• No results found

Te kennen gevende :

In document BURGERLIJKE BEGTSVOBDEBING (pagina 122-133)

Dat bij vonnis, door dezen raad op . . . 1800 . . . . in het voor

denzelven tusschen voornoemden A. en D. aanhangige regtsgeding

gewezen, is gelast, dat het onderhandsclie geschrift, over welks

echtheid {of valschheid of vervalsching) tusschen partijen verschil

is, en hetwelk door den voorzitter en den griffier is gewaarmerkt,

ter griffie overgebragt en bewaard zoude worden.

Dat hij, ter voldoening aan dezen last, thans ter griffie over-brengt een onderhandsch geschrift, luidende : (copij van het betwiste geschrift) ; om ter griffie van dezen raad bewaard te worden, behoudens het vermogen van partijen, om van hetzelve, mitsgaders van deze acte, aldaar inzage of afschrift te nemen.

Waarvan acte.

(Handteekening tan den procureur.) (Handteekening van den griffier)

N°. 69.

OPROEPING VAN DESKUNDIGEN. BENOEMD TOT HET ONDERZOEK NAAK DE ECHT-HEID OF ONECHTECHT-HEID VAN EEN ONDERHANDSCH GESCHRIFT.

1

4 (Art. lfifl B. R.)

In den iare 1800 . . ., den . . , ten verzoeke van meester . . ., advocaat en procureur bij den raad van justitie te . ., wonende te . . ., handelende voor en namens A., eischer bij exploit van {buitengewoon) deurwaarder . . . te . . ., van . . . 1800 . . ., wonende te . . ., heb ik B., {buitengewoon) deurwaarder bij . . ., wonende te .

Gedagvaard

G., wonende te . . . . te zijner woonplaatse exploit doende aan en sprekende w,et [enz)

IL, wonende te . . ., te zijner woonplaatse exploit doende aan en sprekende met (enz.)

I., wonende te . . ., te zijner woonplaatse exploit doende aan en sprekende mei (enz.)

Ten einde :

Aangezien in eene door requirent, bij exploit van deurwaarder N., van . . . 1800 . . ., tegen D. ingestelde regtsvordering, is overgelegd een onderhandsch geschrift;

Aangezien genoemde D. heeft verklaard dat hij dit onderhandsche geschrift ontkent te hebben geschreven (of onderteekend of niet erkent door F. te zijn geschreven of onderteekend, of houdt voor valsch of vervalscht);

Aangezien de raad van justitie te . . . bij vonnis van . . . 1800 een "-eregtelijk onderzoek over de echtheid of onecht-heid van het stuk in geschil heeft bevolen, ten overstaan van meester

94

P., regter-commissaris, terwijl de thans gedaagden daarbij zijn be-noemd als deskundigen, ten einde aan den raad voorbe-noemd om-trent voormeld verschilpunt hun gevoelen mede te deelen;

Aangezien, nadat voormeld betwist onderhandsch geschrift overeen-komstig de bovenstaande uitspraak ter griffie van den raad van justitie voormeld was overgebragt, en nadat partijen, ten overstaan van den regter-commissaris voornoemd, waren overeengekomen wegens de stukken tot vergelijking zullende dienen (of door den regter-commis-saris voornoemd, bij het daarover tusschen partijen beslaande verschil, was vastgesteld, welke stukken lot vergelijking zouden worden aange-nomen) door den regter-commissaris voornoemd is bepaald, dat voor-meld onderzoek zou gedaan woïden op . . . dag , . . 1800 des . „ . middags te . . . ure, in het locaal .

Mitsdien op voormelde dag, uur en plaats voor den regter-com-missaris voornoemd te verschijnen, ten einde, na den bij de wet gevorderden eed in zijne handen te hebben afgelegd, met het voor-melde onderzoek een aanvang, en daarna hun berigt op te maken.

En heb ik aan ieder der gedaagden afzonderlijk, exploit doende en sprekende als boven, gelaten afschrift dezes, kostende aan zegels f 1.50 en aan loon f . . .

[Handteekening van den deurwaarder.)

