• No results found

Strafbaarstelling

In document De strafbare deelneming (pagina 96-98)

Hoofdstuk 2. Bendevorming

3) Strafbaarstelling

248. De wetgever stelt in het kader van de bendevorming twee materiële gedragingen strafbaar. Enerzijds is het inrichten van een bende met het oogmerk om een aanslag te plegen op personen of op eigendommen, samen met de leiders en personen die beslissingen nemen in deze bende, strafbaar.357 Anderzijds is het enkele feit om deel uit te maken van zo’n vereniging strafbaar358.

249. Het morele element verschilt naargelang de materiële handeling die werd gesteld. Zo kan de ingesteldheid van een oprichter of aanstoker van de bendevorming verschillen met deze van de loutere leden, die men meer als ‘meelopers’ beschouwt. Bij elk van beide categorieën is het echter wel noodzakelijk dat men zich bewust is van het misdadig oogmerk dat de bende heeft, en dat men dan toch beslist om daar deel van uit te maken. Indien aan deze voorwaarde voldaan is, kan men vervolgd worden voor bendevorming, zelfs als die persoon helemaal geen misdrijf wou plegen. We kunnen dus stellen dat het bewuste lidmaatschap of de bewuste bijdrage voldoende is.359

250. In het kader van het ruime misdrijf lid zijn van een dergelijke organisatie onderscheidt men het materieel en het moreel bestanddeel als volgt. Het materieel bestanddeel zit in het feit dat een persoon deel moet uitmaken van een vereniging. De wetgever zelf specifieert niet wat men als lidmaatschap moet beschouwen, wat met zich meebrengt dat dit een feitenkwestie is waarover de strafrechter moet oordelen. 360 Bovendien kan men strafbaar zijn zonder zelf effectief lid te zijn. Zo

vallen personen die een bijdrage leveren door te voorzien in wapens, munitie, werktuigen tot het plegen van misdaden, een onderdak, een schuilplaats of een vergaderplaats ook binnen deze strafbaarstelling.361 Het moreel bestanddeel bestaat uit de bewuste wil om lid van de bende te

zijn.362 Dit vereist dat men de weloverwogen wil heeft om lid te zijn, terwijl men bovendien bewust

is van het feit dat deze vereniging gevormd is om aanslagen te plegen. De rechter heeft de mogelijkheid om een beklaagde te veroordelen wegens het lidmaatschap van een vereniging van boosdoeners, wanneer hij vaststelt dat de beklaagde zich bewust was van zijn deelname aan de georganiseerde criminaliteit en dat hij door zijn daden bijgedragen heeft aan de uitvoering ervan.363

357 Art. 323 Sw. 358 Art. 324 Sw.

359 I. ONSEA, De bestrijding van georganiseerde misdaad. De grens tussen waarheidsvinding en grondrechten, Antwerpen, Intersentia, 2003, 30.

360 M. DE SWAEF en P. TRAEST, “Bendevorming en criminele organisaties”, OSS 2012, afl. 70, 54. 361 M. DE SWAEF en P. TRAEST, “Bendevorming en criminele organisaties”, OSS 2012, afl. 70, 54. 362 Art. 324 Sw.

251. Bovendien is er geen persoonlijke intentie vereist om binnen een vereniging een misdrijf te plegen. Personen die louter deel uitmaken van de bende, zonder zelf de intentie te hebben om deel te nemen aan de misdrijf gepleegd door de organisatie, zouden dan ook kunnen worden vervolgd wegens bendevorming.364

252. De bestraffing van de bendeleden zal verschillen naargelang de aard van de misdrijven die de bende van plan is om te plegen (art. 323 en 324 Sw.). Het onderscheidend criterium is het feit of het een misdaad betreft waarop opsluiting van 10 jaar staat, of andere misdaden of wanbedrijven. Het beramen van overtredingen wordt door de wetgever niet strafbaar gesteld.

253. Aangezien art. 322 Sw. enkel het inrichten van de bende als misdrijf neerschrijft, is het daadwerkelijk plegen van aanslagen op personen of op eigendommen wel mogelijk maar geen vereiste.365 Het voorwerp van het misdrijf bendevorming is immers de bendevorming zelf en niet

de daarvan te onderscheiden misdrijven die het oogmerk van de bende zijn.366

4) Relatie met de rechtsfiguur van de strafbare deelneming

254. De bendevorming vereist noodzakelijkerwijs verscheidene deelnemers. Dit brengt met zich mee dat de pluraliteit van de daders een hoofdbestanddeel is van het misdrijf, zo is bendevorming een uitstekend voorbeeld van groepscriminaliteit. Toch verschillen de regels van de bendevorming op bepaalde punten met deze van de gemeenrechtelijke strafbare deelneming.

255. Tussen de bendeleden wordt een onderscheid gemaakt dat niet overeenstemt met de klassieke indeling van de mededaders en de medeplichtigen. Zo deelt men de betrokkenen bij de bendevorming in tussen enerzijds de categorieën van aanstokers van de vereniging, hoofden van de bende en degene die enige beslissingsmacht hebben, en anderzijds alle andere personen die deel uitmaken van de bende zonder dat zij een bijzondere rol invullen.367

364 I. ONSEA, De bestrijding van georganiseerde misdaad. De grens tussen waarheidsvinding en grondrechten, Antwerpen, Intersentia, 2003, 30.

365 Gent 23 oktober 2009, T. Strafr. 2011, 75. 366 Cass. 29 januari 2008, Arr. Cass. 2008, 69.

367 J.M. BERKVENS, Criminele organisaties. Een preadvies, Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland, 1991, 9-11.

256. Het misdrijf bendevorming spreekt niet van een gewoontemisdrijf, in tegenstelling tot artikel 68 Sw. Dit betekent dat één enkel feit van hulpverlening verschaft aan de bendeleden naar aanleiding van hun activiteit in de vereniging, volstaat om strafrechtelijk veroordeeld te worden.368

257. De toepassing van de gemeenrechtelijke beginselen inzake de strafbare deelneming worden echter niet volledig uitgesloten. Deze zullen toepassing vinden bij de morele medeplichtigen, welke nuttige onderrichtingen verstrekken aan de bende.369 Dit kan immers niet bestraft worden op grond

van artikel 324 Sw. Zo is het mogelijk dat anderen dan diegene die deel uitmaken van een vereniging op strafrechtelijke wijze mee hebben gewerkt aan het misdrijf. Dit kan bijvoorbeeld door rechtstreekse medewerking of door uitlokking.370

258. Met betrekking tot de straftoemeting zal dan overeenkomstig artikel 69 Sw. moeten nagegaan worden of de verleende hulp gericht was aan hetzij de aanstokers, hoofden of bevelvoerders, hetzij aan de gewone leden van de groep. Wanneer de morele hulp verstrekt wordt aan de bende, dan aanvaardt men dat de strafmaat bepaald wordt in functie van de voor de gewone leden bepaalde straffen.371

In document De strafbare deelneming (pagina 96-98)