• No results found

11 Het Maison Carrée, Nîmes

In document 1 Marcus Vitruvius Pollio (pagina 69-80)

Afb. 74. Het Maison Carrée in Nîmes, uit: Ramage en Ramage 2000: 104, afb. 3.7

11.1 De locatie van de tempel

Het Maison Carrée was gebouwd in de Romeinse plaats Nemausus, het moderne Nîmes. Van het originele forum is niets bewaard gebleven, behalve de vorm die nog terug te vinden is in het moderne plein. Het forum zou rechthoekig zijn geweest met een lengte van 80 meter. Aan het einde van het forum, achter de tempel, liep het iets taps toe. Het werd omgeven door een zuilengalerij (Picart1967: 98). De tempel stond aan de zuidkant van het forum. Het plein rondom het podium van de tempel lag 1,10m hoger dan de rest. Een veel voorkomend verschijnsel in plaatsen waar van nature geen hoogte verschillen merkbaar waren. 11.2 De tempel

Het Maison Carrée is een pseudoperipterale tempel. Dit houdt in dat de zes Korinthische zuilen aan de achterkant en acht zuilen aan de zijkanten pilasters waren en daarmee verbonden aan de cellawand (afb. 75). Zoals bij veel Romeinse tempels was het intercolumnium tussen de middelste twee zuilen groter dan die tussen de rest.

Het Maison Carrée wordt gezien als de ultieme Romeinse tempel, met een frontale trap bestaande uit 11 treden. De voorkant van de tempel doet denken aan de Tempel van Mars Ultor op het Forum van Augustus. Volgens Ramage103 is in het hoge podium, de frontale trap en ook de pronaos de Etruskiche traditie waar te nemen. De tempel had een podium van 31,8 x 15m2 (lengte x breedte) met een hoogte van drie meter. Door gebruik te maken van een complete zuilengalerij aan de voorkant van de tempel werd de ingang van de tempel

76 benadrukt. Tegelijkertijd maakte deze manier van bouwen volgens Wilson Jones104 een

monumentale en stedelijke indruk.

Wilson Jones105 geeft aan dat deze tempel ook een goed voorbeeld is wanneer er aandacht besteed wordt aan het plattegrond van de tempel. Om de symmetrie te kunnen behouden zou

Afb. 75. Plattegrond van het Maison Carrée, uit: Wilson Jones 2000: 67, afb. 3.29

de hoogte van de tempel zijn aangepast en de plattegrond iets kleiner zijn gemaakt, waardoor het een perfect vierkant werd. De cella van de tempel is, met uitzondering van de pilaster, niet versierd. Het plafond van de pronaos is versierd met vierkante cassetten die diep zijn

ingesneden. In deze cassetten zijn gebeeldhouwde rozetten geplaats (afb. 76). Dit plafond is onderdeel van een latere reconstructie van de tempel in de eerste helft van de 19e eeuw en geeft daarmee geen getrouwe weergave van het plafond gedurende de Romeinse periode.

Afb 76. Detail van de binnenkant van de pronaos, uit: Wilson Jones 2000: 69, afb. 3.31

Een ander zeer opvallend kenmerk van het Maison Carrée is een lichte bolling die zichtbaar is aan de lange zijden van de tempel (afb. 77). Dit is, onder andere, te zien in de kroonlijst die in het midden ongeveer 12,7cm afwijkt. De bolling zelf wordt tevens veroorzaakt door het naar buiten leunen van de cellamuur en de daaraan verbonden pilasters vlakbij het midden van deze muur.

Wanneer er naar de kroonlijst gekeken wordt kan de plaatsing van de stenen daarvan ook een onderdeel zijn van de bolling, maar door de versiering en tandlijsten is dit niet met zekerheid te zeggen. Het metselwerk boven de kroonlijst is verborgen onder de moderne goot

104

Wilson Jones 2000: 65

77 en het dak, waardoor dit ook geen uitkomst biedt. Ook op het niveau van de stylobaat is deze bolling zichtbaar, zij het moeilijk. Door deze bolling lijkt de tempel hoger aan de lange zijden wanneer deze bekeken wordt onder een hoek van 45 graden (Goodyear 1895: 4).

Het gebruik van dit soort krommingen komt tevens voor in het Parthenon in Athene. Men heeft dan ook lang gedacht dat dit een puur Griekse gewoonte was. In het geval van het Maison Carrée zou het te herleiden zijn naar de stichting van Nîmes door Alexandrische Grieken.

