• No results found

Gezien art. 126 burgerlijke regtsvordering;

In document BURGERLIJKE BEGTSVOBDEBING (pagina 102-106)

Gelasten, dat de procureur meester E., krachtens het tegenwoor-dige bevelschrift, zelfs bij lijfsdwang, worde genoodzaakt, om tegen het door hem afgegeven recief, aan A., of diens procureur meester C , terug te geven de navolgende stukken enz.

Gedaan te , . . den . . . 18 . . .

{Handteekeniny van den president).

AANT. y\ Volgens H. »geven Art. '29,'J en 294 Wetboek burgerlijke i'egtsvordering aanleiding om aan te nemen, dat zulk eeu bevelschrift onderhevig is aan verzet". »Het is daarom voorzigtig" zegt hij, »bij liet request ook te vragen, dat hetzelve zal worden verklaard uitvoer-baar niettegenstaande verzet."

Deze artikelen en de correspondeerende indische 287 en 288 gelden m. i. alleen voor de procedure in kort geding. Ik zie geen aanleiding, om verzet toegelaten te achten, waar het geen procedure bij verstek geldt, en de wet dit middel niet uitdrukkelijk toekent, als b. v. bij de taxatie eener procureursrekening. Volgens de algemeene indische jurisprudentie, dat hooger beroep altijd is toegelaten, wanneer bet niet uitdrukkelijk is uitgesloten, zou ik eer denken aan hooger beroep (bij het H. G. H.). Gevallen zijn mij niet bekend; trouwens, in de practijk geschiedt nederlegging ter griffie.

N°. 49.

f -\ \ VEBZOEK TOT STATERING VAN HET GEDING, IN ZAKEN

— I VAN GEWONE BEHANDELING.

\ 4 /

\ y (Art. 27 B. K.)

Conclusie incidenteel, den raad van justitie te . . . eerbiedig overgeleverd.

In zake D., wonende te . . . gedaagde bij exploit van dagvaarding, van [buitengewoon) deurwaarder B., te . . . van . . . 1800 . . ., tegen A. wonende te . . . , eischer bij gezegd exploit; procureur G.

De procureur des gedaagden zegt, alvorens zich over de zaak ten principale uit te laten (of: verder uit te laten) en onder voorbehoud van alle middelen van verwering ;

Dat de bewijsstukken, welke de gedaagde behoeft te zijner verde-diging op de vordering, tegen hem bij in hoofde dezes vermeld exploit van dagvaarding ingesteld, zich bevinden in den boedel van wijlen F., welke, ten gevolge van diens onlangs plaats gehad heb-bend overlijden, is verzegeld ;

7 i

Dat gedaagde alzoo niet in de mogelijkheid is, deze stukken binnen den termijn, bij de burgerlijke regts v ordering bepaald, voort te brengen ;

Weshalve hij namens gedaagde verzoekt en concludeert, dat het den raad van justitie te . . . behage den gedaagde te verleenen statering van voormeld geding gedurende den tijd van . . . weken ; waarvan akte.

(Handteekeninc/ van den procureur.)

De beteekening geschiedt als vermeld bij formulier N°. 2 1 . AANT ,e4. In summiere zaken, alsmede in zaken op korten termijn, wordt, volgens H., de statering gevraagd bij schriftelijke conclusie, ten dienenden dage, in den vorm van formulier N°. 43 (zie art, 117 B. R.) In Indië vergenoegt men zich niet een mondelinge.

Overigens moet Art, 127 niet zóó beperkend worden opgevat, alsof het geval, in form. N». 49 aangeduid, het éénige zoude zijn, waarin statering kan worden verleend. Daartoe kunnen b. v. termen zijn, wanneer een gedaagde in vrijwaring moet worden opgeroepen; wanneer de verweerder eene magtiging van een administratief gezag noodig heeft; wanneer de uitslag van het regtsgeding kan afhangen van het derde verzet tegen een vonnis, bij een anderen regter aanhangig (Art.

378) ; wanneer aan een schuldenaar surseance van betaling is ver-leend. (Art. 906 lit. 2, W. v. K.) enz. Zie ook formulier 56.

