• No results found

Bestraffing medeplichtige

In document De strafbare deelneming (pagina 80-84)

199. De bestraffing van de medeplichtigen is iets complexer. De medeplichtigen worden in principe minder zwaar bestraft dan de daders. Hier moet een onderscheid gemaakt worden naargelang de aard van het misdrijf. Zo maakt de wet een onderscheid tussen de medeplichtigheid aan een misdaad en de medeplichtigheid aan een wanbedrijf.290

288C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht & Internationaal Strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu , 2006, 344.

289 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht en Strafprocesrecht voor bachelors, Antwerpen, Intersentia 2018, 99.

1) Medeplichtigen aan een misdaad

200. Medeplichtigen aan een misdaad worden gestraft met een straf die, overeenkomstig de artikels 80 en 81 Sw., onmiddellijk lager is dan die waarmee zij als daders van dat misdaad zouden worden gestraft.291 Zo worden medeplichtigen aan een misdaad waarvoor de wetgever opsluiting

van vijf tot tien jaar voorziet, bestraft voor een wanbedrijf waarop een gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar staat. Dit kan men vergelijken met de regel van de bestraffing van de poging tot misdaad.

Gaat het echter over een misdaad die strafbaar is met levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, dan zou dat in principe betekenen dat de medeplichtige strafbaar is met een opsluiting of hechtenis van 30 tot 40 jaar. De Potpourri II-wet292 heeft hier evenwel verandering aan gebracht

door te stellen dat in dit geval de medeplichtige strafbaar is met een opsluiting of hechtenis van slechts 20 tot 30 jaar.293

2) Medeplichtigen aan een wanbedrijf

201. De medeplichtigen aan een wanbedrijf lopen een straf op die niet hoger zal zijn dan twee derden van de maximumstraf welke op hen zou worden toegepast, indien zij de dader van dat wanbedrijf waren.294

Dit betreft echter enkel het abstracte wettelijke strafmaximum voor de medeplichtige dat lager moet zijn dan het abstracte wettelijke strafmaximum voor de dader van het misdrijf. Dit betekent niet dat de concrete, door de rechter op de medeplichtige toegepaste strafmaat, noodzakelijk lager moet zijn dan de concrete strafmaat voor de dader van het misdrijf. Alleen het wettelijke strafmaximum voor de medeplichtige is dus lager dan het wettelijke strafmaximum voor de dader van het misdrijf.295

291 Art. 66, eerste lid Sw.

292 Wet 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016.

293 A. DE NAUW en F. DERUYCK, Overzicht van het Belgische algemeen strafrecht, Brugge, Die Keure, 2017, 96. 294 Art. 69, lid 2 Sw.

295 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht en Strafprocesrecht voor bachelors, Antwerpen, Intersentia 2018, 99-100.

3) Probleemstelling

202. Op het eerste zicht lijkt de reglementering met betrekking tot de bestraffing van de deelnemingsvormen duidelijk. Toch kunnen er problemen rijzen met betrekking tot de concrete bestraffing van de mededaders en de medeplichtigen van misdrijven. Deze concrete bestraffing is onderhevig aan zowel verzwarende omstandigheden en strafverminderende verschoningsgronden, als bepaalde feitelijk omstandigheden. Beide zullen een invloed hebben op de straf in concreto waardoor de medeplichtige bijvoorbeeld een zwaardere straf toebedeeld kan krijgen dan de dader van het misdrijf.

203. Zoals eerder al aangehaald dient er bij de verzwarende omstandigheden een onderscheid gemaakt te worden tussen de objectieve verzwarende omstandigheden die op alle deelnemers van toepassing zijn, bijvoorbeeld een diefstal bij nacht, en de subjectieve verzwarende omstandigheden, welke enkel van toepassing zijn op de deelnemer waarop zij betrekking hebben.296 Zo kan een medeplichtige in concreto strenger bestraft worden dan een dader wanneer

er op hem subjectieve verzwarende omstandigheden van toepassing zijn. Een voorbeeld hiervan is het hebben van de hoedanigheid van ambtenaar bij het plegen van een diefstal.297 Ook wanneer

de medeplichtige zich in staat van herhaling bevindt, kan deze zwaarder gestraft worden als de dader van het misdrijf.298

204. Omgekeerd is het ook mogelijk dat er strafverminderende verschoningsgronden van toepassing zijn. Deze zijn persoonlijk en zijn dus beperkt van toepassing op de deelnemers waarop ze betrekking hebben. Een voorbeeld hiervan is de strafvermindering voor personen die, voordat een vervolging is ingesteld, een aangifte doen van hun drugsmisdrijf aan de overheid. Ze maken dan de identiteit van de daders van de inbreuken of de inbreuken zelf bekend.299 Dit kan als gevolg

hebben dat een medeplichtige zwaarder zal worden gestraft dan diegene waarop de strafverminderende verschoningsgrond van toepassing is.

