• No results found

Voor de beteekening zie formulier N°. 21

In document BURGERLIJKE BEGTSVOBDEBING (pagina 106-115)

AANÏ.

6

5

. Ook deze tegenspraak wordt in summiere zaken gedaan bij schriftelijke conclusie ten dienenden dage; het geschil over het stellen van zekerheid zelf is altijd summier. Ingeval de verpligting zelve be-twist wordt, is het vonnis hetwelk daarover beslist, een eindvonnis en moet dus de verliezende partij op het incident in de kosten daarvan worden veroordeeld. Ingeval er geschil bestaat over de hoegrootheid der vereischte zekerheid, kan evenzeer de partij, die daaromtrent in het ongelijk wordt gesteld, in de kosten worden veroordeeld, en is het voorzigtig daartoe te concluderen ; maar kunnen ook de kosten tot het eindvonnis worden gereserveerd.

Ingeval in eersten aanleg de zekerheid tot een bepaald bedrag is

toe-gestaan, kan in hooger beroep op nieuw zekerheid worden gevraagd.

N°. 52.

KENNISGEVING EBNER CONSIGNATIE, GEDAAN TEN GEVOLGE VAN EEN

VÊB-^ ZOEK TOT HET STELLEN VAN ZEKEBHEID.

2 j (Art. 129 B. R.)

Meester . . ., advocaat en procureur bij den raad van justitie te . . ., handelende voor en namens A., eischer bij exploit van dag-vaarding, van {buitengewoon) deurwaarder B., te . . ., van . . . 1800 . . . ; doet zeggen aan zijn ambtgenoot, meester . . ., handelende voor en namens D , gedaagde bij voormeld exploit van dagvaarding, eischer in cas van zekerheid-stelling.

Dat hij voor zijn principaal, den oorspronkelijk eischer, de som van f • . , tot welker bedrag het stellen van zekerheid was gevorderd, heeft geconsigneerd ter griffie van gemelden raad van justitie, blijkens proces verbaal van . . . 1800 . . . en zulks tot zekerheid voor de kosten, schaden en interessen, in welke oorspronkelijk eischer zoude kunnen worden verwezen, en sommeert mitsdien gezegden ambtgenoot, om ten principale voort te procederen. 82)

(De handteekening van den procureur.)

De beteekening, met overgave, van afschrift van het procesverbaal van consignatie, geschiedt als gezegd bij form. N°. 2 1 .

Hierop volgt bij H. een formulier van : //kennisgeving van het bezit van onroerende goederen, voldoende voor het beloop der

ge-vraagde zekerheid."

De Indische regtsvordering kent dit instituut met.

A.ANT. c5. Indien de oorspronkelijk gedaagde de deugdelijkheid dei-consignatie niet betwist (form. 52) is er geen vonnis noodig. Indien de oorspronkelijk gedaagde wel de consignatie betwist, verklaart hij, bij conclusie, te persisteren bij zijn incidenteelen eisch (zie form. N».

50) en geeft daarbij de redenen op, waarom hij het er voor houdt, dat de oorspronkelijk eischer niet behoorlijk of niet genoeg heeft geconsigneerd. In zaken, f 200 niet te boven gaande, kunnen al deze

82) Ingeval de hoofdzaak van gewone behandeling is, komt hierbij de oproeping tegen een bepaalden da" om conclusie te nemen. In summiere zaken behoeft dit niet • de zaak is dan op de rol gebleven; ten eerstvolgenden dienenden dage wordt termijn van antwoord ten principale bepaald.

78

conclusion mondeling worden genomen ; de quitantie van consignatie kan ter teregtzitting aan de wederpartij worden vertoond.

dr>. Wanneer de eischer veroordeeld, is tot het stellen van zekerheid (welk vonnis de som en den termijn, binnen welken de zekerheid moet gesteld worden, moet uitdrukken), kan hij alsnog : 1°. de som consigneren (zie form. N°. 52) of 2°. eene acte van borgtogt van een geaccrediteerd persoon aan den procureur der wederpartij bij acte van procureur tot procureur aanbieden ; in allen geval met sommatie om voort te procederen. Indien gedaagde dan betwist, dat aan het vonnis voldaan is, wordt dit een nieuw incident en summier behandeld. Art. 611, 612, 613. Bij het betwisten der zekerheid, bedoeld bij art. 613 B. R.

