• No results found

met betrekking tot de open ruimte

In document ruimtelijk structuurplan (pagina 104-107)

[ Synthese bestaande ruimtelijke structuur

2. Andere regelgeving

2.1. met betrekking tot de open ruimte

De Richtlijn van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (79/409/EEG) (PB. L103/1) verplicht de Europese lidstaten voor de in bijlage bij de richtlijn vermelde bijzonder te beschermen vogelsoorten, alsook voor de geregeld aanwezig zijnde trekvogels, speciale

beschermingsmaatregelen te treffen.

Vogelrichtlijngebieden in Vlaams-Brabant zijn:

• de Demervallei

• de Dijlevallei

De Richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (P.B. L206) beoogt het waarborgen van de

biologische diversiteit door het instandhouden van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora binnen de E.U.-lidstaten. De Habitatrichtlijn omvat dus maatregelen zowel inzake gebiedsbescherming als inzake

soortbescherming.

Fragmenten van volgende natuurlijke structuren werden aangeduid als Habitatrichtlijngebieden in Vlaams-Brabant:

• bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuid-Vlaamse bossen;

• bossen van het zuidoosten van de Zandleemstreek;

• Hallerbos en nabije boscomplexen met brongebieden en heiden;

• valleigebied tussen Melsbroek, Kampenhout, Kortenberg en Veltem;

• valleigebied van Dijle, Laan, IJse met aangrenzend bos en moerasgebied;

• Zoniënwoud;

• vallei van Winge en Motte met valleihellingen;

• Demervallei;

• bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor;

• bossen en kalkgraslanden van Haspengouw.

Binnen de Europese Unie bestaan er reeds voor verschillende waterproblematieken regelgevingen. Water is immers een schaars en waardevol goed. Voor de bescherming van de productie van drinkwater is er een richtlijn uit 197510, voor de behandeling van het afvalwater een richtlijn uit 199111 naast bijvoorbeeld de nitraatrichtlijn ter bescherming van het water tegen een overschot van nitraat vanuit de landbouw.

Het grondwaterbeleid in Vlaanderen dateert van de jaren

10Richtlijn 75/440/EEG van de Raad van 16 juni 1975 betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor productie van drinkwater in de Lid-staten en Besluit van 8 december 1998 van de Vlaamse regering tot aanduiding van de oppervlaktewateren bestemd voor de productie van drinkwater categorie A1, A2 en A3, zwemwater, viswater en schelpdierwater (B.S. 29.01.1999)

11Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater.

>>

>>

105

’80 met de opmaak van grondwaterkwetsbaarheidskaarten.

In Vlaams-Brabant werden de volgende gebieden aangeduid als productiegebieden voor drinkwater in uitvoering van de Europese richtlijn 75/440:

• volledig bekken van de Mark

• volledig bekken van de IJse

• volledig bekken van de Nethen (Sint-Joris-Weert)

• zuidelijk deel van het Dijlebekken

Sinds 2000 bestaat er Kaderrichtlijn ‘water’ waarbij de Gemeenschap de wil uitspreekt om een geïntegreerd waterbeleid te ontwikkelen12. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater maken deel uit van de richtlijn. Het (ontwerp)decreet integraal waterbeleid moet de elementen kwaliteit-kwantiteit-natuur zodanig op elkaar afstemmen dat tegelijk de administratieve en organisatorische integratie en de vereenvoudiging/doorzichtigheid worden gewaarborgd op alle niveaus.

Het decreet houdende maatregelen inzake grondwater-beheer van 24.01.84. beschrijft de maatregelen die kunnen genomen worden door de Vlaamse regeling, om het grondwater te beschermen , met oog op het eventueel gebruik ervan voor drinkwatervoorziening.

Het Besluit van de Vlaamse regering van 17.03.85 houdende de nadere regelen voor de afbakening van de waterwin-gebieden en beschermingszones beschrijft onder meer de procedure voor de afbakening van de waterwingebieden en beschermingszones.

De provinciale verordening inzake afkoppeling van

hemelwater afkomstig van dakvlakken, goedgekeurd bij M.B.

van 07. 01.2004, bevat voorschriften voor het voorzien van hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, de buffering en de afvoer van hemelwater afkomstig van daken.

De provinciale verordening inzake afkoppeling van hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten, goedgekeurd bij M.B. van 07. 01.2004, bevat voorschriften voor het voorzien van hemelwaterputten,

infiltratievoorzieningen, de buffering en de afvoer van hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten.

Het bosdecreet van 13.06.1990 biedt het kader voor een multifunctioneel bosbeheer. Tevens regelt dit decreet de compensatieregeling bij ontbossing.

