• No results found

Fysisch systeem

In document ruimtelijk structuurplan (pagina 34-38)

>>

>>

>>

>>

Brabants plateau en Haspengouw, wordt de ondergrond bedekt met leem. De rivier- en beekvalleien worden gekenmerkt door vochtige tot natte leem.

• Meer noordwaarts wordt de bodem zandlemig. (De vallei van de Bellebeek en het noordelijke deel van noordwest-Brabant, het gebied tussen Brussel, Mechelen en Leuven en het Hageland).

• Langs de Demer en in het uiterst noordwesten van de provincie is de bodem zandig.

3. Hydrologie

Kaart 4: Fysisch systeem; hydrologie

Van west naar oost wordt het landschap opeenvolgend gestructureerd door:

• de Dender met de Marke en Bellebeek;

• de Grote Molenbeek;

• de Zenne met de Zuunbeek en de Woluwe;

• de Dijle met de Voer, de Laan en de IJse in het zuiden, de Barebeek en de Weesbeek-Molenbeek in het noorden;

• de Demer met de Winge, de Begijnebeek, De Velpe, de Kleine en de Grote Gete, de Dormaalbeek en de Melsterbeek.

4. Reliëf

Kaart 5: Fysische systeem; reliëf

Vlaams-Brabant vormt de overgang tussen het Ardeens

Plateau en de Vlaamse Laagvlakte.

In het zuidelijke deel treffen we plateaus met diep uitgesneden rivierdalen aan. Vooral de Zenne, de Dijle, de Voer, de IJse en de Laan hebben zich diep ingesneden in het leemplateau. In het noorden en noordwesten kent de provincie een zachtglooiend tot vlak reliëf met brede riviervalleien.

In de provincie komen verscheidene Diestiaanheuvels (of getuigenheuvels) voor. Tertiaire Diestiaanafzettingen gaven plaatselijk het ontstaan aan ijzerzandsteenbanken. Aan deze erosieresistente laag hebben volgende getuigenheuvels hun ontstaan te danken:

• Diestiaanrug van het noordelijke Hageland;

• Diestiaanheuvels van de Demer;

• Diestiaanheuvels van het Pajottenland;

• Diestiaanheuvels van de Dijle;

• Diestiaanrug van de zuidelijke rand rond Brussel.

5. Beschrijving

Kaart 6: Fysisch systeem; geografische streken

Op basis van het fysisch systeem zijn vele indelingen mogelijk.

Omdat de bodemopbouw in Vlaams-Brabant zeer divers is, wordt gekozen voor een regionale indeling volgens

bodemassociaties in combinatie met geomorfologie op basis van de fysisch-geografische streken. Deze structuren moeten als dynamische en complexe systemen worden aanzien, zonder vast omlijnde grenzen.

>>

35

36

Klein-Brabant

Klein-Brabant ligt in het noordwesten van de provincie Vlaams-Brabant ten noorden van de Brusselse agglomeratie.

De structuur van Klein-Brabant wordt enerzijds gevormd door de Dender en de Zenne en anderzijds door de Rupel.

De bodem bestaat uit zandleem, enkel de noordelijke gemeenten liggen voor een klein deel in de zandstreek. Het noordelijke gedeelte wordt gekenmerkt door een vlak tot licht golvend reliëf met ondiepe valleien.

Het zuiden daarentegen heeft een meer uitgesproken heuvelachtig karakter met ingesneden beekvalleien.

Pajottenland

Het Pajottenland strekt zich uit over het zuidwestelijke deel van de provincie.

De oost-west georiënteerde rij van getuigenheuvels structureert het landschap en scheidt de stroombekkens van de Dender en de Zenne. In het noorden heeft het

hydrografisch net zich daardoor anders ontwikkeld dan in het zuiden. In het noordelijke zandlemige deel komt een veelheid aan kleine rivieren voor, die allemaal in noordoostelijke richting over relatief grote afstanden naar de Zenne vloeien.

In het zuiden in de leemstreek daarentegen, is de Mark de enige rivier, die vanuit een sterk vertakt netwerk van

bovenlopen in westelijke richting naar de Dender vloeit. Waar de Mark de provincie binnenstroomt, is de klei uit de vallei verdwenen. Het grondwater is op deze plaats kwetsbaar voor vervuiling.Het Pajottenland wordt gekenmerkt door een golvend tot heuvelachtig reliëf doorsneden met beekvalleien.

Tuinbouwstreek

De Tuinbouwstreek wordt in het oosten begrensd door het Hageland en in het zuiden door het bebost heuvelland van de Brabantse Ardennen.

Het gebied wordt in het noorden door een fijnmazig stelsel van beekjes (Weesbeek, Barebeek) dooraderd. Het gebied tussen Leuven en Brussel bestaat uit zandleem. De Dijlevallei behoort tot de Vlaamse Zandstreek.

Brabants Plateau

De regio ligt in het zuiden van de provincie Vlaams-Brabant ten zuidoosten van de Brusselse agglomeratie.

Het Brabants Plateau wordt gekenmerkt door de

zandlemige of lemige substraatgronden op zand en wordt gekenmerkt door diep ingesneden valleien met steile heuvelflanken. In het noorden ligt het hoogste punt op 70 m en in het zuiden op 140 m.

Hageland

Het Hageland ligt in het noordoosten van de provincie Vlaams-Brabant op de noordflank van het Massief van Brabant.

Het Hageland behoort tot de zandleemstreek en vormt in velerlei opzichten een overgangsgebied. Meest frappant is de overgang van de Kempen naar Haspengouw.

Hydrografisch wordt het gebied gekenmerkt door verschillende, in noordwestelijke richting stromende waterlopen.

Binnen het Hageland kunnen verschillende belangrijke

>>

>>

37 entiteiten onderscheiden worden. Door de aanwezigheid

van zeer erosiebestendige ijzerzandsteen zijn

getuigenheuvels ontstaan: o.a. de Pellenberg (106 m), de Schillekensberg (50 m), en Scherpenheuvel (77m).

Langsheen de Dijle en de Demer zijn rivierduinen gelegen.

Haspengouw

Het deel van Haspengouw op het grondgebied van de provincie Vlaams-Brabant, ligt op de oostrand van het Massief van Brabant.

De waterscheidingskam tussen de Velpe en de Gete vormt de grenslijn tussen het Hageland en Haspengouw. Een kleimassief vormt een reliëfknik tussen de Velpe en de Gete.

De valleigebieden van de Kleine en Grote Gete hebben een eigen bodemgesteldheid en reliëf. De rivieren leggen gesteenten bloot, die zeer waterdoorlatend en kwetsbaar zijn. In de vallei wordt de ontwatering gekenmerkt door een dicht net van sloten en grachten.

Ten noorden van het gebied strekt zich een veel minder vochtig, zanderig gebied uit.

In het zuiden en zuidoosten ligt een gebied dat lemiger is.

Zuiderkempen

In het noordoosten van de provincie Vlaams-Brabant ligt het zuidelijkste deel van de Zuiderkempen.

Door de aanwezigheid van de meer erosiebestendige limonietzandsteenbanken zijn in het zuiden de

Diestiaanheuvelrijen ontstaan. De lineaire structuur van de heuvelruggen typeert het gebied. Lokale zandverstuivingen

zorgden voor het ontstaan van de stuifduincomplexen.

Op de rechteroever van de Demer (ten noorden) zijn land-duinen gevormd tussen de heuvels.

38

In document ruimtelijk structuurplan (pagina 34-38)