N°. 70.

O P R O E P I N G VAN O P E N B A R E O F A N D E R E B E W A A R D E R S VAN S T U K K E N , T O T V E R G E L I J K I N G A A N G E W E Z E N , B I J H E T O N D E R Z O E K NAAR D E N. E C H T H E I D O F O N E C H T H E I D VAN E E N O N D E R

-1 \ H A N D S C H G E S C H R I F T .

2

(Art. 1C0, in v o r b a n d m e t A r t . 157 en 159, B. R.

In den jare 1800 . . . den . ., ten verzoeke van meester advocaat en procureur bij den raad van justitie te . „ ., wonende te . . ., handelende voor en namens A . eischer bij exploit van [buiten-geiooon) deurwaarder N . te . . ., van . . . 1800 . . ., wonende te . heb ik B. {buitengewoon) deurwaarder bij den raad van justitie te . . ., wonende te . . .

Gedagvaard

K., wonende te . . ., te zijner woonplaats exploit doende aan en sprekende m.et (enz.)

Ten einde :

Aangezien bij eene door requirant, bij exploit van {buitengewoon) deurwaarder N . van . . . 1800 . . . aangevangen regtsvordering, is overgelegd een onderbandsch geschrift :

Aangezien genoemde D. heeft verklaard, dat hij onlhmt hetzelve te hebben geschreven (of onderteekend of niet erkent door F. te zijn geschreven of onderteekend of houdt voor valsch of vervalscht) ;

' Aangezien de raad van justitie te . . ., bij vonnis van . . 1800 een geregtelijk onderzoek over de echtheid of onechtheid van het stuk in verschil heeft bevolen ten overstaan van meester P.. regier-commissaris, terwijl daarbij als deskundigen zijn benoemd, G., wonende te . . ., H , wonende te . . ., en T., wonende te . . :

Aangezien, nadat het betwiste onderhandsche geschrift, ter voldoe-ning aan voormelde uitspraak, ter griffie van voormelden raad was overgebragt, partijen, Un overstaan van den regier-commissaris voornoemd, zijn overeengekomen (of door den regier-commissaris voor-noemd, bij het daarover tusschen partijen bestaande verschil, is vast-gesteld) dat als stuk van vergelijking zoude worden aangenomen : 91) welk stuk zich bevindt onder berusting van geïnsinueerde als openbaar ambtenaar, en tevens door den regter-commissaris voor-noemd is vastgesteld, dat voormeld onderzoek zou gedaan worden op . . . dag den . . . 1800 . . . des . . . middags te . . . ure, in het lokaal . . ., op welke dag, uur en plaats voormeld stuk door den geinsinueerde zoude worden overgebragt;

Mitsdien op voormelde dag, uur en plaats voor den regter-com-missaris voornoemd te verschijnen, en aldaar voormeld stuk over te brengen, bij gebreke waarvan hij gerequireerde daartoe langs den gewonen weg van regten zal worden genoodzaakt.

En heb ik den gedaagde, exploit doende en sprekende als boven, gelaten afschrift dezes, kostende aan zegels / 0.90, en aan l o o n / . . .

{ïïandteekening van den deurwaarder.)

AANT. tK Ingeval de gerequireerde openbare bewaarder niet compa-reert of het stuk niet medebrengt, moet tegen hem eene regtsvordering -worden ingesteld in den gewonen vorm, om daartoe of tot

schade-91) Invullen de omschrijving (gewoonlijk datum en intitulé) van liet s t u t of de stnkken van vergelijking.

96

vergoeding bij lijfsdwang te worden veroordeeld. Andere dan openbare bewaarders van stukken kunnen worden veroordeeld tot overlegging of schadevergoeding, maar zonder lijfsdwang.

N°. 7 1 .

O P R O E P I N G OM B I J H E T O N D E R Z O E K NAAR D E E C H T H E I D , VALSOH-H E I D O F V E B V A L S C VALSOH-H I N G VAN E E N O N D E R VALSOH-H A N D S C VALSOH-H

G E S C H R I F T T E G E N W O O R D I G T E Z U N .