(dus besliste de Arr. Regtbank te Amsterdam bij vonnis van 2 Sep-tember 1879 Hollandsch Weehbl. n°. 4441) moet de opposant binnen den bij 't vonnis bepaalden termijn zijn betwisting ter kennis van den regter brengen, maar hij kan niet volstaan met binnen den tijd den geopposeerde kennis te geven, dat hij betwist, en een lateren dag te bepalen, waarop die zaak zal worden beregt.

e5. Wat, indien degeen, wien het stellen van zekerheid bij vonnis is opgelegd, in gebreke blijft dit te doen ? Is hij ontvankelijk om de hoofdzaak voort te zetten ; zoo niet, kan zijne wederpartij de zaak aanbrengen en vonnis vragen, indien zij het in haar belang acht, zonder dat de oorspronkelijk eischer daarop worde gehoord 1 Zie de pole-miek, daarover gevoerd, in Roll. Weehbl. n°. 4406, 4408, 4410 en 4418.

Bij vonnis der Arr. Regtb. te 's Gravenhage van 18 Julij 1879 (Hol-landsch Weehbl. n". 4406) was beslist dat het niet voldoen door den eischer vreemdeling aan de bevolen zekerheidstelling wel ten gevolge heeft, dat hij vooralsnog niet ontvankelijk, is in het voortzetten zijner actie, maar geen invloed uitoefent op de al- of niet-ontvankelijk-heid der ingestelde actie zelve.

N°. 53.

Ö

ACTE VAN BORGTOG'T EN BEVELSCHRIFT VAN DEN PRESI-DENT TOT TEN UITVOERLEGGING.

(Art. 614 B. R.)

Op . . . 1800 . . . compareerde ter griffie van den raad van justitie te . . . A. 83), welke verklaarde zicb als geregtelijke borg

8:3 Naam en woonplaats van den borg.

eischer bij exploit van dagvaarding van . . . 1800 . . . van {buiten-gewoon) deurwaarder . . . te . . ., tegen C , gedaagde bij hetzelfde exploit, zoude kunnen worden veroordeeld ter zake van het geschil, daarbij aanhangig gemaakt, en zulks tot een bedrag van / . . . . tot welk beloop het aan voormelden B. is opgelegd 'zekerheid te stellen bij ''s raads vonnis van . . . (of: zekerheid door voormelden C. is gevorderd).

Waarvan acte, ten dage en jare als voren door mij griffier en den comparant onderteekend.

(Handteekening van den borg en den griffier.)

Wij president van den raad van justitie te . . . Gezien art. 614 B. R. ;

Nog gezien vorenstaande acte van borgtogt ;

Bevelen dat dezelve worde ten uitvoer gelegd tegen den borg.

Gedaan te . . . den . . . 1800.

{Handteekening van den president.)

AANT. f\ Dit bevelschrift is niet uitvoerbaar op de minute.

N°. 54.

VORDERING VAN EEN GEDAAGDE, DAT DE REGTER ZICH ONBEVOEGD

—-~. VERKLARE.

1 \

<r> J (Art. 180 B. R.S

Conclusie exceptioneel, in zake D., gedaagde bij exploit van dag-vaarding, gedaan door {buitengewoon) deurwaarder B. te . . ., den

• . . 1800 . . . ; procureur E.

A , eischer bij gezegd exploit van dagvaarding ; procureur O.

E., als procureur van den gedaagde, zegt voor exceptie : Dat 84)

Weshalve voornoemde procureur namens gedaagde, onder voorbe-houd van alle mogelijke verweringen, zoo op de hoofdzaak als exceptief, concludeert dat het den raad van justitie te . . . behage, zich onbevoegd te verklaren, om van dit geschil kennis te nemen, met veroordeeling van oorspronkelijk eischer in de kosten.

(Handteekening van den procureur.)

De beteekening geschiedt als gezegd bij formulier N°. 2 1 .

