• No results found

Deze acte wordt beteekend als bij formulier N°. 21 vermeld

In document BURGERLIJKE BEGTSVOBDEBING (pagina 167-170)

AANT. a>. Uit de ontkentenis, in den boven aangewezen vorm

ge-daan en beteekend, volgt van regtswege de schorsing van het geding, waarin de ontkende handeling is geschied. De wederpartij kan echter incidenteel concluderen, dat de raad aan de ontkennende partij een termijn stelle, binnen welken het proces tot ontkentenis moet zijn voortgezet, op straffe van de schorsing der principale zaak te doen ophouden. Art. 259. Het proces tot ontkentenis is minstens summier ; het kan ook op korten termijn gevoerd worden ; art. 265 B. R.

N°. 105.

VERZOEKSCHRIFT BEVATTENDE EEN EISCH TOT VERWIJZING NAAR EEN ANDEREN RAAD VAN JUSTITIE.

1

9 ) (Art. 267, Ie lid, B. R.)

Aan het hoog geregtshof van Nederlandsoh-Indië {eerde hamer) ;

Geeft eerbiedig te kennen meester . ., advocaat en procureur bij den raad van justitie te . . ., handelende voor en namens A., wo-nende te . . . :

dat hij in die hoedanigheid, bij exploit van dagvaarding, door

{buitengewoon) deurwaarder B , den . . . 1800 . . . gedaan, tegen

ü., voor gezegden raad. van justitie heeft ingesteld eene regtsvorde-ring, ter zake daarbij breeder vermeld ;

Dat intusschen, ten gevolge van de toegelaten wraking en ver-schooning van de Heeren P., Q. en K , leden in en griffier van 116b) gemelden raad van justitie, de leden van denzelven niet meer m genoegzamen getale zijn, om van voormeld geschil kennis te nemen ; Weshalve hij verzoekt en concludeert, dat het uw opperregterhjk college behage, voormeld regtsgeding te verwijzen naar zoodanigen anderen raad, als hetzelve zal gelieven aan te wijzen.

Hüb) Vgl, 122 R. O.

138

Tot staving der middelen, waarop deze eisch berust, legt hij over de navolgende stukken (enz.).

(Handleekemng van den procureur.)

Nedergelegd ter griffie van den raad van justitie te . . ., op . . . 1800 . .

De griffier,

AANT. b7. Doet zich dit geval voor bij het hoog geregtshof zelve, zoo wendt de meest gereede partij zich bij verzoekschrift tot den Gouver-neur-Generaal. Daar het hof hierop berigten moet, doet men wel, het verzoek bij den Procureur-Generaal in te dienen. De G. G. benoemt dan tijdelijk en alleen voor het afdoen der zaak een genoegzaam aan-tal leden Hij is daarbij aan art. 153 R. O. niet geheel gebonden.

Van dergelijke verwijzing is mij geen voorbeeld bekend.

Trouwens, er is thans meer keus dan tijdens de zamenstelling van de R. O., in 1848.

N°. 4 06.

BETEEKENING VAN EEN VEBZOEKSCHRIFT TOT VERWIJZING NAAR EEN

; .. ANDEREN RAAD VAN JUSTITIE.

f I ï

i o \ (Art. 267, Ie en 2de lia, B. R.)

In den jare 1800 . . ., den . . ., ten verzoeke van meester . . ., advocaat en procureur bij den raad van justitie te . . ., handelende voor en namens A., wonende te . . , eischer bij exploit van dag vaarding, op . . . 1800 . . . uitgebragt door [buitengeiooon) deur-waarder . . . te . . , heb ik B., deurdeur-waarder bij gezegden raad van justitie, wonende te . . . ; aan

D., wonende te . . ., gedaagde bij gezegd exploit, mijn exploit doende ter zijner gekozen woonplaats, zijnde ten kantore van den voor

hem in regten verschenen advocaat en procureur meester . . . te . . ., en aldaar sprekende met . . .

Beteekend

en, met het tegenwoordige exploit, afschrift overgeleverd van een verzoekschrift, gedagteekend . . . 1800 . . ., door mijn requirant in genoemde hoedanigheid aan het hoog geregtshof van Nederlandsch-Indië ingediend, houdende een eisch tot verwijzing van den, bij

vorengemeld exploit tegen geïiisin ueerde voor gezegden raad van justitie ingestelde regtsvordering, naar zoodanigen anderen raad van justitie, als het Hof zal gelieven aan te wijzen, om van voormeld geschil kennis te nemen ;

Den géïnsinueerde tevens aanzeggende, dat gezegd verzoekschrift met de stukken daarbij vermeld, ter griffie van voornoemden raad van justitie op morgen zal worden nedergelegd, en hem aanmanende, om daarop, binnen veertien dagen, te dienen van antwoord, met middelen.

En heb ik, deurwaarder, exploit doende aan en sprekende als boven, behalve van voormeld verzoekschrift, mede gelaten afschrift

van dit exploit, kostende aan zegels ƒ 0.90, en aan loon ƒ . . .

(Handteelening van den deurwaarder.)

AANT. C7. Deze beteekening, gevolgd van nederlegging van het verzoekschrift (vorig Formulier) ter griffie, brengt van regtswege schorsing van de zaak teweeg. Art. 267, 3° B. R.

De wederpartij, het verzoek willende tegenspreken, beteekent haar memorie van antwoord, en legt die ter griffie van den raad neder (art. 267, lid 2), ook binnen 14 dagen. — De vorm kan die zijn van form. N°. 106, maar de slotsom bevat een verzoek en conclusie van den volgenden inhoud :

"Weshalve de vertooner verzoekt en concludeert, dat het uwen hove behage, het gedaan verzoek tot verwijzing van voormeld geding naar een anderen raad van justitie te ontzeggen, en te gelasten, dat het bij dien te . . . zal worden voortgezet volgens de laatste geding-stukken.

Na afloop van den termijn zendt 's raads griffier de memorien met de overgelegde stukken en de exploiten van beteekening aan het H. G. H.

d1. Indien het Hof het verzoek tot verwijzing ontzegt, houdt de schorsing op door de beteekening van dit arrest en kan de meest gereede partij sommeren om voort te procederen. Ingeval het verzoek is toegestaan, moet evenzeer het arrest beteekend worden aan den persoon of de woonplaats (de gekozene, die bij den procureur, schijnt mij uitgesloten) en de zaak worden overgebragt, bij procu-reursacte, bij den aangewezen raad, om op de laatste dingtalen te worden voortgezet. (Formulier N°. 107). - - Men is dus voor Indië teruggekeerd tot art. 375 C. de Proc.

140 N°. 1 0 7 .

BETEEKENING VAN EEN ARREST, WAARBIJ NAAR EEN ANDEREN RAAD VAN JUSTITIE IS VERWEZEN.

(Art. 268 B. E.)

In den jare 1800 . . . den . . ., ten verzoeke van meester , . ., advocaat en procureur bij den raad van justitie te . . ., wonende te . . ., handelende voor en namens A., wonende te . . ., eischer bij exploit van dagvaarding, op . . . 1800 . . . uitgebragt door

(buitengewoon) deurwaarder . . . te . . , heb ik ß., deurwaarder bij

gezegden raad van justitie, wonende te . . .

Aan

D., wonende te . . , te zijner woonplaatse exploit doende aan en

sprekende met . . .

Beteekend

en, met het tegenwoordige exploit, afschrift overgeleverd van een

In document BURGERLIJKE BEGTSVOBDEBING (pagina 167-170)