• No results found

Conclusie: Het klassieke leerstuk van de strafbare deelneming aan de kant geschoven

In document De strafbare deelneming (pagina 110-124)

301. De georganiseerde criminaliteit en het terrorisme waren nieuwe uitingen van criminaliteit met een collectieve dimensie, waarvoor bijgevolg nieuwe oplossingen dienden te worden gezocht. Deze oplossingen zijn er gekomen met de wet van 10 januari 1999 betreffende de criminele organisaties434 en de wet van 19 december 2003 betreffende terroristische misdrijven435. De

wetgever heeft specifieke deelnemingsmisdrijven opgenomen ter bestrijding van de criminele organisaties en terroristische groepen. De wetgever heeft er op deze manier niet voor gekozen om de wettelijke deelnemingsbepalingen van Hoofdstuk VII van Boek I van het Strafwetboek te herzien en aan te vullen met één of meerdere nieuwe deelnemingsvormen. Wel zijn er nieuwe strafbaarstellingen opgenomen in Boek II van het strafwetboek.436

302. De wetgever is bij de aanpak van deze hedendaagse criminaliteit met een collectieve dimensie uitgegaan van de tekortkoming van het klassieke leerstuk van de strafbare deelneming. Zij was de mening toegedaan dat dit klassieke leerstuk geen adequaat instrument zou zijn om moderne vormen van collectieve criminaliteit aan te pakken.437

434 Wet van 10 januari 1999 betreffende criminele organisaties, BS 26 februari 1999. 435Wet van 19 december 2003 betreffende terroristische misdrijven, BS 29 december 2003. 436 A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2005, pg. 92-95. 437 P. TRAEST, “Ontwikkeling van nieuwe deelnemingsvormen”, NC 2007, 241-242.

Volgens sommige rechtsgeleerden is deze opvatting te snel gemaakt. Zo schrijft F. VERBRUGGEN dat de wetgever, met zijn keuze voor specifieke delictsomschrijvingen die volgens de wetgever op maat zijn gemaakt voor de georganiseerde criminaliteit, het leerstuk van de strafbare deelneming heeft onderschat.438 Het klassieke leerstuk van de strafbare deelneming laat wel onvoldoende toe

om de betrokkenen bij de criminele organisaties en terroristische groepen te bestraffen. De oplossing zou volgens F. VERBRUGGEN er uit kunnen bestaan om de nieuwe deelnemingsvormen in de artikels 66-69 Sw. te integreren.439

De rechtsfiguur van de strafbare deelneming in Boek I van het Strafwetboek wordt bij de strafrechtelijke bestrijding van criminele organisaties en terroristische groepen als het ware aan de kant geschoven.

438 F. VERBRUGGEN, “Strafbare voorbereidingshandelingen in België: een autopsie zonder lijk”, in F. VERBRUGGEN, E. PRAKKEN en D. ROEF, Voorbereidingshandelingen in het strafrecht, Preadviezen voor de Nederlands-Vlaamse

Vereniging voor Strafrecht 8 oktober 2004 te Tilburg, Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2004, 158-160.

BESLUIT

303. In het begin van de paper hebben we ons de vraag gesteld hoe de huidige rechtsfiguur van de strafbare deelneming vandaag de dag precies geregeld is en welke hervormingsvoorstellen hierover op tafel liggen. We hebben ons afgevraagd of de huidige reglementering wel consistent genoeg is om op te treden tegen collectieve misdrijven in onze hedendaagse maatschappij. Waar liggen de hiaten en discussiepunten, en biedt het wetsvoorstel hier een doeltreffende oplossing voor?

304. Op deze vragen dient echter een genuanceerd antwoord gegeven te worden. Het is namelijk zo dat de rechtsfiguur van de strafbare deelneming doorheen de jaren nauwelijks is aangepast waardoor ze als het ware een sluimerend bestaan leidt. De stilstand omtrent de strafbare deelneming betekent evenwel niet dat deze regels optimaal functioneren. Het leerstuk kampt met een aantal problemen440.