(Art. 160, 2e lid, B. R.)

Meester C , advocaat en procureur bij den raad van justitie te . handelende voor en namens A., eischer bij exploit van dagvaarding, gedaan door {buitengewoon) deurwaarder B , den . . . 1800 . . . ; sommeert zijn ambtgenoot meester E., als zoodanig in regten ver-schenen voor D., gedaagde bij voormeld exploit van dagvaarding :

Ten einde :

Aangezien gedaagde heeft verklaard, dat hij het onderhandsch geschrift, in het hierboven gemelde exploit van dagvaarding vermeld en door eischer gelegd tot grondslag der daarbij ingestelde regts v ordering, ontkent te hebben geschreven (of onderteekend of niet erkent door F. te zijn geschreven of onderteekend of houdt voor valsch of vervalscht) ;

Aangezien de raad van justitie voornoemd, bij vonnis van . . . 1800 . . ., heeft bevolen, dat er een geregtelijk onderzoek over de echtheid of onechtheid zou plaats hebben, ten overstaan; van meester P , regter-commissaris, terwijl daarbij als deskundigen zijn benoemd (>., wonende te . . ., H , wonende te . . ., en [„wonende te . . . ; Aangezien, nadat voormeld betwist onderhandsch geschrift ter griffie van gezegden raad van justitie was overgebragt, en nadat partijen, ten overstaan van den regter-commissaris voornoemd, waren overeengekomen wegens de stukken, tot vergelijking zullende dienen (of door den regter-commissaris voornoemd, bij het daarover tasschen par-tijen bestaande verschil, waren vastgesteld de stukken, welke tot verge-lijking zouden worden aangenomen) door Z.E.A. is bepaald dat voormeld onderzoek zou gedaan worden op . . . dag . . . 1800 . . des . . . middags te . . . ure, in het lokaal . . .

Mitsdien op voormelde dag, uur en plaats voor den regter-commissaris voornoemd te verschijnen, met of zonder den gedaagde

zelven, ten einde bij voormeld onderzoek, des goedvindende, tegen-woordig te zijn; tevens aanzeggende, dat de bij voormeld vonnis benoemde deskundigen ten verzoeke, van eischer zijn opgeroepen, om zich op gezegden dag, plaats en uur te laten vinden, om den eed af te leggen, en een aanvang te maken met het onderzoek en hun berigt op te maken, en voorts de bewaarder (of bewaarders) van het (of de) tot vergelijking aangewezen stuk (of stukken) tot over-W i n s van hetzelve (of dezelve) ; eindelijk, dat tot voormeld onder-zoek, zoowel in zijn tegenwoordigheid, als bij zijn afwezen, zal worden overgegaan; waarvan acte.

(Handteekening van den procureur.)

De beteekening geschiedt als vermeld bij formulier N°. 2 1 .

N°. 72.

O P R O E P I N G T E E V O O R T Z E T T I N G DEK ZAAK, NADAT H E T O N D E R Z O E K OVER D E E C H T H E I D O F O N E C H T H E I D VAN E E N O N D E R H A N D S C H G E S C H R I F T

I S A F G E L O O P E N , M E T B E T E E K E N I N G VAN H E T

PRO-^ CES-VERBAAL DAARVAN.

1 \

— ) (Art. 104 B. R.;

Meester C , advocaat en procureur bij den raad van justitie te . . ., handelende voor en namens A., wonende te . . ., eischer bij exploit van dagvaarding, gedaan door (buitengetvoon) deurwaarder . . . te . . ., den . . . 1800 . . . ; sommeert zijn ambtgenoot E., in regten ver-schenen voor D., gedaagde bij voormeld exploit van dagvaarding.