Afb. 77. Welving zichtbaar in de kroonlijst van het Maison Carrée, uit: Goodyear 1895: 3

11.3 De zuilen

Zoals in de bovenstaande afbeelding duidelijk te zien is, heeft het Maison Carrée

Korinthische, gecanneleerde zuilen van 8,9m hoog. Ze stonden op een eenvoudig Attisch basement, bestaande uit twee tori gescheiden door een scotia. Hetzelfde arrangement als het basement van de tempel van Antoninus en Faustina.

Het kapiteel van de tempel vertoont veel overeenkomsten met de kapitelen van de Tempel van Mars Ultor en Antoninus en Faustina. Het bestaat uit twee blokken en draagt een astragaal en abacus. De abacus heeft twee verschillende versierde lijsten waarvan de

bovenste een eierlijst is (Picart 1967: 100).

Vanuit de bovenste rij acanthusbladeren komen aan alle vier de zijden twee paar kelken naar buiten. Deze ontspruiten aan de caliculi, die verticaal gecanneleerd zijn. Ze lijken te zijn afgewerkt met een brede band. Naar een kant bot de kelk uit in een voluut. Op elke hoek komen deze voluten bij elkaar, waar ze verbonden worden door een kleine, onversierde overbrugging (afb. 78). Ditzelfde komt, onder andere, voor in de kapitelen van de Tempel van Bacchus in Baalbek.

78

Afb. 78. Kapiteel van het Maison Carrée, uit: Wilson Jones 2000: 69, detail uit afb. 3.31

De acanthusbladeren die zijn gebruikt in deze kapitelen zijn op te delen in elk vijf lobben. De middennerf van de bladeren is niet versierd en lijkt niet te zijn aangebracht in hoog reliëf. 11.4 Het entablement en fronton

Het entablement van de tempel is rijkelijk versierd. Wanneer men kijkt naar het fries is deze groter dan wat gebruikelijk is bij Griekse tempel. Tevens was deze aan de lange zijden versierd. Banden van doorlopende acanthusbladeren versieren de lange zijden en aan de westzijde zijn daarin rozetten terug te vinden. Wanneer men goed kijkt naar deze versieringen zouden er zelfs drie kleine vogeltjes verstopt moeten zitten. Gezien deze versieringen is Picart106 van mening dat dit gemaakt moet zijn door dezelfde mensen die verantwoordelijk zijn voor het beeldhouwwerk van de Ara Pacis. Aan de voorzijde heeft op het fries een inscriptie gestaan, maar deze wordt bij de datering verder besproken.

De kroonlijst steekt uit boven het fries en is, zoals eerder in deze bespreking

aangegeven, ligt gebold. De consoles die de kroonlijst steunen zijn gebeeldhouwd in de vorm van acanthusbladeren en rondom afgezet met een bladmotief. Het geheel wordt gekroond door een eierlijst. Tussen de consoles bevinden zich vierkante cassetten met daarin rozetten in hoog reliëf. De kroonlijst zelf heeft behalve de tandlijst die eerder genoemd is, een abstracte

versiering in de vorm van een doorlopende meander. 11.5 Materiaal

Het Maison Carrée is opgetrokken uit voornamelijk marmer dat mogelijk gewonnen is uit plaatselijke groeves (Anderson 2001: 70).

11.6 Datering en redenering achter de bouw

Bij deze tempel heb ik ervoor gekozen om de datering en de redenering samen te behandelen. De reden daarvoor is de nauwe samenhang tussen deze beide onderwerpen. Zou ik dit apart van elkaar gaan behandelen is veelvuldige herhaling niet te vermijden, waardoor de het niet overzichtelijker wordt.

Wanneer het Maison Carrée gebouwd is blijft een punt van discussie. Zo wijst Picart107 de tempel toe aan Agrippa en geeft daarbij aan dat de tempel voor 19 v. Chr.

106

Picart 1967: 102

79 gebouwd is. Ramage108 en Esperandieu109 ondersteunen deze datering, maar Goodyear110 plaatst de tempel ergens tussen de eerste en tweede eeuw na Christus. J-F Séguier111 geeft aan dat de tempel gebouwd zou zijn in 2 na Chr., dit wordt vervolgens ondersteund door onder andere Amy112. Een van de redenen waarom er zoveel verschillende dateringen zijn gegeven aan één tempel is dat de datering werd gedaan aan de hand van de inscriptie. Een bronzen inscriptie die vandaag de dag niet meer aanwezig is en is afgeleid aan de bevestigingspunten van de verschillende letters in het fries (afb. 79). Aan de hand van de hieronder zichtbare uitstekende delen of pluggen zou de inscriptie te herleiden zijn.

