• No results found

Hoofdstuk 8 Allochtoon ondernemerschap als economische impuls in Kanaleneiland

8.1 Succesfactoren niet zonder pardon te kopiëren

In de vorige drie hoofdstukken zijn, in de analyses van Den Haag en Utrecht, duidelijk de succesfactoren en de kansen van de wijken en het ondernemerschap naar voren gekomen. Helaas zijn deze succesfactoren niet klakkeloos over te nemen. Zoals uit de ideeën van Doreen Massey naar voren is gekomen is elke plaats een uniek snijpunt van verschillende relaties. Elke plaats is uniek, kent zijn eigen geschiedenis en eigen problematiek en dient dus een op maat gemaakt advies te krijgen. Succesfactoren en kansen zijn nu duidelijk, maar hoe sluit je beide op elkaar aan? Welke succesfactoren van de Haagse wijken zijn ook toepasbaar op Kanaleneiland? Hiervoor zal eerst nog eens goed naar de verschillen tussen beide gebieden moeten worden gekeken. Één van de belangrijkste verschillen waar we mee te maken hebben is dat de Haagse wijken een vooroorlogs karakter hebben (op de herbebouwde gebieden na). Kanaleneiland daarentegen is een typische naoorlogse wijk. Welke invloed dit kan hebben op het ondernemerschap zal hieronder aan bod komen.

Één van de grootste verschillen tussen de drie Haagse wijken en Kanaleneiland is dat de Haagse wijken vooroorlogs zijn en Kanaleneiland van na de oorlog is. Naoorlogse wijken lagen tijdens hun ontstaan aan de rand van de stad. De afstand naar het stadscentrum was dus relatief groot. De wijken worden tegenwoordig als saai en monotoon gezien, doordat de wijken een stempelbouw kennen die vrijwel geen afwisseling kent in dichtheid of openheid. De wijken hadden vooral een woonfunctie. Aangezien we toen in een tijd van de verzuiling leefden was het goed te voorspellen hoe bepaalde zuilen zich in het dagelijks leven zouden begeven en was de inrichting van de ruimte hier goed op toe te passen. De laatste tijd is de situatie echter sterk veranderd in deze wijken. Er zijn vele allochtonen deze wijken binnengestroomd en er zijn andere leefstijlen bijgekomen wat tot uiting komt in een ander gebruik van de leefomgeving. De traditionele winkels worden minder bezocht en er wordt meer gebruik gemaakt van allochtone winkels (Van der Wouden, 2002). Tegenwoordig hebben de wijken een punt bereikt dat het overgrote deel van de bevolking van allochtone afkomst is. Vroeger was een sociaal-economische homogene wijk het ideaal, tegenwoordig wil men graag een naar sociaal-economische status en etnische herkomst gemengde wijk. Eenzijdig samengestelde goedkope wijken, zoals Kanaleneiland, zijn niet wenselijk. Al helemaal niet als ze overwegend worden bewoond door arme immigranten (Rath, 2002).

Dat tegenwoordig de betekenis van de directe woon- en leefomgeving sterk afneemt komt de sociale menging van verschillende bevolkingsgroepen ook niet ten goede. Activiteiten vinden steeds verder van de woonplek plaats. Sociale menging vindt daardoor niet meer in de eigen woonwijk plaats, maar elders in de stad. Ondertussen zijn de naoorlogse wijken wel centraler komen te liggen doordat er nieuwe wijken aan de buitenranden van de stad zijn ontstaan (Van der Wouden, 2002). Zo ook Kanaleneiland die dichter bij het centrum is komen te liggen door de bouw van de Vinexwijk Leidsche

Rijn. Toch is er in de wijken zelf maar weinig te merken van deze nieuwe ruimtelijke positionering. Deze wijken kennen nog steeds weinig ontmoetingsplekken. Alleen aan de randen is er af en toe een winkelcentrum te vinden. In principe biedt de nieuwe strategische ligging van sommige naoorlogse wijken ten opzichte van de stadscentra voldoende mogelijkheden. Er zouden in het kader van de herstructurering van deze wijken best clusters van publiekstrekkers in deze wijken kunnen worden gevestigd. Een nadeel is dat dit niet per definitie de sociale cohesie ten goede komt, doordat de ontmoetingen die hier plaatsvinden vaak worden gekenmerkt door lichtheid en tijdelijkheid. Het voordeel is dat deze nieuwe ontmoetingsplekken wel heterogeniteit en culturele veelzijdigheid met zich mee kan brengen. De openbare ruimte is dus, ook in een naoorlogse wijk, een gebied waar sociale en culturele ontmoetingen en ervaringen plaats kunnen vinden (Ibid., 2002).