84) De gronden, waarop onbevoegdheid beweerd wordt.

m

ÂANT. g5. Indien de exceptie relatieve onbevoegdheid geldt : Wanneer zij, gelijk men vroeger zeide, wordt voorgesteld uithoofde van den persoon des gedaagden, moet zij afzonderlijk en vóór elke andere ver-wering worden voorgesteld. Art. 131. Eveneens bij eene zaak, bij het zoogenaamde residentiegeregt behoorende, doch bij den raad van justitie aangebragt ; art. 133. Indien bet betreft eene absolute onbevoegdheid, zoogenaamd ratione materiae, mag zij in eiken stand van het proces worden voorgesteld, dus b. v. na de behandeling van een incident of na verwerping van eene andere exceptie, m. i. zelfs nog bij pleidooi;

mits niet enkel mondeling. De onbevoegdheid ratione p is gedekt door verwering ten principale ; die ratione m niet. In geen geval is het verboden te concluderen : primair tot onbevoegdverklaring van den regter en subsidiair tot niet-ontvankelijk verklaring of ontzegging van den eisch. Beide verweringen kunnen dan tegelijk worden voldongen;

maar de geëxcipieerde is hiertoe niet verpligt; hij kan volstaan met te antwoorden op de exceptie van onbevoegdheid, en te vorderen, dat de regter eerst zich bevoegd verklare en partijen gelaste voort te pro-cederen. Arg. Art. 137.

/</>. In summiere zaken wordt deze exceptie voorgesteld bij schrifte-lijke conclusie, ten dienenden dage, in den vorm van formulier N°.

43 (zie Art. 117 B. R.)

In zaken van gewone behandeling wordt deze exceptie door de meest gereede partij vervolgd bij oproeping ter audiëntie, in den vorm van formulier N°. 45. Partijen nemen daarop, ten dienenden dage, conclusie.

Voor eene tot tegenspraak der beweerde onbevoegdheid, is het onnoodig een formulier te geven ; het conclusum is, dat de regtbank partijen gelaste voort te procederen op de hoofdzaak en den excipient ver-oordeele in de kosten der exceptie.

Zie over de exceptien van onbevoegdheid Prof. R. VAN BONEVAI.

FATJRE. Het Ned. Burg. Procesrecht, bl. 265 en Mr. A. DE PINTO, Handleiding Wefb. Burg. Begtsv. 2°. dr. § 135.

N°. 55.

VORDERING VAN DEN GEDAAGDE, DAT DE ZAAK, WAAROVER HIJ IN REGTEN GEROEPEN IS, WORDE VERWEZEN NAAR DIEN REGTER,

/" \ \ VOOR WELKEN ZIJ BEREIDS AANHANGIG IS.

I 2 I (Exceptie van verknochtheid; art. 131 B. R.)

Incidentele conclusie in zake D., gedaagde bij exploit van dag-vaarding, op . . . 1800 . . . uitgebragt door {buitengewoon) deur-waarder B. te . . . , procureur E. ; tegen

A. eischer bij gezegd exploit ; procureur G.

De. procureur des gedaagden zegt voor exceptie : dat over de vor-dering van den eischer reeds tusschen dezelfde partijen een regtsge-ding aanbangig is bij . . . 85), aangebragt bij exploit van dagvaarregtsge-ding van den . . . (of: bij compromis enz.)

Weshalve hij namens gedaagde concludeert, dat de raad van justitie.

te . partijen verwijze naar den regier, voor welken de zaak reeds aanhangig is gemaald, of naar de se/leidsmannen, aan welke door partijen de kennisneming van dit geschil is opgedragen, en voor welke

het aanhangig is; met veroordeeling van oorspronkelijk eischer m de kosten van het geding.

Gedaagde doet bij deze aanbod van afschrift (enz). Waarvan acte.

'HcmdUekming van ilen, procureur.)

De beteekening geschiedt als gezegd bij formulier N°. 2 1 .

A ANT. V'. Gelijksoortige conclusie wordt genomen indien het geschil verknocht is aan een ander, voor een anderen regter in Nederland of N.-Indië. De redenen, waarom beide geschillen verknocht zijn, moeten dan worden uiteengezet. De wet beslist niet of twee gedingen, tusschen dezelfde partijen voor denzelfden regter aanhangig, mogen warden bijeengevoegd om bij hetzelfde vonnis te worden beslist. De jurispru-dentie geeft voorbeelden van zoodanige voeging. Zie VERNEDE, N. 3 ad art. 158 (Holl.) Zij is mij herhaaldelijk voorgekomen, wanneer na de dagvaarding voor dezelfde zaak conservatoir beslag werd gelegd, dat van waarde moet worden verklaard. Zij kan in Nederland, vol-gens H., tot behoorlijke instructie van de zaak noodzakelijk zijn, indien de zaken zijn aangebragt bij verschillende kamers van hetzelfde col-lege. In Indië kan dit moeijelijk voorkomen: er is nooit meer dan

ééne civiele kamer. De speciale achterstand-kamers, die plegen te worden opgericht, betreffen slechts strafzaken.

