• No results found

Hoofdstuk 6 Drie Haagse probleemwijken op weg naar prachtwijken

6.3 Initiatieven ter stimulatie van het allochtoon ondernemerschap

Naast Stichting City Mondial zijn er vele andere instanties in het gebied actief die het sociaal-economische klimaat proberen te stimuleren. Hieronder zullen enkele vertegenwoordigers van deze instanties aan het woord komen (6.3.1). In deelparagraaf 6.3.2 zal aandacht worden besteed aan de negatieve kanten van de grote dichtheid aan hulpbiedende instanties.

6.3.1 Initiatieven en instanties

Op zich zou City Mondial wel kunnen bestaan zonder de andere instanties, omdat het een project an sich is. Productontwikkeling en PR kunnen immers altijd worden uitgevoerd. Andere instanties zorgen echter wel voor de perfectionering. In principe is City Mondial vooral een productontwikkeling en marketing project. Zij hebben daarbij wel een missie om de economische situatie in de wijken te stimuleren. Het zijn echter de overige instanties in de wijken die de ondernemer verdere ondersteuning bieden. City Mondial probeert het ondernemerschap in de wijken wel te stimuleren, maar ze verwijzen in eerste instantie ondernemers met problemen door naar andere organisaties. Gaat het echter om het toeristische en marketingaspect dan begeleidt City Mondial de ondernemer zelf. Wil een ondernemer bijvoorbeeld zijn doelgroep uitbreiden dan kijken ze gezamenlijk hoe dat te doen. Ook wordt er samengewerkt met andere instanties. Zo worden er in samenwerking met de Stichting Winkels en Bedrijven (SWB) workshops georganiseerd (A. Linguard, interview data, 12 juni, 2007). Verder geeft City Mondial een aantal keer per jaar een Ondernemersagenda uit. Hierin staan praktische tips over hoe ondernemingen hun omzet kunnen verhogen door een verbeterde aankleding, productpresentatie en dergelijke zaken. Deze agenda is voor de stichting een belangrijk middel om de contacten met de ondernemers te onderhouden en de betrokkenheid met City Mondial te vergroten (City Mondial, 2006).

De SWB houdt zich voornamelijk bezig met de revitalisering van de winkelstraten. De SWB werd gesubsidieerd door de gemeente, maar is onderhand verzelfstandigd. Terwijl de gemeente zich voornamelijk met het fysieke aspect van revitalisering bezig houdt richt de SWB zich op de economische revitalisering van de winkelstraten. Hieronder vallen ook kleinere fysieke projecten, zoals gevelplannen. De SWB zorgt ervoor dat problematische winkelstraten straatmanagers krijgen die met ondernemers praten, cursussen aanbieden en helpen met het opzetten van een solide winkeliersvereniging. Het wordt als essentieel beschouwd dat de winkeliers zich organiseren en na enige tijd zelfstandig hun winkelstraat op peil weten te houden. Zo’n vereniging kan veel voor een winkelstraat beteken. Het kan zorgen voor een verbeterde uitstraling van de straat en zorgen voor goede promotieactiviteiten en evenementen. Vaak betekent dit een imagoverbetering van de straat dat tot meer bezoekers en dus tot meer klanten voor de winkeliers zal leiden (M. Ersoy, interview data, 29 mei, 2007).

Mevrouw Baksi (interview data, 23 mei, 2007), de voorzitster van de winkeliersvereniging Paul Krugerlaan, stelt eveneens dat de vereniging erg belangrijk is voor de wijk. Ze houden zich immers bezig met subsidies voor de straat, activiteiten voor winkeliers en evenementen voor buurtbewoners. Zo organiseerden ze bijvoorbeeld speciale moederdagactiviteiten voor de wijk en is er een lunch georganiseerd voor ouderen in een zorgcentrum. Op deze manier probeert de winkeliersvereniging contact te houden met oude klanten, huidige klanten en men probeert nieuw potentieel aan te trekken. Om al deze zaken te regelen komen de winkeliers regelmatig bij elkaar om met elkaar te overleggen. Hierbij wordt er veel aandacht besteed aan het werven van nieuwe leden. Zo gauw er een nieuwe ondernemer in de straat verschijnt wordt hier onmiddellijk contact mee gezocht. De winkeliersvereniging Paul Krugerlaan bestaat pas sinds enkele jaren, mede door de inspanningen van de SWB. Het is niet altijd even makkelijk om

ondernemers het nut van zo’n vereniging in te laten zien. De SWB probeert de ondernemer zelf te ondersteunen, terwijl de winkeliersvereniging de straat naar buiten toe wil promoten en verbeteren. De Stichting City Mondial heeft vooral in het begin een belangrijke rol gespeeld voor de Paul Krugerlaan. Doordat deze zoveel aandacht besteedde aan promotionele activiteiten is het aantal bezoekers in het gebied flink gestegen. Hier hebben de ondernemers in de straat hun voordeel mee kunnen halen. De stichting heeft de straat naamsbekendheid gegeven, zodat mensen ook buiten de activiteiten van City Mondial om de straat aandoen.