O m te verschijnen op . . . dag . . . 1800 . . ., des . . . mid-dags te . . . ure, ter teregtzitting van den raad voornoemd ;

Ten einde :

Aangezien gedaagde heeft verklaard, dat hij het onderhandsche ge-schrift, in het hierboven vermelde exploit van dagvaarding aangehaald, en door eischer gelegd tot grondslag der daarbij tegen den gedaagde ingestelde regtsvordering, ontkent te hebben geschreven (of

ondertee-kend of niet erkent door F. te zijn geschreven of onderteeicend ot houdt voor valsch of vervalscht) ;

Aangezien de raad van justitie voornoemd, bij vonnis van . . . 1800 . . ., heeft bevolen, dat er een geregtelijk onderzoek over de echtheid of onechtheid van het stuk in verschil zoude plaats hebben,

7

08

ten overstaan van een regter-commissaris, terwijl daarbij deskundigen zijn benoemd ;

Aangezien voormeld geregtelijk onderzoek is afgeloopen, blijkens daarvan opgemaakt proces-verbaal, hetwelk bij deze aan den voor-noemden procureur van gedaagde wordt beteekend ;

Mitsdien alsnu op voormeld t ussch en -geschil conclusie te nemen en daarop desnoods een dag van pleidooi te zien bepalen ; waarvan acte.

{Handteekening van den procureur.)

De beteekening geschiedt als vermeld bij formulier N°. 2 1 . AANT. W5. Ten dienenden dage worden op dit tusschen-geschil con-clusion genomen, ingerigt als form. Nos. 42 en 43 ; de raad bepaalt daarop dag van pleidooi, tenzij partijen, daarvan afziende, op het geding en de overgelegde stukken regt verzoeken. Zie wijders Art. 165 B. R.

en volgg., waaruit nog blijkt, dat partijen ook na het rapport, bij incidentele conclusie kunnen vorderen een nieuw onderzoek van des-kundigen, of een getuigen-verhoor, of zelfs beide.

N°. 73.

CONCLUSIE VAN EEN VERWEERDER IN ZAKEN VAN SUMMIERE BEHANDELING, MET S X VERZOEK OM EEN GETUIGEN-VERHOOR TE BEVELEN.

l <2 I (Art. 172, in verband met Artt. 173, 114 en 117 B. R.)

( A

V y

Conclusie van antwoord voor D., gedaagde bij exploit van dag-vaarding, gedaan door {buitengewoon) deurwaarder B. te . . ., den , . . 1800 . . . ; procureur E. ; tegen

A., eischer bij voormeld exploit van dagvaarding; procureur C.

E., als procureur van den verweerder, concludeert dat : Aangezien 92)

Het mitsdien den raad van justitie te . . . behage, aan eischer zijnen eisch en genomen conclusie te ontzeggen, met veroordeeling van eischer in de kosten van dit geding ;

En subsidiair, voor het geval, dat de hierboven door verweerder gestelde daadzaken, van zijde den eischer zouden worden ontkend, verzoekt en concludeert de voornoemde procureur, namens ver-weerder, dat :

92) De gronden van verdediging, met de daadzaken, welke verweerder als waar opgeeft.

Aangezien voormelde daadzaken behooren tot die waarvan bewijs door getuigen bij de wet is toegelaten, en tot de beslissing der zaak kunnen leiden :

Het mitsdien den raad van justitie te . behage om, alvorens op de hoofdzaak uitspraak te doen, in deze een getuigenverhoor te bevelen, met veroordeeling van eischer in de kosten, ingeval van tegenspraak.

(Handteeliening van den procureur.)

AANT. vr'. Deze conclusie wordt, ten dienenden dage, door den pro-cureur des verweerders voorgedragen, en bij afschrift aan dien des eischers medegedeeld. Partijen worden vervolgens, of op een nader daartoe te bepalen dag, tot de pleidooijen toegelaten of dienen hare papieren in.

Indien de feiten, door den verweerder gesteld, van zijde den eischer zijn ontkend, en voor een bewijs door getuigen vatbaar worden geoordeeld, wordt het verhoor bevolen bij een vonnis op (\i) zegel.

Het getuigen-verhoor wordt in summiere zaken belegd overeen-komstig den tweeden titel van het eerste boek B. R., met uit-zondering van het bepaalde bij de artikelen 205 en 189. De betee-keningen geschieden aan de wederpartij (art. 200, 106, lid 3, B. R.) bij haar procureur.