Deze exceptie van liüspendentie of connexitcit moet vóór alle andere, behalve die van onbevoegdheid, ratione personae en van zekerheidstel-ling worden ingesteld.

85) Naam van het regtsoollegie in Nederland of Nederlandsen Indle, of van de in die landen regtsprekonde arbiters, bij welke het bedoelde regtsgeding aanhangig is, of een Nederlandsch consulair ressort.

Op eene dagvaarding voor een West-Indischen of Curaçaoschen regter zon men zich voor deze exceptie m. i. niet kunnen beroepen: mij is geene bepaling bekend, krachtens welke in Suriname of Curaçao gewezen vonnissen en arresten in Nedcrlandsch-Indie kunnen worden ten uitvoer gelegd.

82

Dat voeging niet alleen mogelijk is van zaken aanhangig voor ver-schillende regters, maar ook van verknochte zaken voor denzelfden regter aanhangig, is in den laatsten tijd meermalen beslist. Zie o. a.

Regtb. Amsterdam 22 Junij 4877 (Hollandsen) Weehbl. n°. 4170.

Bij arrest van den Hoogen Raad van 43 April 1876, (Hollandsen) WeeJcU no. 3985, VAN DEN HONERT, Burg. Begt XLI bl. 180 is beslist, dat, als vaststaat, niet alleen dat de litispendentie bij dit artikel bedoeld, niet aanwezig is, maar ook, dat van de bij dit artikel gegeven, bevoegdheid om verwijzing te vragen, geen gebruik is ge-maakt en geenc verwijzing is uitgesproken, dit artikel ook niet ver-keerd kan zijn toegepast.

N°. 56.

D I L A T O I R E E X C E P T I E VOOR E R P G E N A M E N , I N R E G T E N G E R O E P E N G E D U R E N D E D E N T E R M I J N , DAT Z I J N O G Z I J N

I N T E R M E N VAN B E R A A D . (Art. 135, 2de lifl B . R.).

Conclusie exceptioneel, in zake D., wonende te . . ., gedaagde bij exploit van dagvaarding, gedaan door deurwaarder B. te . . ., den . . . 1800 . . ., procureur E. ; tegen

A., eischer bij gezegd exploit van dagvaarding, procureur C.

E., als procureur van den gedaagde, zegt voor exceptie : dat ge-daagde in deze door eischer in regten is betrokken, als erfgenaam van P., op . . . 1800 . . . te . . . overleden ;

Dat door gedaagde op . . . 1800 . . ., ter griffie van den raad van justitie te . . . is afgelegd de verklaring, dat hij voornemens is, gebruik te maken van het hem toegekende regt van beraad ;

Dat de daarvoor hem bij Art. 1024. B. W . toegestane termijn nog niet is geëindigd, en gedaagde mitsdien voor alsnog is ongehouden om zich op de, door eischer tegen hem in voormelde betrekking ingestelde regts vordering uit te laten ;

Weshalve hij namens gedaagde, onder voorbehoud van alle weren van regten verzoekt en concludeert, dat de raad van justitie te . . . het onderwerpelijke regtsgeding verklare gestateerd, tot tijd en wijle de wettelijke termijn van beraad zal zijn geëindigd, mitsdien tot . . . 86) ; met veroordeeling van oorspronkelijk eischer in de kosten van dit incident, ingeval van tegenspraak.

BG) D e 121ste d a g n a de t e r griffie g e d a n e v e r k l a r i n g .

Gedaagde doet bij dezen aanbod van afschrift van {enz.). Waar-van acte.

(ffandteekem'nff van den procureur.)

De beteekening geschiedt als vermeld bij formulier N°. 2 1 . AANT. f>. In summiere zaken wordt deze exceptie voorgesteld bij schriftelijke conclusie, ten dienenden dage, op de teregtzitting geno-men, in den vorm van formulier N°. 43. biet aanbod van afschrift wordt dan vervangen door gelijktijdige overgifte van afschrift dei-stukken (zie Art. 117 in verband met 114 B. R.)

