempel. Deze zal hieronder apart behandeld worden.

De zijde met de propyleeën heeft maar één rij zuilen, maar deze zijn wel aanzienlijk groter. Deze zuilen hebben sokkels voor beelden en ondersteunen een rijkelijk versierd entablement. Het heeft een gebeeldhouwde architraaf en een fries in hoog reliëf met dierlijke protomen die naar voren komen uit het midden van de plantenrollen die het fries versieren. De kapitelen van deze grotere zuilen wijken af van die in de omliggende zuilengalerijen. Ze zijn volgens Lyttelton120 dieper uitgesneden en hebben bladeren en voluten die er dunner en brozer uitzien.

Het plein lijkt vlak na de voltooiing van de tempel te zijn verbouwd. De kapitelen die gebruikt zijn voor de zuilen aan de noordzijde van het plein lijken te dateren uit de Flavische periode.

120 Lyttelton 1974: 251

87

13.1.1 De Propyleeën

Net als de Propyleeën van het heiligdom van Jupiter heeft de Propyleeën meerdere ingangen. Het heeft uiteraard een hoofdingang met aan weerszijden kleinere zijingangen en werd het bereikt door een trap die 35m breed was (Browning 1979: 104). Daarnaast heeft deze Propyleeën nog vier kleinere deuren. Boven elke van de grotere zijdeuren zitten drie gekoppelde nissen, wat een van de meest opmerkelijke details van de façade is.

Direct naast de hoofdingang aan elke kant, is een smallere deur gecreëerd met

daarboven een nis met schelp-dak. De nis wordt bekroond met een driehoekig fronton die rust op zuilen, en de basementen daarvan rusten direct op de kroonlijst van de daaronder gelegen deur. Tussen de zijdeuren en de hoofdingang en tevens tussen deze deuren en de pilasters op de hoeken van de Propyleeën, zijn de vier eerder genoemde kleinere deuren geplaatst. Ook deze hebben een driehoekig fronton. Boven deze deuren, op dezelfde hoogte als de nissen van de grotere deuren, zit een projecterend basement en driehoekig fronton. Vermoedelijk werden deze verbonden door zuilen. De projecterende frontons zijn op hun beurt weer verbonden met de frontons boven de schelp-nissen. Dit is gedaan door een verlening van het entablement zodat het langs de muur tussen de frontons loopt en de nissen in de drie groepen verdeeld aan elke kant van de hoofdingang (Lyttelton 1974: 252).

13.2 De tempel

Afb. 88. Plattegrond van de Tempel van Bel, uit: Lyttelton 1974: 94, afb. 22

De Tempel van Bel is een pseudodipterale, octastyle tempel. Het heeft acht Korinthische zuilen aan de voor en achterzijde met 15 zuilen aan beide lange zijden. Op de hoeken van de zuilen zijn pilasters aangebracht. Deze hadden een nekband van rozetten. De ruimte tussen de middelste zuilen, aan zowel de voor- als achterzijde, was groter dan tussen de resterende zuilen. De tempel had een rechthoekige cella, met een breedte van 13m (Browning 1979: 116). Wanneer er gekeken wordt naar de plattegrond van de tempel geeft Murray121 aan dat het opvalt dat dit een Griekse lay-out heeft, met Oosterse invloeden. Zo kan de cella niet betreden worden vanuit de pronaos, maar via een deur gelegen in de lange westzijde van de cella. De tempel is niet voor niets beroemd om zijn afwijkende plan en uiteraard de fusie tussen klassieke en Oosterse elementen. Zo heeft ook deze cella ramen en hebben de cella en

121 Murray 1917: 9

88 de zuilengalerij elk hun eigen plafond. Het terras van de cella steekt uit boven het dak van de zuilengalerij (Bounni 1988: 42-43).

Een groot deel van de tempel is versierd met een kenmerkende cyma reversa. Dit onderscheid zich door het omkrullen van de armen van de middennerf. Op deze manier wordt er een peervormig gat gecreëerd tussen de middennerf en de contouren van de boog. Vooral de grotere cyma reversa’s zijn gebeeldhouwd in hoog reliëf. Dit type komt in de latere bouwwerken van Palmyra niet voor.

