• No results found

Structuurbepalende componenten

In document ruimtelijk structuurplan (pagina 39-49)

[ Open ruimte

1. Natuurlijke structuur

1.3. Structuurbepalende componenten

Kaart 8: Open ruimte; natuurlijke structuur – structuurbepalende componenten

De beschrijving van de natuurlijke structuur van Vlaams-Brabant gebeurt aan de hand van de volgende structuren:

• de riviervalleien en belangrijkste beekvalleien van de Zenne, de Dender, de Dijle, de Demer en de zijbeken van de Rupel. Deze vormen een quasi aaneengesloten netwerk binnen de provincie. De valleien met de bijbehorende alluvia zijn milieus met eigen levensgemeenschappen.

• de bosstructuur, bestaande uit het samenhangend geheel van bosgebieden met socio-economische (productie, educatie, recreatie), ruimtelijke (buffering, structuur-bepalend vermogen) en/of ecologische doelstellingen (schermfunctie, natuurfunctie).

• Tenslotte worden de belangrijkste concentraties van kleine landschapselementen vermeld. Deze dienen veelal als migratieroute en verbindingen tussen de grotere natuurrijke zones.

Vlaams-Brabant Vlaanderen

Vogelrichtlijngebieden 4.154 97.400

Habitatrichtlijngebieden 16.769 102.000

Vlaams-Brabant Vlaanderen

Totale bosoppervlakte (ha) 25.891 151.461

Privé-bos (ha) 19.089 109.985

Tabel 3:Vogelrichtlijn- en habitatgebieden

Tabel 4:Bossen, toestand op 10/04/2003

Vlaams-Brabant Vlaanderen

Oppervlakte (ha) 464 1.764

Tabel 5:Bosreservaten

Openbaar bos (ha) 6.802 41.476

Bosindex 11,94% 10,8%

40

1.3.1. Structuurbepalende rivier- en beekvalleien

1. De Dender

De beekvallei van de Hunselbeek-Bellebeek en de beekvallei van de Mark zijn twee beekvalleien van de Dender op het grondgebied van de provincie Vlaams-Brabant.

In de vallei van de Bellebeek komen relatief veel graslanden voor, die doorsneden zijn met sloten. De meeste van deze graslanden zijn weilanden die omzoomd worden met populierenrijen. De biologisch waardevolle elementen zijn te vinden in de natte ruigten, dotterbloemhooilanden en rietvelden. Belangrijk gebiedjes zijn de Valier en de Wolfsputten.

De vallei van de Mark maakt een gesloten indruk omdat er veel doornstruweel in voorkomt en omdat de bomenrijen er talrijker zijn.

Belangrijke natuurwaarden liggen in de alluviale bossen, natte hooilanden en (riet)moerassen. De hooilandvegetaties en natte ruigten nemen in verhouding tot de graasweiden een grotere oppervlakte in en zijn minder versnipperd dan in de Dendervallei.

2. De Zenne

De Zennevallei ten zuiden van Brussel is plaatselijk nog intact gebleven. Het riviersysteem bestaat er uit beekvalleien met bijhorende vochtige weilanden en uitgebreide grachtenstelsels. Plaatselijk is de waarde van de eigenlijke Zennevallei hoog door de aanwezigheid van natte moerasspirearuigten langs de sloten en de grachten.

Door de aanwezigheid van vele haagkanten vormt het geheel een structuurrijke vallei. Op sommige plaatsen werden weilanden omgezet in populierenaanplantingen.

De bovenlopen van de grote beekvalleien van de Zenne (Molenbeek-Neerpedebeek en Zuun) zijn biologisch zeer waardevol. De vegetaties zijn sterk afhankelijk van

kwelinvloeden en bronnen. Buiten de kwel- en bronniveaus komen in de bovenlopen nog veel soortenrijke graslanden voor, met tal van bomenrijen en haagkanten. De midden-en bmidden-enedmidden-enlopmidden-en zijn biologisch waardevol door de aanwezigheid van talrijke soortenrijke graslanden en natte ruigten.

De Molenbeek en haar zijbeken hebben nog vele interessante brongebieden, zoals dat van de Laarbeek. Er zijn vele kleine bronbossen en natte valleibossen. De meest in het oogspringende beekvallei is de Zuunbeek met talrijke bronbeken en bronbossen langs de bovenloop en vochtige soortenrijke weilandcomplexen langs de midden- en benedenloop. De graslanden zijn vaak omzoomd met populieren, knotwilgen of haagkanten en bevatten dikwijls poelen. De vochtige valleibodems zijn veelal ingenomen door weiden met perceelsrandbegroeiingen en

populieraanplantingen. Het kasteelpark "Prins de Merode"

is gelegen in de Molenbeekvallei.