In zaken van gewone behandeling wordt deze exceptie door de meest gereede partij vervolgd, bij eene oproeping ter audiëntie, in den vorm van formulier N°. 64, en partijen nemen daarop, ten dienenden dage, hare conclusion. Bij arrest van 22 Februarij 1878 (Hollandsch

WcekU. n«. 4216) besliste de Hooge Raad, dat onder bewijsstukken in art. 127 B. R. alleen te verstaan zijn stukken, van welke a priori kan worden aangetoond, dat zij invloed hebben op het geding, en dit is niet het geval met een later en tusschen andere dan de litigerende partijen te wijzen vonnis.

N°. 50.

VEKZOEK, DAT DOOK E E N V R E E M D E L I N G , E I S C H E B Z I J N D E , WOKDE G E S T E L D Z E K E R H E I D VOOR D E B E T A L I N G D E R K O S T E N , E N Z ,

I N ZAKEN VAN G E W O N E B E H A N D E L I N G .

(Art. 128, i n v e r b a n d m e t A r t . 611 B. R.)

Conclusie van eisch incidenteel, den raad van justitie te . . . eer-biedig overgeleverd in zake D-, gedaagde bij exploit van dagvaarding

van 1800 van {buitengewoon) deurwaarder B., te .

procureur E. ; tegen

A,, eischer bij gezegd exploit van dagvaarding, procureur C.

E., als procureur des gedaagden, alvorens eenige verwering te doen en onder uitdrukkelijk voorbehoud daarvan :

Verzoekt en concludeert: Aangezien de eischer is vreemdeling 81) dat het den raad van justitie te . . . behage te gelasten, dat de eischer zal gehouden zijn, om binnen een daartoe bij het vonnis te bepalen termijn en op de daarbij vasttestellen wijze zekerheid te . stellen voor de betaling der proceskosten en der schaden en

inte-ressen, in welke hij, ten behoeve van gedaagde, zoude kunnen verwezen worden, en zulks ten beloope eener somma van / . . ., waarop die kosten, schaden en interessen door gedaagde worden be-groot ; met veroordeeling van oorspronkelijk eischer, in geval van tegenspraak, in de kosten van dit incident, en anders met reserve ; waarvan acte.

{Handteekening van den procureur.)

De beteekemng geschiedt als gezegd bij formulier N°. 2 1 . AANT. a5. Gelijk verzoek kan ook gedaan worden, indien, in eene aangelegde regtszaak, een vreemdeling zich voegt of tussehenkomt. Het kan ook na den aanvang van het proces worden gedaan ; ook bij den aanvang eener tweede instantie.

In summiere zaken en die op korten termijn, wordt het gedaan bij schriftelijke conclusie, ten dienenden dage, in den vorm van formulier N». 43 (zie Art. 117 B. K.).

N°. 51.

TEGENSPRAAK VAN EEN VERZOEK TOT HET STELLEN VAN ZEKERHEID IN ZAKEN VAN GEWONE BEHANDELING.

(Art. 128 B. R.)

Conclusie van antwoord incidenteel, den raad van justitie te . . . eerbiedig overgeleverd in zake A., eischer bij exploit van dagvaarding, gedaan door [buitengewoon) deurwaarder B. te . . ., den . . . 1800

. . . ; procureur C.

81) Hier kan worden bijgevoegd: blijkens de door hem zelven aangenomen qualiteil in de dag-vaarding, of wel niet invulling van de gronden en middelen, ten bewijze dat de eischer geen Nederlander is, noch ingezeten van N,-Indië; vgl. art. 5 A. B.

M H H H ^ M m m ^ B M ^ H ^ ^ ^ ^ m r - m

tegen

D., gedaagde bij voormeld exploit van dagvaarding, procureur E.

C, als procureur van oorspronkelijk eischer, zegt tot antwoord op liet door oorspronkelijk gedaagde gedaan verzoek, tot het stellen van zekerheid door oorspronkelijk eischer, voor de betaling der proces-kosten en der schaden en interessen, in welke hij, ten behoeve van oorspronkelijk gedaagde, zoude kunnen verwezen worden :

Dat de oorspronkelijk eischer niet tot het stellen van zekerheid

In document BURGERLIJKE BEGTSVOBDEBING (pagina 102-106)