Ook heeft deze tempel een opmerkelijke vorm astragaal, die gebruikt wordt in grote gedeelten van de tempel. De hoofdvorm hierbij is een langwerpige kraal tussen haspels. Dit verschilt alleen op die plaatsen waar de lijst wordt samengedrukt om volledig overeen te kunnen komen met enkele andere lijsten daarboven. Wanneer dit plaats vindt zijn de kralen rond en de haspels worden uitgeschoven tot dunne schijven. Dit is onder andere te zien langs de onderzijde van de ligger aan de binnenzijde van de zuidelijke thalamus die later besproken zal worden. Net als de cyma reversa die hierboven is besproken, wordt deze vorm van

astragaal in de latere bouwwerken van Palmyra niet terug gevonden.

Het eerste wat opvalt wanneer er naar een afbeelding van de ingang wordt gekeken is de deur. Deze bestaat uit twee delen, waarvan het eerste deel letterlijk verbonden is met de zuilen aan beide zijden (afb. 87 en 88). Daarachter ligt de werkelijke toegang tot de cella. De fasciae van de deur is gebeeldhouwd met afbeeldingen van olijven, wijnranken en een bloemenrinceau.

Het dak van de zuilengalerij wordt gedragen door steunbalken die aan beide zijden zijn versierd met beeldhouwwerk. Twee van deze balken zijn nog bijna volledig intact en zullen hieronder besproken worden. De beschrijvingen zullen lopen van rechts naar links.

13.2.1 De eerste balk

De eerste balk, gevonden aan de rechterkant van de tempel, heeft aan beide zijden decoraties die goed bewaard zijn gebleven. Het laat zuilen zien van een tempel, vervolgens een god met een maansikkel op zijn schouder. Dit is een representatie van de god ‘A glibol. Daarna laat het een altaar beladen met fruit en een tweede god zien. Deze is minder goed bewaard gebleven waardoor de identiteit niet is vast te stellen. Wel is zichtbaar dat hij de hand schudt van ‘A glibol. Na deze godheid wordt een tweede altaar afgebeeld met een geit en

verschillende producten en twee personages is een vorm van overal. Deze zijn met zekerheid aan te wijzen als bedienden. De bovenstaande afbeeldingen zijn een representatie van een ander heiligdom in de stad gewijd aan de god ‘A glibol en zijn broer Malakbel. Wat de aanname dat de tweede, niet geïdentificeerde god Malakbel moet voorstellen niet onwaarschijnlijk maakt.

Ook de andere kant van deze balk is rijkelijk versierd. Het laat een gevecht zien tussen een god op een strijdwagen en een god te paard, die worstelen met een anguiped. Dit monster heeft een menselijke torso met vijf slangen in plaats van benen. Naast deze twee goden, binden zes andere goden tevens de strijd aan met dit “kwaad”. Zij moeten de assemblage van goden voorstellen. Dit zou doen denken aan het gevecht van Bel-Marduk tegen Tiamat, de oerzee, of van Zeus tegen Typhon (Bounni 1988: 46).

13.2.2 De tweede balk

Op de tweede balk wordt een processie getoond dat mogelijk de oprichting van het heiligdom moet voorstellen (afb. 89). Het begint met een kameel, deze draagt een hoog paviljoen, dat geleidt wordt door een persoon. Deze wordt zelf weer geleidt door een paard/ezel die zijn eigen hoofdstel voortsleept. De processie wordt begeleidt door gesluierde vrouwen, wat een van de meest opvallende details is. Vier personages zijn nog zichtbaar die hun rechterhand

89 opsteken in groet of zegening. Aan de linkerkant van het reliëf lijkt het alsof een vrouw een voorwerp neerlegt.

Afb. 89. De processie met aan de rechterkant de gesluierde vrouwen, uit: Bounni 1988: 45

Aan de noord- en zuidzijde van de cella was een thalamus gecreëerd. Deze werden bereikt door zeer uitgebreid bewerkte deuren en geflankeerd door zuilen. De thalamoi zouden

volgens Lyttelton122 niet tot het originele plan van de tempel behoort hebben, maar een latere modificatie zijn geweest.