305. Als eerste kunnen we de theoretische grondslag van de strafbare deelneming aanhalen. In België wordt de theorie van de relatief onzelfstandige deelneming gehanteerd met een mogelijkheid tot weerlegging van de doorwerking van de objectief verzwarende omstandigheden. Dit theoretisch uitgangspunt heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt, mede door het Göktepe arrest van het EHRM, waardoor dit voor een labyrint aan termen heeft gezorgd. Dit maakt het voor de betrokkenen moeilijk om de rechtsgevolgen van hun daden in te schatten. Het wetsvoorstel tot invoering van een nieuw strafwetboek beoogt wel meer duidelijkheid door de rechtspraak van het EHRM te codificeren in het wetsvoorstel.

306. De rechtsfiguur heeft een gebrek aan conceptuele en terminologische duidelijkheid, mede doordat enkel de memorie van toelichting een definitie van de strafbare deelneming bevat. Zo zijn de constitutieve bestanddelen van het deelnemingsmisdrijf niet gecodificeerd, waardoor dit vaak verder uitgewerkt dient te worden door de rechtspraak. Een voorbeeld hiervan is de vereiste positieve deelnemingsdaad die zich moet situeren voor of tijdens het misdrijf. Hieruit zouden we kunnen afleiden dat deelneming door onthouding of deelneming na het voltooien van een misdrijf niet mogelijk is. Dit is door middel van de rechtspraak echter wel strafbaar gesteld. Dit zorgt voor

onduidelijkheid bij de rechtsonderhorigen. De deelneming door onthouding en de deelneming post factum zijn wel opgenomen in het wetsvoorstel nieuw strafwetboek.

307. Bovendien is er zowel een gebrek aan duidelijke begrenzing tussen de strafbare deelneming en de niet-strafbare deelneming, als tussen de verschillende deelnemingsvormen onderling. Dit is het probleem omtrent de afbakening. Zowel bij de materiële als bij de morele deelnemers is het moeilijk om een onderscheid te maken tussen de mededaders en de medeplichtigen. Het is namelijk niet evident om een grens te trekken tussen de noodzakelijke hulp en de hulp die slechts nuttig was voor de totstandkoming van een misdrijf. Mijns inziens is er dan ook geen toekomst meer weggelegd voor het huidig onderscheid tussen mededaders en medeplichtigen. Het begrip mededader zuigt het begrip medeplichtige als het ware leeg. Dit is niet bevorderlijk voor een adequate strafvervolging. Het is dan ook aangewezen om het onderscheid tussen mededaders en medeplichtigen te laten varen. Een mogelijke optie is om de mededaders gelijk te stellen met de daders, aangezien deze toch al gelijk behandeld worden.

De opstellers van het wetsvoorstel tot invoering van een nieuw strafwetboek zijn van hetzelfde oordeel en hebben het onderscheid tussen de mededaders en de medeplichtigen afgeschaft. Zo wordt de invulling van het begrip mededaderschap omgezet en verdeeld over de verschillende vormen van daderschap. Men krijgt op deze manier het enkele onderscheid tussen de daders en de deelnemers, waarbij het onderscheidend element het al dan niet vervullen van een constitutief bestanddeel van het misdrijf is. Indien een bepaalde handeling de uitvoering van een misdrijf slechts heeft vergemakkelijkt, spreekt men van een strafbare deelneming. Toch is dit nieuw onderscheid mijns inziens ook niet geheel duidelijk. Het ziet er namelijk naar uit dat het onderscheid nuttig-noodzakelijk, welke de strafrechter op heden moet invullen, gewoon zal verschuiven naar het onderscheid constitutief bestanddeel vervullen-vergemakkelijken. Het is maar ten zeerste de vraag of de rechtsfiguur van de strafbare deelneming hiermee een meer algemene en voorspelbare invulling krijgt.

308. Ook op het gebied van de bestraffing zijn de bepalingen van de strafbare deelneming niet altijd even adequaat en duidelijk. Hoewel er op de medeplichtigen een lichtere straf rust dan op de daders en de mededaders, bestaat de mogelijkheid dat zij een zwaardere straf opgelegd zouden krijgen als gevolg van verzwarende omstandigheden. Dit oordeel wordt op onaantastbare wijze overgelaten aan de feitenrechter. Naar mijn mening moet het inderdaad mogelijk zijn om een medeplichtige zwaarder te bestraffen in het licht van de concrete omstandigheden, maar het zou

duidelijker zijn om voor beide categorieën ook dezelfde uitgangsbestraffing op te leggen. Deze zienswijze is ook opgenomen in het nieuwe wetsvoorstel.