Een belangrijk, biologisch zeer waardevol boscomplex is Den Daal of het Moeliebos op de bovenloop van de Zuun.

De Woluwe maakt eveneens deel uit van het Zennebekken en is bepalend voor de afwatering van de oostkant van Brussel.

Ten noorden van Brussel is de Zenne grotendeels gekanaliseerd. Ter hoogte van Vilvoorde is de vallei

>>

>>

41 ingenomen door industrie. Vanaf Vilvoorde tot aan de

provinciegrens krijgt de vallei terug grotendeels een halfopen tot open karakter met weilanden, akkers en populierenbosjes. Tussen Eppegem en Zemst wordt de Zenne opgesplitst in het afleidingskanaal van de Zenne en de oude Zenneloop om ten noorden van Zemst terug samen te vloeien.

3. De Dijle

De vallei van de Dijle haalt haar natuurwaarden uit de relatief extensieve landbouwuitbatingen en de geringe aantasting van zowel de rivier- als de valleistructuur. De Dijle vertoont nagenoeg over haar hele lengte (uitgezonderd daar waar ze door Leuven stroomt) nog haar natuurlijk meanderend patroon (geen verstevigings- en

ophogingswerken). Het oeverwallen-komgrondensysteem is bijna overal intact gebleven. Enkel het graven van

ontwateringskanalen (leibeken) bracht wijzigingen aan in de natuurlijke waterhuishouding. Het biologisch meest waardevolle natuurgebied is de Doode Bemde ten zuiden van Leuven. De biologisch meest waardevolle biotopen zijn:

• oude meanders

• vijverbiotopen

• de waardevolle beekvalleien van de Dijle

• graslandvegetaties

• alluviale bossen

• ...

In de Dijlevallei tussen Rijmenam en Tremelo liggen enkele meanders met een nog biologisch waardevolle vegetatie.

Ten noorden van de Dijle, tussen Rijmenam en Keerbergen

ligt het gebied "De Broekelei" of "De Kerkeput"; een met kleiig materiaal opgevulde fossiele meander. De oude meander ten westen van "Ninde" is dichtgegroeid met elzenbroekbos of struweel.

Twee grote vijvers te Oud-Heverlee (26 ha) behoren in de Dijlevallei tot de kerngebieden van de water- en

moerasvogels. Bij de vijvers van Florival domineren rietruigten en wilgenstruwelen de vegetatie.

Tot de biologisch waardevolle beekvalleien van de Dijle behoren de IJse, de Voer, de Laan, de Molenbeek, de Weesbeek, de Vaalbeek, de Leibeek en de Hollakenbeek. De beekvalleien zijn van belang door de kleinschalige

afwisseling van graslandjes, heggen, bomenrijen en elzenbosjes (al dan niet geplant met populieren). Op de hogere delen van de beekvallei komen plaatselijk oude denaanplantingen en zuur eikenbos voor.

Ook de Molenbeek en de Vaalbeek herbergen interessante vegetatie. Het valleigebied van de Leibeek werd voor grote delen als biologisch (zeer) waardevol aangeduid met graslandcomplexen, ruigten en moerassige delen. In tegenstelling tot de vallei van de Dijle, blijven de biologisch interessante percelen meestal beperkt tot een relatief smalle strook langs de rivier. Belangrijk zijn de brongebieden met bos of grasland. Op tal van plaatsen werd het valleikarakter evenwel gewijzigd door de aanplanting van populieren.

Vanwege haar grote avifaunistische waarde, zijn delen van de vallei aangeduid als Europees vogelrichtlijngebied. Grote delen zijn eveneens opgenomen als Habitatrichtlijngebied.

42

4. De Demer

De natuurwaarde van de Demervallei is groot tot zeer groot, wat onder meer door de verschillende afgebakende

habitat- en vogelrichtlijngebieden wordt bevestigd. Het gaat om het grootste en meest gevarieerde complex van beekdallevensgemeenschappen in Vlaanderen met uitgestrekte graslanden, broekbossen, moerassen, afgesneden meanders en oude turfwinningsputten (Doodbroek, Vierkensbroek,

Kloosterbeemden, Diesterbroek, Webbekomsbroek). Belangrijke gebieden liggen bij Testelt, Averbode en Diest. Kwelwerking is overal duidelijk te zien.