Afb. 79. Diagram van de keerzijde van een hypothetische bronzen letter E van het Maison Carrée, uit: Anderson 2001: 69, afb. 2

Een eenduidige datering ontlenen aan de reconstructie van een inscriptie is geen overtuigend medium. Afbeelding 80 laat de inscripties zien die door verschillende, in dit geval Franse, onderzoekers zijn gefabriceerd. Ook moet in gedachten worden gehouden dat bijvoorbeeld Hadrianus op zijn bouwwerken en restauraties de originele inscripties terug laat zetten.

Afb. 80. Mogelijke inscripties van het Maison Carrée. De bovenste: Sëguier, de middelste: Seguier’s aangepast door Amy en de onderste de inscriptie van Esperandieu, uit: Anderson 2001: 70, afb. 3

De inscriptie van Séguier, en aangepast door Amy, zou zijn: “C(aio) CAESARI AUGUSTI F(ilio) CO(n)S(suli) DESIGNATO”: Voor Gaius Caesar, zoon van Augustus, Consul (en) voor Lucius Caesar, zoon van Augustus, Consul aangewezen. De tempel zou gewijd zijn ter ere van de aangenomen zonen van Augustus, Gaius en Lucius Caesar. Deze datering en ook de wijding zijn niet met zekerheid vast te stellen zonder dat hiervoor ondersteunende

meldingen worden terug gevonden in bijvoorbeeld de antieke bronnen.

108 Ramage 2000: 103 109 Anderson 2001: 69 110 Goodyear 1895: 1 111 Anderson 2001: 70 112 Anderson 2001: 70

80 Een andere manier om tot een datering te komen is door te kijken naar degene die de opdracht zou hebben gegeven voor de bouw. Ook dit punt staat open voor discussie. Picart113 geeft aan dat de tempel gebouwd zou zijn na het bezoek van Augustus aan de stad, maar in opdracht van Agrippa. Hij zou het aan de koloniestad hebben aangeboden ter ere van de vele veteranen uit de oorlog tegen Egypte die zich daar hebben gevestigd. Tot op heden is het bezoek van Augustus aan Nîmes niet met zekerheid vast te stellen (Anderson 2001: 75).

Onder het Maison Carrée zijn resten gevonden van eerdere bouwwerken. Het gaat hierbij mogelijk om een tempel met daaronder de resten van een woonhuis. Wanneer deze eerdere tempel gewijd was aan Gaius en Lucius Caesar, zou een datering voor de huidige tempel aannemelijk zijn voor de tweede eeuw na Christus. Deze datering wordt ondersteund door het toenemende belang van Nîmes aan het eind van de eerste eeuw voor Christus als de mogelijke geboortestad van Pompeia Plotina, de vrouw van keizer Trajanus. Door de

commemoratie van Plotina door Hadrianus in de vorm van een basilica nam het belang van de stad toe. Het hoogte punt van de stad werd bereikt onder Antoninus Pius in 138 na Chr. Tevens zouden de kapitelen van de tempel meer overeenkomsten vertonen met die uit de tweede eeuw na Christus dan met kapitelen uit de Augusteïsche periode114. Anderson115 geeft daarmee aan dat een datering in de eerste helft van de tweede eeuw na Christus de eerste geloofwaardige datering zou zijn, maar dat dit altijd een discussiepunt zou blijven.

Wanneer men het hierboven geschrevene in gedachten neemt komt men tot de conclusie dat deze tempel een aantal restauraties gekend zou kunnen hebben. Of dit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden wordt daarbij niet beschreven. Wel is bekend dat de tempel in de moderne tijd een aantal reconstructies te verduren heeft gehad. Tot aan de 19e eeuw zou het verbonden zijn geweest aan een aantal gebouwen in de omgeving en pas toen de tempel tot museum is omgebouwd is hij tot zijn oorspronkelijke vorm hersteld. In de eerste helft van de 19e eeuw werd de pronaos tevens gerestaureerd toen deze een nieuw dak kreeg (afb. 76). De deur zoal die vandaag de dag te zien is zou stammen uit 1824.

Tussen 1988 en 1992 werden er verdere restauraties gepleegd aan niet alleen de tempel, maar ook het plein. Het kreeg een volledig nieuw dak en het plein werd vrijgemaakt zodat de originele vorm weer naar voren kwam.