309. Wat de nieuwe vormen van criminaliteit betreft, heeft de wetgever net zoals bij de rechtspersonen, ervoor geopteerd om deze niet onder te brengen onder de algemene bepalingen van de strafbare deelneming, terwijl men deze wel vaak als groepscriminaliteit kan beschouwen. De bendevorming, criminele organisaties en terrorisme heeft men in Boek II van de Strafwet opgenomen. Deze specifieke misdrijfomschrijvingen waren nodig aangezien de rechtsfiguur van de strafbare deelneming in de huidige vorm geen adequaat instrument is om deze specifieke misdrijfvormen te bestraffen. Desalniettemin bestaat er ook de mogelijkheid om het algemene leerstuk van de strafbare deelneming wel adequaat te maken door deze vormen van groepscriminaliteit in de deelnemingsbepalingen te integreren. Mijns inziens is de huidige rechtsfiguur van de strafbare deelneming niet adequaat en consistent genoeg om op te treden tegen deze hedendaagse vormen van criminele criminaliteit, maar heeft de wetgever de algemene deelnemingsbepalingen toch iets te rap aan de kant geschoven.

BIBLIOGRAFIE

Wetgeving

Décret contenant la Constitution de la Belgique (7 februari 1831), Pasin. 1830-31, I, 182. Strafwetboek van 8 juni 1867, BS 9 juni 1867.

Wet 7 juli 1875 tot bestraffing van het aanbod of het voorstel om bepaalde misdader te plegen, BS 9 juli 1875.

Wet houdende beteugeling van het opstoken tot het plegen van misdaden en wanbedrijven, M.B. 29-30 augustus 1887.

Wet 25 maart 1891 houdende bestraffing van de aanzetting tot het plegen van misdaden of wanbedrijven, BS 26 maart 1891.

Wet van 25 maart 1981 houdende beteugeling van het ophitsen tot plegen van misdaden of wanbedrijven, MB 27 maart 1891.

Wet van 4 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen,

BS 6 maart 1921 (Drugwet).

Wet tot aanvulling van de bepalingen op de deelneming aan de bij het Militair Strafwetboek voorziene misdrijven en tot bestraffing van het openbaar aanzetten en het voeren van systematische propaganda tot het plegen van feiten die de werving van en de tucht in het leger in gevaar brengen, BS 2 augustus 1934.

Wet van 10 juli 1964 tot invoering van de Nederlandse tekst van het Sw., BS 2 december 1964. Wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme en xenofobie ingegeven daden, BS 9 augustus 1981.

Wet van 10 januari 1999 betreffende criminele organisaties, BS 26 februari 1999.

Wet 4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijk verantwoordelijkheid van rechtspersonen, BS 22 juni 1999.

Wet 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 19 februari 2016.

Wet van 11 juli 2018 tot wijziging van het strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft, BS 20 juli 2018.

Rechtspraak

EHRM 2 juni 2005, Göktepe t. België, RABG 2005, 1465.

Cass. 10 april 1877, Pas. 1877, 19.

Cass. 18 juli 1881, Pas. 1881, 354, concl. C. MESDACH DE TER KIELE. Cass. 11 december 1893, Pas. 1894, I, 60.

Cass. 5 juli 1897, Pas. 1897, 244. Cass. 12 juni 1911, Pas. 1911, I, 331.

Cass. 3 september 1915, Pas. 1915-16, I, 446.

Cass. 16 maart 1920, Pas. 1920, I, 90, concl. B. JOTTRAND. Cass. 8 april 1929, Pas. 1929, 148.

Cass. 14 mei 1945, Arr.Cass. 1945, 148. Cass. 4 november 1946, Arr.Cass. 1946, 370. Cass. 6 oktober 1947, Arr.Cass. 1947, 311. Cass. 14 februari 1949, Pas. 1949,I, 136. Cass. 7 maart 1949, Arr.Cass. 1949, 164. Cass. 23 mei 1949, Arr.Cass. 1949, 343. Cass 23 januari 1950, Pas. 1950, I, 341. Cass. 23 oktober 1950, Arr.Cass. 1951, 72. Cass. 7 mei 1951, Pas. 1951, I, 599. Cass. 5 december 1955, Pas. 1956, I, 318.