In de Demervallei zijn er tal van waterrijke natuurreservaten zoals het Vorsdonkbos, de Turfputten in Gelrode en de Demerbroeken in Scherpenheuvel-Zichem. Deze gebieden danken hun hoge biologische waarde aan de aanwezigheid van een grote structuurrijkdom met zeldzame levensgemeenschappen en soorten en aan de ecologische samenhang van de gebieden.

Zeer belangrijke natuurgebieden in de Demervallei zijn nog het Kraanrijk te Molenstede, de Baggelt te Messelbroek, de Wildhagen te Langdorp, Achter-Schoonhoven te Rillaar en Aarschot en het Zallakenbroek te Rotselaar. De dense afwisseling van venig alluvium en versneden rivierduinen binnen de vallei zelf is op Vlaams niveau uitzonderlijk. De gote natuurwaarde van de Demervallei is, ondanks de barrières van Diest en Aarschot, te danken aan de grote interne samenhang qua hydrologie (actief alluvium) en de vergrendeling binnen aaneengesloten

getuigenheuvels.

De Demervallei ten westen van Aarschot (Werchter-Gelrode) is een complex van enkele waardevolle gebieden (Vorsdonkbroek-Turfputten en Hertogenheide). Natuurlijke, biologisch waardevolle habitats zijn eutrofe plassen, overgangs- en trilveen

en overblijvende of relictbossen op alluviale grond. Ten oosten van Aarschot bestaat de Demervallei uit een complex van moerasgebieden.

In de valleien van de beide Getes zijn de afwisseling van sloten, houtkanten, bosjes, poelen en extensief gebruikte percelen tussen de vooral als graasweide gebruikte percelen belangrijk.

Structuurbepalende en biologisch belangrijke elementen zijn de valleien en beekbegeleidende graslandcomplexen van de Grote en Kleine Gete. De Grote Getevallei heeft een dicht netwerk van ontwateringsgrachten met vrij goed ontwikkelde oeverwallen en brede komgronden en een gering ingesneden benedenloop. Langs de waterlopen van de Velp treffen we hoge natuurwaarden.

Waterlopen met goede structuurkenmerken zijn de Jordaanbeek, grote delen van de Molenbeek, Menebeek, Nermbeek,

Grote Gete, Kleine Gete, Dormaalbeek, Roelbeek en Raasbeek.

Langs de Winge- en Motte treffen we hoge natuurwaarden aan in een - voor de huidige beken - uitzonderlijke brede vallei met talrijke kwelgebieden. Centraal ligt het Walenbos, andere waardevolle gebieden zijn de Zicht, het Kloosterbos en het Dunbergbroek te Holsbeek, de omgeving van Horst, Kleerbeek en Gempe en de vallei van de Tieltse Motte. Het oorspronkelijke beemden en moerasbosgebied is thans vrij sterk versnipperd door populieraanplantingen. Het gebied herbergt één van de meest intacte beekvalleien, namelijk de vallei van de Zwarte Beek.

Diesters broek en het aangrenzende wachtbekken Webbekoms broek zijn opgenomen in het Vogelrichtlijngebied

"De Demervallei". Een ander belangrijke beekdal is dat van de Begijnenbeek. De Begijnenbeek heeft een zeer slechte waterkwaliteit, maar de structuurkenmerken zijn waardevol.

>>

>>

43 5. De valleien van de Molenbeken

De Grote Vliet en de beekvallei van de Molenbeek-Zijp zijn beekvalleien van de Rupel op Vlaams-Brabants grondgebied. De beekvalleien vormen linten van biologisch waardevolle gebieden. De beken zelf vertonen een hoge structuurdiversiteit waardoor ze - niettegenstaande de slechte waterkwaliteit - een hoge potentiële biologische waarde bezitten.

De valleien van de Grote Molenbeek en de Molenbeek vallen op door hun kleinschaligheid en hun hoge biologische waarde. De Molenbeken en sommige van hun zijbeken kunnen nog vrij door het landschap meanderen. De Grote Molenbeek en de Robbeek hebben ook nog een natuurlijk overstromingsgebied langs de linkeroever ten zuiden van Steenhuffel. Dergelijke natuurlijke overstromingsgebieden zijn zeldzaam in Vlaanderen.. De biologische waarde als waterrijk gebied, komt tot uiting in de rijke flora van de vele beekjes en sloten in de valleien.

Naast graslanden komen vochtige bossen voor, al dan niet ingeplant met populier.