Indien de getuigen door ziekte of dergelijk beletsel niet kunnen opkomen, kan de regter liet verhoor opdragen aan een R. commis-saris. Wonen ze verder dan 10 paal van het gebouw, aan het hoofd van plaatselijk bestuur hunner woonplaats ; in het ressort van een anderen raad, aan dezen, die op zijn beurt weder het hoofd van plaat-selijk bestuur kan delegeren (art. 190 B. R.). Deze opdragt schijnt of bij het vonnis, of later bij beschikking op verzoekschrift te moeten geschieden. Best doet men, haar (onder opgave van redenen) bij de conclusie te vragen. Bij opdragt aan een R.-C. moet de termijn worden bepaald (meestal 1 maand) binnen welken men het bevel tot dagvaar-ding der getuigen moet vragen (art. 198) ; en deze wordt gerekend van den dag der beteekening van het vonnis. Bij opdragt aan een anderen raad mag men analogice hetzelfde aannemen.

4oÔ

N°. 74.

C O N C L U S I E , D E F E I T E N B E V A T T E N D E W E L K E E E N E PAETI.T TN Z A K E N VAN G E W O N E B E H A N D E L I N G DOOK G E T U I G E N

W I L B E W I J Z E N .

(Art. 192, I s t e lid, B. li.)

Conclusie incidenteel, den raad van justitie te . . eerbiedig overgele-verd voor D., gedaagde bij exploit van dagvaarding, gedaan door {buiten-gewoon) deurwaarder B. te . . . den . .. 1800 . . .; procureur E. ; tegen

A., eiseber bij voormeld exploit van dagvaarding; procureur C.

E., als procureur van den gedaagde, verzoekt en concludeert in naam van dezen : dat hem worde verleend acte, dat hij te zijner verdediging op de door eiseber, bij in den hoofde dezes vermeld exploit van dagvaarding, ingestelde vordering, zal aanvoeren de navolgende feiten 92), welke feiten, bijaldien zij door eiseber niet binnen acht dagen na deze worden ontkend, worden gehouden voor erkend ;

En voor het geval, dat deze feiten van zijde den eischer mogten worden ontkend, verzoekt en concludeert voornoemde procureur, namens gedaagde, dat :

Aangezien voormelde daadzaken bebooren tot de zoodanige, waar-voor bewijs door getuigen is toegelaten, en waar-voorts ter zake dienende en afdoende zijn ;

Het mitsdien den raad van justitie te . . . behage, in deze een getuigen-verhoor te bevelen, en zulks, of op de teregtzitting, of voor een daartoe te benoemen regter-eommissaris, met veroordeeling van oorspronkelijk eischer in de kosten van dit incident, in geval van tegenspraak, en anders met reserve.

(Handteeheninfi van den procureur.)

N°. 75.

A C T E VAN O N T K E N T E N I S VAN G E S T E L D E D A A D Z A K E N .

( A r t . 11)2, 2e lid B . E.)

Conclusie van antwoord incidenteel i. z. A., eischer bij exploit van dagvaarding van [buitengewoon) deurwaarder . . . te . . , van . . . 1800 . . . ; procureur C. ; tegen

D., gedaagde bij voormeld exploit van dagvaarding, procureur E.

C , als procureur van oorspronkelijk eischer, verzoekt en concludeert dat hem worde verleend acte, dat hij ontkent de feiten, vermeld in de, namens oorspronkelijk gedaagde beteekende conclusie, en voorts met betrekking tot de door oorspronkelijk gedaagde voor dat geval genomene conclusie, concludeert de voornoemde procureur, namens oorspronkelijk eischer, dat :

Aangezien het bewijs door getuigen van de voormelde feiten bij de wet niet is toegelaten, en die in allen gevalle ter zake dienende noch afdoende zijn, het den raad van justitie te . . . behage den oorspron-kelijk gedaagde zijne voormelde conclusie te ontzeggen, met veroordeeling van gedaagde om op de tegen hem, bij in hoofde dezes vermeld exploit van dagvaarding, ingestelde vordering voort ie procederen, eu m de kosten van dit incident.

of

verklaart voornoemde procureur, namens oorspronkelijk eischer, dat hij zich niet verzet tegen het bevelen van het gevorderde getuigen-ver-hoor, behoudens des eischers regt van tegenbewijs; verder concluderende dat de uitspraak over de kosten van dit incident worde gevoegd bij die wegens de hoofdzaak.