296 EHRM 2 juni 2005, Göktepe/België, RABG 2005, 1465, noot D. VANDERKELEN en L. GYSELAERS. 297 Art. 467 Sw.

298 C. J. VANHOUDT en W. CALEWAERT, Belgisch Strafrecht, D.2, Antwerpen – Brussel – Gent – Leuven, Story – Scientia, 1976, tweede editie, 626.

299 Art. 6, lid 2 en 3 wet van 4 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, BS 6 maart 1921 (Drugwet).

205. Ook de feitelijke omstandigheden kunnen een rol spelen bij de beoordeling van de strafmaat. Zo kan de omstandigheid zich voordoen dat de aanzetter in feite de hoofdrol heeft gespeeld en niet de materiële uitvoerder van het misdrijf. Dit doet zich voor wanneer de materiële daders slechts gelast zijn tot uitvoeren van het misdrijf. De rechter kan dan de strafmaat individualiseren op grond van het gevaar van de vervolgde personen en minder op basis van de omvang van hun materiële handelingen.300

206. Nu oordeelt de feitenrechter op een onaantastbare wijze over het bestaan en de invloed van deze verzwarende omstandigheden, strafverminderende verschoningsgronden en de feitelijke omstandigheden. De mogelijkheid bestaat dan ook dat een medeplichtige aan een misdrijf een zwaardere straf opgelegd zal krijgen dan een dader of mededader van datzelfde misdrijf. Dit heeft als gevolg dat het leerstuk van de strafbare deelneming op het gebied van de bestraffing ietwat eigenaardig en niet altijd duidelijk is.

Hoofdstuk 3. Wetsvoorstel nieuw Strafwetboek

207. Een belangrijk gevolg van de afschaffing van het onderscheid tussen de mededaders en de medeplichtige is de straftoemeting. In het huidige strafrecht ligt de maximumstraf van de medeplichtigen nog lager dan deze van de mededaders.301 Deze lichtere straf verdwijnt in het

wetsvoorstel tot invoering van een nieuw strafwetboek, samen met het onderscheid tussen beide categorieën van deelnemers. Het wetsvoorstel voert met andere woorden een gelijkschakeling van de uitgangsbestraffing in.302

208. De Raad van State heeft echter al benadrukt dat een gelijkschakeling van de minimumstraffen voor daders en deelnemers problematisch kan zijn.303 Als tegenargument kan gegeven worden dat

er in de huidige Strafwet ook al een gelijkschakeling is qua minimumstraffen.

209. Bovendien kunnen we ons de vraag stellen of hiermee het evenredigheidsprincipe niet in het gedrang komt. Het wetsvoorstel voorziet een ruime straftoemetingsvrijheid voor de rechter, waarbij

300 A. DE NAUW en F. DERUYCK, Overzicht van het Belgische algemeen strafrecht, Brugge, Die Keure, 2017, 97. 301 Art. 69, lid 2 Sw.

302 Art 20, lid 1 wetsvoorstel (R. TERWINGEN e.a.) tot invoering van een nieuw Strafwetboek - Boek 1 en Boek 2, Parl.St Kamer 2018-19, nr. 3651/001, 844.

303 Raad Van State, afdeling wetgeving, Advies 60.893-3 van 27 maart 2017 over een voorontwerp van 'strafwetboek - boek I', 47.

deze een beoordeling dient te maken over de concrete bijdrage van een deelnemer aan het misdrijf om zo een gepaste straf op te leggen.304 Op deze manier komt de evenredigheid van de straffen

volledig in de handen te liggen van de strafrechter, waardoor deze niet meer voorzien kan worden als algemene regel.

De enige verantwoording dat de wetsontwerpers hiervoor geven is dat dit vandaag ook al het geval is. Zo worden de daders en de mededaders op identieke wijze bestraft en wordt er bij de medeplichtigen momenteel enkel een lagere maximumstraf opgelegd. Ook in de huidige wetgeving zou het mogelijk zijn dat de deelnemer, als gevolg van de individualisering van de bestraffing, een hogere straf opgelegd zou krijgen dan de hoofddader.305 Louter de verantwoording dat er op heden

reeds al een ruime straftoemetingsvrijheid betstaat voor de rechter, is echter geen garantie dat het wetsvoorstel een betere oplossing zou bieden.

In document De strafbare deelneming (pagina 80-84)