De valleien van de Molenbeken vormen een ruggengraat, die op zich belangrijk is en waaraan diverse andere interessante

(bos)gebieden aansluiten. De biologisch meest waardevolle zones binnen de vallei van de Molenbeken zijn:

• vallei van de Grote Molenbeek tussen Merchtem en Steenhuffel

• vallei van de Molenbeek tussen Wolvertem en Londerzeel met het aanpalende Leefdaalbos

• biologisch waardevolle kleinere beekvalleien: Birrebeek met het Velaardbos, vallei van de Grote Buisbeek met het Gravenbos, vallei van de Kleine Buisbeek, vallei van de Laarbeek met het Kollintenbos en het Kattemeuterbos De beekvalleien van de Grote Molenbeek te Merchtem en van de Molenbeek te Meise vertonen bovendien waardevolle structuurkenmerken.

1.3.2. Bosstructuur

1. Brabants plateau

Ten zuidoosten van de verstedelijkingszone van Brussel komen erg belangrijke bosgebieden voor. Zij zijn gedeeltelijk in de beekdalen gelegen. De grote boscomplexen hebben een bijzondere biologische waarde door hun uitgestrektheid en rijkdom o.m. te wijten aan hun bijzondere historische waarde.

Geomorfologie en bodemdifferentiaties hebben tot een grote verscheidenheid in de vegetatie geleid. De asymmetrische valleien dragen er duidelijk contrasterende vegetaties op hun wanden: de noordoostelijk gerichte wanden dragen

overwegend beukenbos, de zuidwestelijk gerichte wanden meestal dennenbossen.

De grote boscomplexen (Hallerbos, Zoniënwoud, Meerdaalbos-Mollendaalbos, Heverleebos en Kapucijnenbos) en de andere kleinere boscomplexen (Kleetbos, provinciaal domein Huizingen...) zijn biologisch zeer waardevol.

Tussen Heverleebos en Meerdaalbos liggen de Zoete Waters, een reeks van vijf vijvers waarrond alluviale en moerasbossen zijn.

Op faunistisch vlak zijn de bosgebieden bijzonder waardevol, en dit zowel voor amfibieën, zoogdieren (ree, vos) en insecten als voor de avifauna.

2. Boskernen tussen Zenne en Demer

Het boscomplex is een bosgordel die hoofdzakelijk gebonden is aan de vallei van de Weesbeek-Molenbeek en Barebeek en die zich uitstrekt over het grondgebied van de gemeenten Kortenberg, Herent en Kampenhout.

Alhoewel de bossen niet écht groot zijn (in vergelijking met vb. het Zoniënwoud of het Meerdaalwoud), worden ze zo goed als niet gescheiden door aaneengesloten bebouwing, drukke

44

verkeersaders of grotere landbouwcomplexen. Het betreft voor een groot deel bossen in de natte sfeer met de aanwezigheid van uitzonderlijk veel zeldzame plantensoorten. Opvallend en historisch bijzonder waardevol is de vermelding van deze bossen op de Ferrariskaart.

Tot de biologisch waardevolle bossen behoren het Steentjesbos-Schiplakenbos, het Weisetterbos, het Kareelbos en het

Langenbos, Hoogbos-Bosdelle, het Snijsselsbos en het Hellebos, het Silsombos, het Floordambos, het Kastanjebos, Eikenbos en Bertembos Driebunders-Vossekot-Lansakkerveld, grote delen van het Bloso-domein (Hofstade) en de aansluitende natte bossen in de Barebeekvallei ten westen van het domein.

Een op Europees vlak bijzonder waardevol gebied is het

"Torfbroek" (Berg-Kampenhout). Zijn uitzonderlijke waarde dankt het aan de zeer verscheiden abiotische omstandigheden.

Bijzondere biotopen zijn open water, rietland, blauwgrasland, wilgen- en elzenstruweel en ruigten.

Langs de Molenbeek te Kampenhout staat stroomafwaarts het kasteel van Wilder met een reeks bosjes van zomereik (en populier) en zwarte els met een uitgesproken

voorjaarsaspect. Ook het kasteeldomein van "de Merode" te Kortenberg, de kasteelparken Ter Meeren en het kasteel van Sterrebeek zijn waardevol.