Deze dilatoire exceptie onderscheidt zich daardoor van andere, dat zij niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van den eisch, maar alleen tot statering. Arg. Art. 1024 en 1025 B. W . Indien de gedaagde erfge-naam, bij request, een nieuwen termijn van beraad heeft verkregen (Art. 1024, lid 2), kan hij dezelfde exceptie andermaal met dezelfde uitwerking voorstellen. Indien gedaagde, na zich beraden te hebben, de erfenis verwerpt, wordt bij geacht nooit erfgenaam te zijn geweest (Art. 1058 B. W.) en kan dus eene peremptoire exceptie van non-qualificatie doen gelden. Zie formulier N». 59.

N°. 57.

VORDERING VAN GEDAAGDE TOT NIETIG-VERKLARIXG VAN HET EXPLOIT VAN DAGVAARDING.

f M

l 2 i (Art. 95, 00 on 07 B. R.)

Conclusie van exceptie in zake D., gedaagde, bij exploit van dag-vaarding, gedaan door deurwaarder B., den . . . 1800 . . ., procu-reur E. ; tegen

A., eischer bij gezegd exploit van dagvaarding, procureur C.

De procureur des gedaagden zegt voor exceptie : Dat . . .

Weshalve voornoemde procureur, namens gedaagde, met voorbe-houd van alle weren van regten en exception, verzoekt en conclu-deert, dat het den raad van justitie te . . . behage, het in den hoofde dezes vermelde exploit van dagvaarding te verklaren nietig ; met veroordeeling van oorspronkelijk eischer in de kosten van dit geding.

(Handteekening van den procureur.)

De beteekening geschiedt als vermeld bij formulier N°. 2 ] .

84

AANT. ¥>. Indien de nietigheid van het exploit niet is ingeroepen vóór alle weren en. exception, behalve die van onbevoegdheid des reg-ters, wordt ze voor gedekt gehouden (zie Art. 95 B. R.), terwijl geenerlei exploit of acte van regtspleging kan nietig verklaard worden, indien de wet de nietigheid niet uitdrukkelijk bevolen heeft (zie Art 92 B. R.).

Het is evenwel niet verboden primair te concluderen tot nietigver-klaring der dagvaarding en subsidiair tot niet-ontvankelijk-vernietigver-klaring oF ontzegging van den eisch ; de eischer en geëxcipieerde moet dan ook over beide contesteren. Maar zoodra eene andere exceptie of ver-dediging is geopperd, behalve die van onbevoegdheid, zonder dat van de nietigheid gesproken is, is deze laatste gedekt. Zie over nietig-heid der dagvaarding Prof. VAN BONEVAL FAURE, Ned. Procesrecht 2e deel, § 59.

N°. 58.

^ — PEREMPTOIRE EXCEPTIE VAN GEWIJSDE ZAAK

( 1 ^

\ 2 / (Art. 136, 2e Hfl, N». I, P.. R.)

Conclusie van exceptie in zake D., gedaagde bij exploit van dag-vaarding, gedaan door {buitengewoon) deurwaarder B., den . . . 1800 . . ., procureur E. ; tegen

A , eischer bij hetzelfde exploit van dagvaarding, procureur G.

ü e procureur van gedaagde zegt voor exceptie:

Dat de zaak, welke het onderwerp uitmaakt van de door eischer bij in hoofde dezes vermeld exploit van dagvaarding, tegen gedaagde ingestelde regts vordering, bereids is beslist bij vonnis (of arrest) van (enz); waarom hij namens gedaagde, onder voorbehoud van alle andere weren van regten, voorstellende de exceptie van gewijsde zaak, con-cludeert, dat het den raad van justitie te . . . behage, om, met toe-lating van voormelde, peremptoire exceptie, den eischer te verklaren niet ontvankelijk in zijne, bij in hoofde dezes vermeld exploit van dagvaarding, tegen oorspronkelijk gedaagde ingestelde vordering, met veroordeeling van eischer in de kosten van dit geding.

Gedaagde doet bij dezen aanbod van een afschrift van (enz.)

{HmuMeelminfi van den procureur.)

AANT. P. Geheel gelijksoortig is de exceptie van dading (Art. 136 n". 2). Daarvoor kan het voorgaand formulier dus ook worden gevolgd.

In plaats van een vonnis of arrest wordt dan de acte van dading-aangehaald (deze moet schriftelijk zijn aangegaan, art. 1851 B. W.) Daarmee staat geheel gelijk een procesverbaal volgens form. N». 15.

Deze exception, evenals alle peremptoire, kunnen ook tegelijk met de

In document BURGERLIJKE BEGTSVOBDEBING (pagina 106-115)