13.2.3 De noordelijke thalamus (afb. 90)

De noordelijke thalamus lijkt het belangrijkst te zijn geweest. Dit is af te leiden aan de ruimte die gebruikt is voor de façade de aandacht die eraan besteed lijkt te zijn. De façade lag op geruime hoogte vanaf het loopoppervlak en men gaat ervanuit dat deze bereikt werd door een grote trap. Het heeft drie verschillende baaien, waarvan de middelste breder is. Lyttelton123 geeft aan dat deze baai belangrijker is dan de andere twee. Dit wordt ook benadrukt omdat het gevormd is door Ionische halfzuilen samen met een kwart-zuil aan elke kant. De gehele breedte van de cella, en bijna de gehele hoogte worden ingenomen door de ingang van de thalamus. Deze is zelfs zo breed dat het lijstwerk uitsteekt tot in de flankerende zuilen. Het bedelft een groot gedeelte van de binnenste halfzuilen. Deze manier van manifesteren is mogelijk beïnvloedt door Egypte. Het zou het belang van de ingang benadrukken.

De kleinere baaien aan beide kanten hebben een kleine nis versierd met een fronton en zuilen. Direct daarboven is een altaar in laag reliëf gebeeldhouwd. Bij beide baaien wordt de nis en het altaar samen uitgevoerd, waardoor de voet van het altaar direct boven de bovenkant van het fronton van de nis komt. Het feit dat de nis en het altaar samen uitgevoerd worden maakt van hen een aanvullend element. Ze versterken de verticaliteit van de façade en weerspiegelen de versmelting van de Ionische zuilen. In het ontwerp van de noordelijke thalamus zitten geen onafhankelijke elementen, alles leidt naar de ingang. De gehele façade is met elkaar verbonden door middel van de horizontale lijnen van het entablement. Deze steekt iets uit boven de ingang van de thalamus (Lyttelton 1974: 193). Achter de linker muur van de thalamus zat een trap waarmee het dak bereikt kon worden (Browning 1979: 122).

122

Lyttelton 1974: 193

90

Afb. 90. Ingang van de noordelijke thalamus, uit: Lyttelton Afb. 91. Plafond met koepel van de noordelijke thalamus, uit:

1974: 194, afb. 24 Browning 1979: 123, afb. 62

Het plafond van deze thalamus bestaat uit één monoliet. Het was sterk versierd en had een koepel. In deze koepel waren de zeven planeten afgebeeld met Jupiter in het midden (afb. 91). Hieromheen zijn de twaalf tekens van de zodiac afgebeeld. Op de bovendorpel is een adelaar met gespreide vleugels in een sterrenhemel afgebeeld. Dit is het teken van Jupiter/Bel en zou ervoor staan dat hij de beweging van de sterren waakte en daarmee over het geluk van de mens (Browning 1979: 122).

13.2.4 De zuidelijke thalamus

De façade van deze thalamus bestond uit vijf baaien die gevorm worden door vier Korinthische zuilen, met een kwart-zuil op elke hoek (afb. 92). Net als bij de noordelijke thalamus, is ook hier de middelste baai breder dan de rest en hoger. De hoofdingang en zijn zware entablement en bijbehorend lijstwerk zijn net als in de noordelijke variant, uitgesneden in de flankerende zuilen. Deze flankerende zuilen zijn aan de onderkant kwart-zuilen wegens de randen van de deur. Vervolgens worden dezelfde zuilen volledig gemaskeerd door de kroonlijst van deze zelfde deur. Boven de kroonlijst komen ze weer tevoorschijn, maar dan in de vorm van halfzuilen. Niet alle halfzuilen liggen op één lijn met de kwart-zuilen daaronder..

Het entablement boven de vier zuilen en de trap is licht uitgebroken. Dit zou kunnen suggereren dat het bekroond is geweest met een fronton dat even breed is als de trap.

De trap van de thalamus komt de cella in over de gehele breedte van de drie middelste baaien en loopt onder de deuropening door. Hierdoor creëert het een link tussen het binnenste van de thalamus en de cella.