3. Beboste getuigenheuvels

In het Pajottenland, Hageland en ten noorden van de Demer zijn getuigenheuvels te vinden gelegen op een oost-west-as die vertrekt in Noord-Frankrijk, doorloopt over de Zuidwestvlaamse, Zuidoostvlaamse Henegouwse heuvels en eindigt in de streek

van Diest. De heuvels en de heuvelcomplexen zijn vaak met oude naaldbossen bedekt. Op het grondgebied van Vlaams-Brabant onderscheiden we verschillende reeksen getuigenheuvels:

• Diestiaanheuvels van het Pajottenland

• Diestiaanheuvels ten noorden van de Demer

• Bolderiaan- en Diestiaanheuvels in het noordelijk Hageland

De Diestiaanheuvels van het Pajottenland, een uitloper van de heuvelrug van de Vlaamse Ardennen, ligt bezaaid met een hele reeks oude boscomplexen die op de toppen meestal zijn samengesteld uit beuken-eikenbos en op de flanken eiken-haagbeukenbos of essen-elzenbos. Het belangrijkste gebied wordt gevormd door de Kesterheide-Kesterberg (112 m). Een ander biologisch zeer waardevol boscomplex is het Raspaillebos-Moerbekebos-Karkoolbos en de Kongoberg te Galmaarden, en het Neigembos te Gooik.

Het gebied ten noorden van de Demer wordt gekenmerkt door grotere natuurgebieden op de heuvels. Naaldbos is kenmerkend. De heuvelruggen vormen een groot

aaneengesloten gebied, waar zeer belangrijke natuurwaarden (heiden) in het bos ingebed liggen. Bij Tessenderlo ligt de beboste Diestiaanrug van Averbode (Gerhagen).

De Sint-Martinusberg vormt de meest zuidelijke punt van de Diestiaanrug.

Vooral de diverse loofbostypes en oudere naaldbossen hebben typisch Kempische elementen, met relicten van heidegebieden, wat in Vlaanderen zeer zeldzaam is. Naast deze heiderelicten, werden de heuvels beplant met naaldbomen of is er een spontane ontwikkeling ontstaan naar of

eiken->>

>>

45 berkenbos. Biologisch waardevolle vegetaties situeren zich op

de Weefberg, de Rode berg, de Voortberg en de Bosberg.

De natuurwaarden op de Diestiaanheuvels in het Hageland situeren zich hoofdzakelijk op het vlak van een grote structuurdiversiteit, die een hoge soortenrijkdom met zich meebrengt. Vooral de diverse loofbostypes en oudere naaldbossen hebben zowel typische Kempische elementen, als kenmerken van de zuidelijker gelegen zandleem- en leemstreek.

Het bestaan van relicten van heidegebieden op lemiger bodems is in Vlaanderen zeer zeldzaam.

Biologisch waardevolle (heide)vegetaties zijn aanwezig op de Wijngaardberg, de Benniksberg, de Eikenberg, -de

’s hertogenheide-Schaapvijver-Kloesebos; de Oomberg-Kriesberg-Houwaartseberg met Mostingbos, de Konijntjesberg, de Waaiberg en de Mannenberg. Op de Houwaartse berg zijn heidevegetaties nagenoeg onbestaande, veelal werden er wijnranken geplant. Aansluitend in het zuiden ligt het sterk gefragmenteerd maar belangrijk boscomplex van Gasthuisbos-Bleekbos-Ronde Bos-Chartreuzenbos-Kloosterbos-St.-Gertrudisbos en Kesselberg. Historisch permanente en zeer waardevolle bosvegetaties komen hier plaatselijk nog voor in valleien, zoals langs de Winge, de Begijnenbeek en de Velpe. De heuvelrij die het Hageland ten zuiden van de Velpevallei afzoomt is zeer belangrijk met restanten van een op de Ferrariskaart nog aaneengesloten complex met o.a. Oudenbos, Gasthuisbos, Rukenbos, Schrabaerdebos, Heidebos en Tienbundersbos. Ook het Begijnenbos bij Waanrode is in dit opzicht belangrijk. Op de zuidelijke heuvels (tss. Pellenberg en Glabbeek) en op de flanken van de Velpevallei zijn plaatselijk waardevolle bronbossen te vinden. Vanaf de oostrand van het plateau van Pellenberg strekt

zich een reeks Bolderiaanheuvels (oudere afzettingen dan het Diestiaan) uit. Deze heuvels zijn begroeid met mesofiele (droge) bossen van het eiken-haagbeukenbos of het zuur eikenbostype.

Typische, goed ontwikkelde bossen met een rijke kruid- en struiklaag zijn echter zeldzaam. Tot de biologisch meest waardevolle boscomplexen behoren de volgende gebieden:

Grootbos en Butselbos (Boutersem), Hulsbos (Attenrode), Kapellebos (Boutersem-Binkom), Tafelbos (Binkom-St.-Joris-Winge) en Bos bij Hulst(Binkom).