Bereikbaarheid is een belangrijk pluspunt voor naoorlogse wijken. Het vreemde is dat de meeste economische groei in vooroorlogse wijken te vinden is, terwijl zij behoren tot de slechts bereikbare wijken van een stad. Het blijkt dat ondernemers denken dat ‘het gebeurt’ in vooroorlogse wijken, dat je daar moet zijn. Deze wijken waren niet altijd zo populair. Krakers waren de leiders van het gentrificationproces wat in deze wijken heeft afgespeeld. In andere steden waren dit de kunstenaars. Als je kijkt naar het citaat ‘Artist lead where others fear to thread’ dan zullen we goed op deze mensen moeten letten. Zij kunnen een grote rol gaan spelen binnen de wijkeconomie. Zij zijn immers de mensen die het voortouw kunnen nemen om een wijk naar een betere sociaal- economische toekomst te leiden. Naoorlogse wijken hebben natuurlijk zelf ook vestigingsvoordelen te bieden. Ze hoeven zeker niet genegeerd te worden door investeerders. Ze liggen immers redelijk dicht bij de stadscentra, zijn goed bereikbaar en de bewoners kunnen ingezet worden als relatief goedkope arbeidskrachten. Daarbij zijn de vele allochtonen die in zulke wijken te vinden zijn de groeimarkt van de toekomst. Kortom: genoeg factoren waarmee bedrijvigheid, in allerlei vormen, aangetrokken kan worden (KEI, 2007f).

Toch worden vooroorlogse wijken over het algemeen als aantrekkelijker gezien voor economische activiteiten dan naoorlogse wijken. Hier komt echter steeds meer verandering in. In de jaren zestig en zeventig sloeg namelijk de stadsvernieuwing toe. Dit verbeterde de kwaliteit van de woonomgeving aanzienlijk, maar betekende vaak wel een sanering van het kleinbedrijf. De goedkope bedrijfsruimtes verdwenen en hiermee ook de kleinschalige bedrijvigheid. In de gesaneerde oude wijken is het moeilijk om nog geschikte en goedkope bedrijfsruimtes te vinden. Dit betekent een grote belemmering voor de groei van het kleinbedrijf, omdat vooral starters zo geen goedkope vestigingsmogelijkheden meer hebben. Uit nood beginnen sommige ondernemers een naaiatelier in een zijkamertje of een garagebedrijf in een kelderbox (Rath, 2002).

Figuur 8.1 SWOT van naoorlogse wijken, Uit: Wijkeconomie in Zuid-Holland; aanpak, best practices en succesfactoren, Regionplan, 2005, p. 53.

Zowel vooroorlogse als naoorlogse wijken kennen dus zo hun kansen en bedreigingen. Waar het in dit onderzoek om gaat is natuurlijk de naoorlogse wijk Kanaleneiland. De provincie Zuid-Holland heeft enige tijd geleden een onderzoek uit laten voeren naar wijkeconomie in deze provincie. Hierbij hebben zij ook een sterkte-zwakteanalyse gemaakt van de situatie in vooroorlogse en naoorlogse wijken betreft wijkeconomie. Figuur 8.1 geeft het resultaat van deze analyse weer voor de naoorlogse wijk.

De zwaktes die uit deze zogenaamde SWOT naar voren komen zijn eigenlijk hierboven ook al behandeld. Kanaleneiland kent een sterke scheiding van wonen en werken, buiten de winkelcentra zijn vrijwel geen kleinschalige bedrijfspanden te vinden en de aanwezige winkelcentra zijn aan verloedering onderhevig. De bedreigingen die je bij de naoorlogse wijk aantreft, tref je eigenlijk evengoed aan bij vooroorlogse wijken. Dit blijkt ook uit het onderzoek in Zuid-Holland.

Voor Kanaleneiland is het eigenlijk veel interessanter om naar de sterktes en de kansen te kijken. Zo is er door de sterke scheiding van wonen en werken een clustering van detailhandel aanwezig, zodat beleid er eenvoudig op los te laten valt. Dat het vastgoed vaak geconcentreerd is betreft eigendom kan hier ook bij helpen. De relatief ruime woningen bieden ruimte voor kleine zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) om een onderneming aan huis te beginnen. Daarbij zijn de wijken ruim van opzet, wat veel mogelijkheden biedt betreft nieuwe voorzieningen.

Hetzelfde is ook terug te vinden bij de kansen. De ruime opzet van de wijk biedt kansen voor ruimtevragende initiatieven, bijvoorbeeld zorginstellingen en bedrijfsverzamelgebouwen. Woningcorporaties hebben er de nodige ruimte om samen te werken. En tot slot de opkomst van de allochtone middenklasse. Zij zijn ons arbeidspotentieel voor de toekomst. In 2020 zal volgens het Sociaal Cultureel Planbureau de Nederlandse bevolking voor 14% uit niet-westerse allochtonen bestaan (SCP, 2004). Het zou raadzaam zijn om hier in te investeren.

Aangezien er niet alleen verschillen bestaan tussen vooroorlogse en naoorlogse wijken, maar eigenlijk tussen alle afzonderlijke aandachtswijken, zal men specifiek naar de eigen wijk moeten kijken. De enige manier om te weten of bepaalde succesfactoren uit Den Haag ook toepasbaar zijn op Kanaleneiland is kijken naar de eigen kansen van deze wijk en zijn bewoners.