Er zijn ook organisaties die verder kijken dan het straatniveau. De VBM Businessclub brengt niet alleen ondernemers uit dezelfde straat bij elkaar, maar probeert allochtone én autochtone ondernemers bij elkaar te brengen. De eerste paar jaar ging dit zeer moeizaam. Mensen wilden eerst geen lid worden, omdat je voor een lidmaatschap moet betalen. De ondernemers wilden eerst weten wat ze hiervoor terug zouden krijgen. Het is dus belangrijk ondernemers duidelijk te maken dat het belangrijk is om je contacten uit te breiden. Het idee is dat ondernemers niet alleen binnen hun eigen etnische kring blijven kijken, maar hun blik verbreden. VBM organiseert daarnaast geregeld bijeenkomsten over onderwerpen als wijkeconomie, stageplekken en dergelijke, die goed worden bezocht door de leden en de wijkbewoners (P. Ganzeboom, interview data, 25 juni, 2007).

Ook City Mondial houdt zich sinds 2002 bezig met contacten tussen allochtone en autochtone ondernemers. De allochtone ondernemers kunnen zo bijvoorbeeld leren over voorwaarden waaraan een goede winkelpresentatie voor het Nederlands publiek moet voldoen. Daarbij zien veel Nederlandse bedrijven door deze contacten een goede gelegenheid om vorm te geven aan hun wens tot maatschappelijk ondernemen. Het is hierbij niet de bedoeling om het unieke karakter van de ondernemingen aan te tasten, omdat dit unieke nou juist de belangrijke charme van City Mondial is (City Mondial, 2006).

Paul Ganzeboom (interview data, 25 juni, 2007) is niet alleen betrokken bij de VBM Businessclub, maar ook bij het Instituut voor Nieuw Ondernemerschap (IVNO). Dit instituut richt zich vooral op het genereren en verspreiden van kennis. Ze ondervonden dat allochtone ondernemers zich vaak niet konden herkennen in onderzoeken die werden geschreven over allochtoon ondernemerschap. IVNO wil graag wel een compleet en objectief beeld geven. Verder willen ze zich op verzoek bezig houden met het persoonlijk begeleiden van ondernemers, dit is echter niet hun core business. Ook organiseert IVNO debatten over onderwerpen als wijkeconomie en werkgelegenheid. Op deze debatten komen veel ondernemers af, maar ook ambtenaren en allerlei instanties en organisaties. Positief is vooral dat de ondernemers niet alleen uit de hogere kringen komen; de Turkse bakker en slager zijn evengoed aanwezig.

Tot slot houdt natuurlijk de Kamer van Koophandel (KvK) Haaglanden zich ook bezig met ondernemerschap. Den Haag heeft sinds kort een nieuwe vestiging in de Schilderswijk. Op deze manier hopen zij de (allochtone) ondernemers in de wijken Schilderswijk, Stationsbuurt en Transvaal beter te bereiken. In principe wordt door deze vestiging precies dezelfde diensten aangeboden als in vestigingen elders in het land. Toch zijn er speciale projecten waar deze KvK zich mee bezig houdt. Eén van deze is het project Partners in Nieuw Ondernemerschap (PiNO) dat bedoeld is om ondernemers de nodige ondersteuning te bieden. Dit project is niet alleen gericht op de allochtone ondernemer, maar is ook toegankelijk voor andere startende en al bestaande ondernemers. De Kamer van Koophandel mag namelijk niet aan doelgroepenbeleid doen, een ondernemer is een ondernemer. Wel zijn de bijeenkomsten van PiNO laagdrempeliger gemaakt, ze zijn bijvoorbeeld wat korter en meer oriënterend en bewustmakend van aard, zodat deze beter toegankelijk zijn voor allochtone ondernemers. Het doel hiervan is de ondernemers te attenderen op de mogelijkheden die de gemeente, de KvK en andere instanties te bieden hebben, in de hoop deze mensen door te laten stromen naar de reguliere diensten en adviesgesprekken. Zowel bij PiNO als bij andere diensten en producten die de KvK aanbiedt worden regelmatig andere instanties betrokken, zoals de gemeente Den Haag, de belastingdienst, de Rabobank en kleinere organisaties als VBM Businessclub en Stabij (B. Wams, interview data, 6 juni,

2007). Stabij is eveneens een organisatie die ondernemers begeleid. Zij zijn echter onafhankelijk en begeleiden starters op een intensieve en individuele wijze. Daarbij bieden ze startende ondernemers hulp bij het schrijven van een ondernemingsplan, het contact leggen met de nodige instanties en eventueel bieden ze ook werkplaatsen aan (A. Mohamed, interview data, 25 juni, 2007).