113 Picart 1967: 98

114 Hier ben ik het niet volledig mee eens. Naar mijn mening vertonen de kapitelen overeenkomsten met zowel kapitelen van de tempel van Mars Ultor als met de Tempel van Antoninus Pius en Faustina.

81

12 De Tempel van Vesta, Tivoli

Afb. 81. Vooraanzicht van de Tempel van Vesta, Tivoli, uit: Sear 1982: 21, afb. 10

12.1 De locatie van de tempel

Zoals hierboven al genoemd wordt, ligt deze tempel in de huidige plaats Tivoli, Tibur genoemd in de Romeinse tijd. De tempel stond hoog op een klif op ongeveer 28,9km van Rome en lag vlakbij de rivier Anio.

Het was gebouwd op een door de mens gemaakt platform bestaand uit twee verdiepingen die met hoge gewelven doorsneden was. Dit was geplaatst op de hoge

rotsachtige klif die boven genoemd wordt. Het water van de Anio stroomde door de onderste verdieping van dit bouwwerk (Adamy 1883: 215). Vanuit deze constructie laag tuimelde het water van de klif naar beneden (afb. 82). Onder de tempel zijn natuurlijke grotten

aangetroffen.

Afb. 82. Reconstructie van de Tempel van Vesta en omgeving, uit: Adamy 1883: 216, afb. 61

82 12.2 De tempel

De Tempel van Vesta is een van de best bewaard gebleven ronde tempels en een klassiek voorbeeld van een peripterale tempel met 18 Korinthische zuilen (afb. 83), zoals beschreven door Vitruvius. De ruimte tussen de zuilen bedraagt +/- 2,30m en wat opvalt is dat deze afstand rond de gehelde tempel hetzelfde blijft. Het heeft niet, zoals de rechthoekige tempels, een grotere afstand tussen de zuilen voor de ingang van de cella. Wat tevens opvallend anders is bij deze ronde tempel, in vergelijking met zijn rechthoekige tegenhangers, is de

aanwezigheid van twee ramen in de cellamuur, elk aan één kant van de deur.

De tempel staat op een cilindervormig podium en wordt bereikt door een frontale trap en was op het zuiden gericht. Inclusief zuilengalerij heeft het een diameter van 14,20m. Hiermee is het voor een Romeinse tempel, en al helemaal voor een Republikeinse, klein. De diameter van de cella is 7,10m, dit is gelijk aan de hoogte van de zuilen van de tempel.

Hiermee voldoet de tempel aan het principe zoals die is uitgezet door Vitruvius, dat de hoogte van de zuilen in overeenstemming moet zijn met de binnenste diameter van de cella. Wel houdt dit voor deze tempel in dat de cella is verzonken in de stylobaat, wanneer men de diameter van de gehele tempel vergelijkt met die van de cella. Het verschil is niet 1/5 zoals door Vitruvius is voorgeschreven, maar volgens Stamper116 1/4.

Afb. 83. Plattegrond van de Tempel van Vesta, Tivoli, uit: Stamper 2005: 75, afb. 55

De tempel is een goed voorbeeld van de zogenaamde symmetria. De hoogte van het podium en de breedte van de deuropening zijn 1/6 deel van de totale diameter van de tempel. Dit komt neer op ongeveer 2,36m. De breedte van de raamopeningen waren 1/12 deel, en daarmee 1,18m. De hoogte van de complete façade van de tempel zou overeenkomen met 3/4 deel van de tempel en daarmee rond de 10,65m. Dit is niet met zekerheid na te gaan, omdat de

bovenkant van de tempel niet bewaard is gebleven (Adamy 1883: 219).

De muren van de cella zijn opgebouwd in opus incertum en zouden ooit bekleed zijn geweest met een ander materiaal. Hier is vandaag de dag niets van terug te vinden. De cellamuren zijn, voor zover bekend, niet versierd. Het plafond van de zuilengalerij was versierd met cassetten. Hierin waren rozetten aangebracht in hoog reliëf.

116 Stamper 2005: 75

83 12.3 De zuilen

Van de 18 gecanneleerde, Korinthische zuilen, staan vandaag de dag nog 10 zuilen overeind. Zoals eerder in deze beschrijving al naar voren is gekomen, hebben de zuilen een totale lengte van 7,10m. Het kapiteel heeft een hoogte van 0,80m.

Het basement van de tempel is Attisch met twee tori die van elkaar worden gescheiden door een scotia (afb. 84). In tegenstelling tot wat gebruikelijk is, hadden de basementen niet een plint maar rusten direct op het podium van de tempel.