Cass. 16 november 1959, Arr.Cass. 1960, 231. Cass. 21 oktober 1963, R.D.P. 1963-64, 269. Cass. 29 maart 1965, Pas. 1965, I, 805. Cass. 14 oktober 1969, Arr.Cass. 1970, 164. Cass. 16 november 1971, Arr.Cass. 1972, 261. Cass. 8 januari 1973, Arr.Cass. 1973, 470. Cass. 29 oktober 1973, Pas. 1974, I, 221. Cass. 10 januari 1977, Arr.Cass. 1977, 544. Cass. 7 februari 1979, RDPC 1979, 392.

Cass. 29 april 1980, Arr.Cass. 1979-80, 1082, nr. 550. Cass. 5 juni 1984, Arr.Cass. 1983-84, 1308.

Cass. 5 februari 1985, Arr.Cass. 1984-85, 772-775. Cass. 15 mei 1985, Rev.dr.pén. 1985, 793.

Cass 28 mei 1985, Arr.Cass., 1984-1985, 1338.

Cass. 15 oktober 1986, RW 1987-88, 21, noot M. DE SWAEF. Cass. 28 oktober 1986, Arr.Cass. 1986-87, 279.

Cass 9 december 1986, RW 1987-88, 856, noot M. DE SWAEF. Cass. 12 mei 1987, Arr.Cass. 1986-87, 1194.

Cass. 9 oktober 1990, Arr.Cass. 1990-91, 156. Cass. 17 oktober 1990, Arr.Cass. 1990-91, 189. Cass. 9 maart 1993, Arr.Cass. 1993, 268. Cass. 18 mei 1993, Arr.Cass. 1993, 510.

Cass. 28 september 1993, Arr.Cass. 1993, 773.

Cass. 19 september 1995, RW 1995-96, 1209, noot M. GELDERS. Cass. 2 oktober 1996, Arr.Cass. 1996, 836.

Cass. 23 november 1999, Arr.Cass. 1999, 1486. Cass. 18 januari 2000, Arr.Cass. 2000, 132. Cass. 28 maart 2001, Arr.Cass. 2001, 173. Cass. 13 juni 2001, Arr.Cass. 2001, 1164. Cass. 8 oktober 2002, Arr.Cass. 2002, 2087.

Cass. 16 december 2003, P.03.0452.N, Arr.Cass. 2003, afl. 12, 2296. Cass. 22 juni 2004, Arr.Cass. 2004, 1154.

Cass. 5 oktober 2005, RCJB 2006, 243, noot F. KUTY. Cass. 25 oktober 2005, P.05.1034.N.

Cass. 17 januari 2006, RAGB 2006, 881, noot F. VAN VOLSEM, ‘Strafbare deelneming is tijdige deelneming’.

Cass. 12 september 2006, Arr.Cass. 2006, afl. 9, 1698. Cass. 19 december 2006, NC 2007, 224.

Cass. 5 juni 2007, P.07.0232.N.

Cass. 29 januari 2008, Arr. Cass. 2008, 69. Cass. 26 februari 2008, NC 2009, 312.

Cass. 17 december 2008, RDP 2009, 438, concl. VANDERMEERSCH. Cass. 20 januari 2009, RW 200-10, 715, noot P. HOET.

Cass. 27 oktober 2009, RW 2009-10, 1564, noot A. VANDEPLAS. Cass. 28 september 2010, P.10.0099.N.

Cass. 14 september 2011, Arr. Cass. 2011, 468. Cass. 29 november 2011, P.11.1250.N.

Cass. 28 februari 2012, P.10.1733.N. Cass. 13 maart 2012, P.11.1183.N. Cass. 3 april 2012, T.Strafr. 2012, 453.

Cass 5 juni 2012, P.11.0902.N.

Cass. 22 januari 2013, Arr. Cass 2013, 156.

Cass. 17 april 2013, NC 2015, 114, noot J. VANHEULE. Cass. 4 september 2013, Arr.Cass. 2013, 1707.

Cass. 3 december 2013, P.13.1366.N. Cass. 26 maart 2014, P.13.1860.F.

Cass. 1 oktober 2014, P.14.0957.F, Arr.Cass. 2014, afl. 10, 2034. Cass. 21 oktober 2014, P.13.0655.N.