Het decreet betreffende het natuurbehoud en natuurlijk milieu van 21.10.1997 bepaalt welke maatregelen er inzake natuurbehoud kunnen getroffen worden in de verschillende bestemmingszones volgens de ruimtelijke ordening. Tevens bepaalt het de wijze waarop het Vlaams Ecologisch netwerk kan tot stand gebracht worden. Tevens biedt het een kader om beheersovereenkomsten af te sluiten en

natuurinrichtingsplannen op te stellen.

Het decreet van 28.06.85 betreffende de milieuvergunning en zijn uitvoeringsbesluiten beschrijft onder meer de vergunningsprocedure voor nieuwe inrichtingen,

milieuvoorwaarden en verplichtingen van de exploitant en de de beroepsprocedure bij de beslissing over

vergunningsaanvragen. Verder wordt ook het verval van de vergunning, toezicht en dwangmaatregelen, schorsing en opheffing van de vergunning en strafbepalingen behandeld.

12Richtlijn van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid COM(97)49 def., COM(97)614 def., COM(98)76 def. en COM(99)271 def.

106

Het Besluit van de Vlaamse Regering dd 28.02.2003 regelt de opmaak van de natuurrichtplannen. Dat gebeurt op initiatief van de bestendige deputatie, voor de gebieden die behoren tot de natuurverbindingsgebieden, en die aangewezen zijn op plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening. De samenstelling en werking van de stuurgroep, die belast is met de beleidsvoor-bereidingen van een natuurrichtplan, wordt beschreven.

Tevens regelt het besluit de opmaak van de

natuurrichtplannen die opgemaakt worden op initiatief van de minister.

In toepassing van Verordening (EG) 1257/99 werd het programma inzake plattelandsontwikkeling voor het Vlaamse Gewest (België), periode 2000-2006, opgesteld.

Algemene doelstelling is, uitgaand van de dynamiek van het gebied, de leefbaarheid van het buitengebied te garanderen.

Het decreet betreffende de landschapszorg van 16.04.1996 bepaalt de procedures tot bescherming van het landschap en het regelt het beheer van deze landschappen. Het bepaalt tevens welke maatregelen er inzake landschapszorg kunnen genomen worden. In het

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zijn er geen kwantitatieve taakstellingen opgenomen.

Het decreet dd 23.10.1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging tegen meststoffen bepaalt in welke bestemmingscategorieën en gebieden het uitrijden van meststoffen aan bepaalde beperkingen onderworpen is.

De wet op de ruilverkaveling van landeigendommen (22 juli 1970) regelt de realisatie van ruilverkavelingen met het doel tot een betere economische exploitatie van de landeigendommen te bekomen, in het algemeen belang.

Het decreet van 21.12.1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij en het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening, bepalen dat ter uitvoering van de ruimtelijke planning in het buitengebied, landinrichtingsprojecten kunnen geïnitieerd worden.

Het deceet betreffende de oppervlaktedelfstoffen (04.04.2003) stelt een beleid inzake het beheer van de oppervlaktedelfstoffen voor en heeft daarom als basisdoelstelling om, ten behoeve van de huidige en toekomstige generaties, op een duurzame wijze te voorzien in de behoefte aan oppervlaktedelfstoffen. De

basisdoelstelling wordt nader geconcretiseerd door:

• Ontginnen op een wijze dat er een maximale wederzijdse versterking ontstaat tussen de economische componenten, sociale componenten en de milieucomponenten

• Het verzekeren van de ontwikkelingsperspectieven voor de sector

• Het zuinig en doelmatig aanwenden van oppervlaktedelfstoffen

• Optimaal ontginnen binnen ontginnningsgebieden op basis van zuinig ruimtegebruik

• Het aanmoedingen van het gebruik van volwaardige alternatieven voor primaire oppervlaktedelfstoffen en maximaal hergebruik van afvalstoffen

>>

>>

107

• Het maximaal behoud en de ontwikkeling van natuur en het natuurlijk milieu

In het luik open ruimte moet tevens het decreet van 03.03.1993 vermeld worden i.v.m. het statuut van de openlucht recreatieve verblijven.

Het voorontwerp van decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende milieu-effect-en veiligheidsrapportage omvat onder meer bepalingmilieu-effect-en met betrekking tot de opmaak van een

milieu-effectenrapport (plan-MER of project-MER) voor een voorgenomen plan, programma of project en met betrekking tot de opmaak van een ruimtelijk

veiligheidsrapport (RVR) voor een voorontwerp van een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Het decreet van 3.3.1976 houdende de bescherming van monumenten en dorps- en stadsgezichten omvat ondermeer regelgeving voor bescherming van monumenten en hun omgeving.

Het decreet van 30 juni 1993 betreffende de bescherming van het archeologisch patrimonium regelt onder meer de bescherming, het behoud, de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium.

In document ruimtelijk structuurplan (pagina 104-107)