4. Beboste rivierduinen

Rivierduinen zijn aanwezig langs de Dijle en de Demer en kennen een grote verscheidenheid. De uitgestrekte bos- en heidegebieden op de stuifzandruggen zijn zeer waardevol. Zij vormen relicten van arme delen van het vroeger landschap.

Kleinere heiderelicten komen nog verspreid voor. Zowel floristisch als faunistisch zijn zij erg belangrijk.

De zandige strook ten noorden van de Dijlevallei is bebost en vormt het groene decor voor residentiële woningbouw. De donken van Haacht en Werchter met "Wilde Heide", "Hooiberg"

en "Hoogdonk", de donk van

Bonheiden-Rijmenam-Keerbergen-Tremelo, de donk van Rotselaar-Wezemaal-Gelrode en de donk van Meetshoven behoren tot de voornaamste rivierduinen. Biologisch belangrijk en waardevol zijn de grotere heiderelicten (Rijmenam, terreintjes te Keerbergen en Tremelo), omdat het de laatste getuigen zijn van de oorspronkelijke vegetatie, en omdat zij (ondanks de kleine en versnipperde oppervlakte) floristisch en faunistisch van belang zijn. Hoewel de rivierduinen beplant werden met naaldbomen (hoofdzakelijk den) en bebouwd werden, bevinden er zich nog relicten van heidevegetaties en eiken-berkenbos of eikenbos. De donken

46

langs de rivieren zijn zowel floristisch als faunistisch van belang.

Vooral de overgangszones naar de valleien hebben een hoge biologische waarde, aangezien hier verschillende nat-droog gradiënten bestaan.

5. Andere belangrijke boscomplexen en kasteelparken

Ten noordwesten van de provincie, in Klein–Brabant, situeren belangrijke waarden (buiten de beekvalleien) zich in boscom-plexen, veelal verbonden aan kasteeldomeinen en -parken.

Vochtig grasland werd veelal omgezet in populierenaanplant.

De niet-beplante graslanden vertonen nog relicten van dotter-bloemgraslanden. De belangrijkste grote boscomplexen zijn het Leefdalbos, het Kasteel van de impde, Velaartsbos, het kasteel van Wolvendael en Osse, de nationale plantentuin van Meise, Kollintenbos, ’s Gravenbos, Bos van Aa, Kattemeuterbos, ...

In het Pajottenland zijn belangrijke boscomplexen gesitueerd rond de kasteeldomeinen en op steile hellingen. De belangrijkste, biologisch (zeer) waardevolle grote boscomplexen zijn: Bos te Rijst, Liedekerkebos, Galmaardenbos, Begijnenborrebos en Wolfsputten, Akren- en Manhovebos. Faunistisch zijn de kasteeldomeinen van belang door het bestaan van verschillende vleermuissoorten en soorten van vochtige bossen zoals

hazelworm en houtsnip.

Tenslotte dient ook het boscomplex van Meldert evenals het Warandebos, Wissebos en Walsbergbos in Haspengouw te worden vermeld. Het met populieren beplante Vinne te Zoutleeuw wordt momenteel op initiatief van de provincie terug grotendeels hersteld in zijn oorspronkelijke staat als

binnenmeer. Het is een op Vlaams niveau geologisch, ecologisch en landschappelijk curiosum. De kasteelparken van Oorbeek en Wommersom (Haspengouw)- vormen eveneens belangrijke boscomplexen.

1.3.3. Kleine landschapselementen

Naast de eerder vermelde structuren, zijn ook punt- en lijnvormige landschapselementen biologisch belangrijk. Deze elementen fungeren als migratieroutes en verbindingen tussen grotere natuurrijke zones. De belangrijkste concentraties situeren zich in:

• Pajottenland

• Hageland

• Haspengouw

Het Pajottenland kent een dicht netwerk van hagen en andere kleine landschapselementen. Kleine waardevolle natuurelementen worden gevormd door de talrijke taluds, hagen, holle wegen, poelen, bronnen en vijvers.

Hoogstamboomgaarden, veelal omgeven door hagen en/of bomenrijen, vormen het typische landschapselement van het

Hoogstamboomgaarden, veelal omgeven door hagen en/of bomenrijen, vormen het typische landschapselement van het

In document ruimtelijk structuurplan (pagina 39-49)