Cass. 22 oktober 2014, P.14.0980.N, Arr.Cass. 2014, afl. 10, 2322. Cass. 31 maart 2015, P.13.0869.N. Cass. 15 september 2015, P.14.1189.N. Cass. 27 oktober 2015, P.15.0776.N. Cass. 24 mei 2016, P.15.1604.N. Cass. 15 maart 2017, P.16.1261.F. Cass. 26 april 2017, P.17.0184.N. Cass. 12 september 2017, P.16.0738.N. Cass. 13 maart 2018, P.17.0083.N. GwH 11 mei 2005, nr. 92/2005.

Assisen Brabant 10 december 1860, Pas. 1861, II, 270. Assisen Antwerpen 20 februari 1928, Rev.dr.pén. 1928, 477.

Assisen Oost‐Vlaanderen 28 november 1985, RW 1985‐86, 2862, noot M. DE SWAEF. Assisen West-Vlaanderen 26 november 2009, RAGB 2010, 438.

Luik 23 november 1928, Pas. 1929, 49. Luik 9 juni 1938, Pas. 1939, II, 32.

Luik 16 juni 1938, Pas., 28.

Brussel 3 september 1947, R.D.P. 1947-48, 109. Gent 10 november 1961, RW 1962-63, 899.

Corr. Brussel 18 april 1974, RW 1974‐75, 496, noot A. VANDEPLAS. Corr. Brussel 24 januari 1975, R.D.P. 1974-75, 560.

Brussel 20 mei 1976, Pas. 1977, II, 88.

Corr. Luik 16 november 1981, R.D.P. 1982, 585. Luik 17 november 1981, JT 1982, 312.

Gent 6 april 1982, RW 1982-83, 366.

Brussel 19 november 1984, RW 1984-85, 2563-2572. Luik 8 januari 1986, Pas. 1986, II, 4.

Brabant 17 juni 1986, RW 1986‐87, 1928.

Gent 20 februari 1992, RW 1992-1993, 305, noot J. SOENEN. Luik 9 april 1992, J.L.M.B. 1993, 8.

Corr. Namen 23 september 1993, R.D.P. 1994, 920.

Gent 25 juni 1999, T.Strafr. 2001, 32, noot T. DESCHEPPER. Gent 17 oktober 2002, T.Strafr. 2005, 449.

Gent 30 mei 2002, T.Strafr. 2003, 127; Gent 17 oktober 2002, T.Strafr. 2005, 445. Brussel 11 juni 2003, NjW 2003, 889.

Corr. Tongeren 16 november 2006, T.Gez. 2007-08, 146. Gent 23 oktober 2009, T. Strafr. 2011, 75.

Brussel 14 september 2010, JLMB 2011, 318. Bergen 28 juni 2011, T.Aann. 2012, 12. Luik 27 maart 2014, JLMB 2014, 1565.

K.I. Gent 6 april 1982, RW 1982-1983, 366. KI Gent 26 januari 1869, Pas. 1869, II, 207.

Rechtsleer

BERKVENS, J. M., Criminele organisaties. Een preadvies, Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland, 1991, 1348 p.

COLAES, J., De strafrechtelijke aansprakelijkheid van mandatarissen van rechtspersonen in Sociaal strafrecht, Antwerpen, Kluwer, 1984, 157 p.

CONSTANT, J., Traité élémentaire de Droit Pénal, Luik, Imprimeries Nationales, D1, 1965, 336 p. CONSTANT,J., “La loi pénale‐ l’infraction‐ le delinquant”, in Traité élémentaire de droit pénal: prin

cipes généraux du droit pénal positif Belge, Liège, Imprimeries nationales, 1965, nr. 264.

D’HAENENS, J., “Strafbare deelneming”, in A.P.R., Brussel, Larcier, 1959, nr. 87, 45 p.

DE NAUW, A. en DERUYCK, F. Overzicht van het Belgische algemeen strafrecht, Brugge, Die Keure, 2017, nr. 89, 221 p.

DE NAUW, A. en KUTY, F., “Manuel de droit pénal spécial”, Waterloo, Wolters Kluwer, 2014, 1205 p.

DE NAUW, A., “La consécration jurisprudentielle de l’état de nécessité”, RCJB 1989, 624 p. DE NAUW, A., Inleiding tot het algemeen Strafrecht, Brugge, Die Keure, 2008, nr. 186, 221 p. DE NAUW, A., Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2005, 380 p.

DE ROY, C., “De strafbaarheid van voorbereidingshandelingen en uitvoeringshandelingen”, in

Strafrecht en Strafprocesrecht. XXXIIe Postuniversitaire cyclus Willy Delva 2005-2006, Mechelen,

Kluwer, 2006, 529 p.