Uit het bovenstaande blijkt dat de drie Haagse wijken zeker baat hebben bij de werkzaamheden van de verschillende instanties die zich bezig houden met het ondernemerschap. Het praten met ondernemers en ze ondersteunen waar nodig is essentieel voor de wijkeconomie in de drie probleemwijken. Het is echter niet zo dat City Mondial voor het ontstaan van meer initiatieven en bijbehorende instanties heeft gezorgd. Bovenstaande instanties waren al actief of zijn gestart los van het City Mondial concept. Wel communiceren de instanties goed met elkaar en worden ze door City Mondial af en toe bij elkaar gebracht voor overleg betreffend het verbeteren van de sociaal-economische situatie in de wijken. Dit doen ze echter ook zonder City Mondial. City Mondial moet met name als een toeristische marketingproduct worden gezien. Zij bieden economische steun door promotionele activiteiten en het organiseren van tochten en evenementen. De basis ligt echter nog steeds bij de ondernemers zelf en de hun ondersteunende instanties (S. Baksi, interview data, 23 mei, 2007; M. Ersoy, interview data, 29 mei, 2007).

6.3.2 Samenwerking en versnippering

Vrijwel alle geïnterviewde personen zijn het met mevrouw Baksi (interview data, 23 mei, 2007) eens dat er een goede relatie bestaat tussen de instanties. Ze houden elkaar goed op de hoogte van elkaars initiatieven. Bert Wams (interview data, 6 juni, 2007), van de KvK, benadrukt dat de verschillende instanties ook goed met elkaar kunnen samenwerken bij projecten. Ze schakelen elkaar in waar nodig, aangezien elke instantie zijn eigen expertise heeft. De KvK heeft zich bijvoorbeeld aan bepaalde wettelijke taken te houden. Zij mogen niet alles. Wat niet door de KvK gedaan kan worden wordt dan opgevangen door één van de andere betrokken instanties in het gebied. Toch wordt er ook aangegeven dat het soms kan botsen, omdat er zoveel instanties actief zijn in hetzelfde gebied. Uiteindelijk vis je allemaal in dezelfde vijver en een ieder wil zijn bestaansrecht behouden (A. Mohamed, interview data, 25 juni 2007).

Ook Paul Ganzeboom (interview data, 25 juni, 2007) noemt de problemen omtrent de versnippering. Stichtingen krijgen namelijk subsidies waarvoor ze wel de nodige resultaten moeten behalen als ze deze willen behouden. Aangezien iedereen wil blijven bestaan kan dit wel eens tot territoriaal gedrag leiden. Ieder probeert zijn eigen takenpakket zo goed en zo kwaad als het gaat af te bakenen en te verdedigen. Daarbij is het soms moeilijk om een scheiding tussen de verschillende instanties aan te brengen. Mensen zijn namelijk vaak verbonden aan verschillende instanties. Zo moet hij zelf ook wel eens nadenken of hij nou ergens de VBM Businessclub of het IVNO vertegenwoordigt.

Toch zijn er ook wel mensen aan het werk die het gehele plaatje in het gebied in de gaten proberen te houden. Een voorbeeld hiervan is het gebiedsmanagement in Transvaal. Gebiedsmanager is hier Arnie Caprino van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Den Haag. Hij houdt zich onder andere bezig met het Wijkplan van Transvaal, maar ook met de Structuurvisie van de gemeente Den Haag. Hierin houdt men zich bezig met de zogenaamde ‘parels’ als de Paul Krugerlaan en de Haagse Markt (Wereldstad aan Zee, 2007). Op deze manier wordt de wijk in de bredere context van de stad geplaatst en is er niet alleen aandacht voor sociaal-economische aspecten, maar ook voor bijvoorbeeld fysieke en sociaal-culturele factoren (Thuis in Transvaal, 2007). Versnippering van instanties gaat het echter niet tegen. De gemeente is en blijft de opdrachtgever en kan zelf bepalen met wie ze in zee gaat. Dit komt doordat veel subsidierelaties zijn doorgeknipt en mensen voor zichzelf zijn begonnen. Er is sprake van marktwerking; wie het beste product tegen de laagste prijs levert krijgt de opdracht (A. Caprino, interview data, 9 juli, 2007).

In de drie probleemwijken wordt al veel gedaan om het allochtoon ondernemerschap, en daarmee de wijkeconomie, te stimuleren. Echter, hoe ziet dit allochtoon ondernemerschap er precies uit? In paragraaf 6.4 zal hier een beeld van worden geschetst aan de hand van het analysekader uit hoofdstuk vier. Bovenstaande initiatieven zullen, net als de initiatieven in Kanaleneiland, invloed uitoefenen op de mixed embeddedness van de ondernemers. Op welke manier dit plaatsvindt zal eveneens in de volgende paragraaf worden behandeld.