Deze zuidelijke thalamus heeft een zeer rijk versierd plafond, tevens een monoliet, dat goed bewaart is gebleven. Het heeft een centraal bloemvignet van acanthus en lotus

bloemblaadjes, dat omzoomd wordt door een band met meandermotief (afb. 93). Deze is weer omringd door kleine, octogonale cassettes met rozetten, met elkaar verbonden door

stervormige configuraties van vierkanten en driehoeken die samen een oneindige serie van geometrische figuren vormen (Lyttelton 1974: 195).

91

Afb. 92. Ingang van de zuidelijke thalamus, uit: Lyttelton Afb. 93. Bloemvignet en versieringen zuidelijke thalamus, uit:

1974: 154, afb. 109 Browning 1979: 125, afb. 64

13.3 De zuilen

De zuilen van de tempel waren gedeeltelijk gecanneleerd. Het onderste gedeelte was glad gehouden om te voorkomen dat bij grote drukte mensen zich eraan konden bezeren

(Browning 1979: 116). Hoe de kapitelen van de zuilengalerij er uitgezien moeten hebben, is vandaag de dag niet meer te achterhalen. De versieringen waren niet gebeeldhouwd, maar bestonden uit verschillende bronzen onderdelen die bevestigd waren aan het kapiteel door deuvels. Deze onderdelen zijn niet bewaard gebleven, alleen de deuvelgaten die zijn gebruikt voor de bevestiging zijn nog zichtbaar.

13.4 Het entablement en fronton

Van het entablement van de tempel is weinig bewaard gebleven. Wat nu nog zichtbaar is laat een tweeledige architraaf zien. Daarboven was een rijkelijk versierd fries geplaats met daarop gevleugelde en bemantelde genii die guirlandes vast hielden die bestonden uit fruit en

dennenappels. De kroonlijst was diep uitgesneden met daarboven op merlons die met acanthusbladeren versierd zijn (afb. 94).

Afb. 94. Met acanthusbladeren gedecoreerde merlon, uit: Lyttelton 1974: 124, afb. 105

92 Waar deze grote, monumentale tempel uit is opgebouwd is tot op heden niet gepubliceerd. 13.6 Datering

De tempel is gebouwd in de eerste helft van de eerste helft na Christus en gewijd in 32 na Chr. Niet alleen een inscriptie gevonden bij de tempel, maar ook het type cyma reversa wijst op een datering in deze eerste helft. Het is gebouwd op de resten van een eerder bouwwerk, maar wat hier eerst heeft gestaan staat nog open voor onderzoek. De thalamoi zijn mogelijk van een latere datum. Wanneer gekeken wordt naar het arrangement van bloemen op de plafonds van beide is een datering in de tweede eeuw na Christus aannemelijk (Murray 1917: 24). Rond 273 na Chr. begon de tempel langzaam af te brokkelen na de tweede verovering van Marcus Aurelius van Palmyra.

Net als de Tempel van Jupiter en de Tempel van Bacchus in Baalbek is deze tempel opgenomen in een Arabisch fort. In 1132-3 werd het door Abdul Hassan Yussuf ibn Fairouz omgebouwd (afb. 95).

Afb. 95. Propyleëen opgenomen in de vestigingswerken van de Arabieren, uit: Browning 1979: 105, afb. 45

De cella is in de twaalfde eeuw tot moskee opgebouwd en was in gebruik tot 1929 (Browning 1979: 126). Het was tevens op de bovengenoemde datum dat het heiligdom voor

archeologisch onderzoek volledig vrij gemaakt kon worden. Met de bouw van de moderne stad Palmyra/Tadmor konden de mensen hun kleistenen huizen verlaten voor de stad. 13.7 Redenering achter de bouw

Waarom deze tempel is gebouwd en door wie is niet bekend. Zoals uit de naam naar voren komt was deze gewijd aan de god Bel. Hij zou de vergeleken kunnen worden met de Griekse Zeus en Romeinse Jupiter. Over de cultus van Bel is weinig geschreven en wat vandaag de dag naar voren komt is door de verschillende historici samengesteld uit archeologisch

materiaal (Teixidor 1979: 1). Dus wanneer er gekeken wordt naar de origine van de tempel en de god waaraan deze gewijd is komt duidelijk naar voren dat zij hun mysteriën niet makkelijk prijs geven.

93

In document 1 Marcus Vitruvius Pollio (pagina 80-87)