{Handteekening van dm procureur.)

ü e beteekening geschiedt als vermeld bij formulier N°. 2 1 . AANT. W\ Ingeval de raad het bewijs door getuigen geoorloofd acht en dat de voorgestelde daadzaken tot de beslissing der zaak kunnen leiden (ze behoeven niet absoluut afdoende en beslissend te zijn), beveelt hij het verhoor, hetzij op de teregtzitting of wel voor een regter-commissaris, of draagt het op aan een anderen raad van justitie. Zie aant. vr\

In zaken van echtscheiding en scheiding van tafel en bed heeft het verhoor altijd op de teregtzitting plaats. Art. 838, 841. Wanneer het op de teregtzitting wordt bevolen, worden dag en uur m het vonnis bepaald ; in alle andere gevallen wordt een termijn gesteld om aan den benoemden regter of aan het aangewezen hoofd van plaatse-lijk bestuur verzoek daartoe te doen. Zie form. N°. 78.

»5. Van het getuigen-verhoor moet in Indië altijd en in alle zaken, in hooger beroep of in het hoogste ressort, proces-verbaal worden

102

opgemaakt. (Van mij is zelfs, door een ambtshalve gewezen von-nis, beteekening van dat proces-verbaal gevorderd, dat op de teregtzitting had plaats gehad en waarbij partij en haar procureur waren tegenwoordig geweest.)

Hoezeer niet uitdrukkelijk is voorgeschreven dat dezelfde leden van de zaak kennis nemen, die het getuigen-verhoor op de teregtzitting hebben bijgewoond, schijnt dit toch noodzakelijk ; het onderstelt de persoonlijke kennisneming van al de regters.

N°. 76.

PROCES-VBBBAAL VAN EEN VERHOOR VAN GETUIGEN OP DE TEREGTZITTING.

(Art. 172, 190, 194 B. R.)

Op heden . . . 1800 . . , des . . . middags te . . . ure, in liet locaal der gewone teregtzittingen van den raad van justitie te

. . ., alwaar vergaderd waren de heeren Mrs. M., N . en O., leden en de ondergeteekende, als griffier, is gecompareerd E., procureur voor dezen raad en van D., te kennen gevende dat hij, ingevolge vonnis van dezen raad van . . . 1800 . . ., in zake tegen A., pro-cureur B., na behoorlijke oproeping zijner wederpartij had doen dag-vaarden vijf 93) getuigen, welke hij alsnu verzocht dat zouden ge-hoord worden omtrent de feiten in gemeld vonnis omschreven. En is vervolgens gecompareerd B , procureur voor dezen raad van justitie en van A., te kennen gevende, dat hij tot het leveren van tegen-bewijs te dezer zake had doen dagvaarden twee getuigen, welke hij verzocht dat insgelijks zouden worden gehoord. Welke verzoeken toegestaan zijnde, staat binnen de ls t e getuige van den verweerder, welke zegt te heeten Z., van beroep . . ., oud . . . jaren, wonende te . . ., tot geene van de beide partijen in bloed- of aanverwant-schap, noch ook in dienstbetrekking te staan, en na op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, door tusschenkomst van . . ., paug-Jioeloe, of van . . . luitenant der -Ckitieezen te . . ., den eed te hebben afgelegd van de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, op de hem gedane vragen heeft geantwoord, als nevens

93) Niet meer dan de kosten van vijf getuigen kunnen aan de wederpartij in rekening worden gebragt.

elke derzelve staat vermeld 91) ; en nadat deze verklaring hem door

In document BURGERLIJKE BEGTSVOBDEBING (pagina 122-133)