De cannelures van de zuilen zijn aan de bovenkant van de zuil recht afgesneden (afb. 85). Dit is een motief dat veel voorkomt in Pompeï en Palestrina in de laatste jaren van de tweede eeuw voor Christus.

Afb. 84. Basement van de Tempel van Afb. 85. Replica van een kapiteel van de

Vesta, uit: Richardson 2003: 131, detail uit Tempel van Vesta, uit: Richardson 2003: 131, afb. 9 afb. 8

De kapitelen van deze tempel zijn opvallend. Het heeft dikke, zeer krullende

acanthusbladeren samen met een varenachtig gebladerte. Hiervan waren er aan elke kant van het kapiteel twee aanwezig en staken uit boven de tweede rij acanthusbladeren. Het

varenachtige blad krult als een kurkentrekker en loopt rond het gehele kapiteel. Ze raken bijna de bloem die op de abacus is gebeeldhouwd (Lyttelton 1974: 57). Deze bloem is zeer groot en bestaat uit zes bloemblaadjes die naar buiten staan (afb. 85). De voluten van deze kapitelen doen, volgens Sear117, qua vorm denken aan Ionische kapitelen.

12.4 Het entablement en fronton

Het entablement van deze tempel is een paar centimeter lager dan het ideaal zoals die is opgesteld door Vitruvius. De architect zou hiervoor hebben gekozen om te voorkomen dat de tempel voor de toeschouwer ongewenste proporties zou hebben. Het entablement zelf is Ionisch. Het fries is, als enig onderdeel van de tempel, rijkelijk versierd (afb. 86). Op het fries zijn gebeeldhouwde hoofden van ossen aangebracht met daartussen zware guirlandes, rozetten en paterae118. Vanaf de Augusteïsche periode werden er in de plaats van ossenhoofden, schedels gebruikt.

117 Sear 1982: 22

118

Paterae: oud-Romeinse houders in de vorm van een ondiepe kom zonder handvaten. De bodem komt in het midden iets omhoog. Het werd gebruikt voor plengoffers bij religieuze ceremonies.

84

Afb. 86. Detail van het fries van de Tempel van Vesta met daaronder een gedeelte van de inscriptie uit: Richardson 2003: 131, detail uit afb. 7

De architraaf van deze tempel was relatief laag en was twee ledig. De beide fasciae werden van elkaar gescheiden door een trede. Het werd afgesloten door een cyma reversa en een cavetto. Dit werd niet vaak gebruikt en komt, volgens Lyttelton119, in de keizertijd niet voor.

Op het architraaf is een inscriptie aanwezig: “L GELLIUS POPLICOLA”, een consul in 72 v. Chr. (Richardson 2003: 132). Voor de rest was de architraaf en ook de kroonlijst zeer eenvoudig. Er zijn geen tandlijsten of consoles aangebracht.

Een groot gedeelte van de bovenkant van de tempel is niet bewaard gebleven. Over hoe het dak eruit gezien moet hebben kan alleen gespeculeerd worden. Daar zal ik dan ook niet verder op ingaan.

12.5 Materiaal

Het materiaal waaruit deze tempel is opgetrokken is ondanks de goede staat van conservatie niet uitgebreid beschreven. Zoals eerder al naar voren is gekomen was de cella opgetrokken in opus incertum, dus er is gebruik gemaakt van kleinere stukken materiaal. Wat voor materiaal dit geweest is, is niet bekend. Het podium was bekleed met travertijn, maar of dit ook heeft gegolden voor de bekleding van de cellamuur is niet met zekerheid vast te stellen.

12.6 Datering

De tempel zou rond 80 v. Chr. gebouwd zijn. Dit is in overeenstemming met de inscriptie die op de architraaf is aangetroffen. Nu kan dit uiteraard een latere aanvulling zijn geweest, maar hier zijn geen aanwijzingen voor gevonden. Of de tempel verschillende bouwfasen heeft gekend is onbekend. Er wordt aangegeven dat de tempel, zoals die nu te zien is, een

restauratie is. Wanneer deze restauratie heeft plaatsgevonden en door wie daar de opdracht toe is gegeven is niet bekend.

119 Lyttelton 1974: 76

85 12.7 Redenering achter de bouw

Wie de opdracht heeft gegeven tot de bouw van de tempel is door de inscriptie aannemelijk te

In document 1 Marcus Vitruvius Pollio (pagina 69-80)