DE SWAEF, M. en TRAEST, P., “Bendevorming en criminele organisaties”, in X, Strafrecht en

strafvordering – Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer,

Mechelen, Kluwer, 2012, 47-79.

DE SWAEF, M. en TRAEST, P., “Bendevorming en criminele organisaties”, OSS 2012, afl. 70, 49 p.

DE VALKENEER, C., Terrorisme, Brussel, Politeia, 2005, 133 p.

DE WOLF, D., De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen hervormd, RW 2018, p. 322.

DESPORTES, F. en LE GUNEHEC, F., Droit pénal générales, Paris, Economica, 2003, nr. 539. DREESEN, R., De informatiepositie van de burgemeester bij de bestuurlijke aanpak van

gewelddadige radicalisering en terrorisme in België en Nederland, Intersentia, juni 2019, xii, p. 148.

DUPONT, L. en VERSTRAETEN, R., Handboek Belgisch Strafrecht, Leuven, Acco, 1989-1990, 913 p.

DUPONT, L., Beginselen van Strafrecht, Ι, Acco, Leuven, 1983, 238 p.

FRANSSEN, V., “Daderschap en toerekening bij rechtspersonen”, NC 2009, p. 230. HARDYNS, W., “Onderzoeksmethoden”, Gent, 2017, 285 p.

HAUS, J. J., Observations sur le projet du code penal belge, I, Gent, Chez la veuve L. De Busscher- Braeckman, 1835, II, 220 p.

KUTY, F., ‘La responsabilité pénale du chef des circonstances aggravantes réelles’, in ROGGEN, F., Actualités du droit pénal, Brussel, Bruylant, 2009, 31-88.

LELIARD, J. D. M., “Een wetboek herschrijven?”, RW 2006-2007, p. 1147.

NYPELS, J. S. G., Législation criminelle de la Belgique ou commentaire et complement du Code penal belge, I, Introduction, I-IV, Brussel, Brylant-Christophe, 1867-1870.

ONSEA, I., De bestrijding van georganiseerde misdaad. De grens tussen waarheidsvinding en

grondrechten, Antwerpen, Intersentia, 2003, 533 p.

PHILIPPA, M., DEBRABANDERE, F., QUAK, A., SCHOONHEIM, T. en VAN DER SIJS, N., “Etymologisch Woordenboek van het Nederlands”, 4 delen, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2007, 695 p.

RIGAUX, M. en TROUSSE, P. E., “Les crimes et délits du code pénal”, Brussel, Bruylant 1950, 528 p.

ROBERT, V., “De arbeidersbewegingen in België”, in VAN HOUTTE, J. A., NIERMEYER, J., PRESSIER, J., ROMEIN, J. en VAN WERVEKE, H., Algemene geschiedenis der Nederlanden, Antwerpen, N.V. Standaard Boekhandel, 1956, p. 26.

RUBBRECHT, J., Inleiding tot het Belgisch strafrecht, Leuven, Firma L. Wouters, 1958, 306 p. RUBBRECHT, J., “Strafbare deelneming door onthouding”, RW 1961-62, p. 2211-2220.

TRAEST, P., Ontwikkeling van nieuwe deelnemingsvormen. Preadvies voor de vereniging voor de

vergelijkende studie tussen van het recht van België en Nederland, s.l., 2006, p. 22.

TROUSSE, P.E., “Les principes généraux du droit pénal positif belge”, Les Novelles. Droit Pénal, Brussel, Larcier, 1968, nr.3843, 629 p.

TULKENS, F. en VAN DE KERCHOVE, M., Introduction au droit pénal. Aspects juridiques et

VAN BAVEL, H., “De strafrechtelijke aansprakelijkheid van vennootschappen en leidinggevenden”,

T.Strafr., 2017, p. 14.

VAN DEN WYNGAERT, C., Strafrecht, Strafprocesrecht & Internationaal Strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2006, 1314 p.

VAN DEN WYNGAERT, C., VANDROMME, S. en TRAEST, P., Strafrecht & Strafprocesrecht in

hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2017, 1460 p.

VAN HEULE, J., “Deelneming van verscheidene personen aan een zelfde misdaad of wanbedrijf”, in DE BUSSCHER, M., MEESE, J., VAN DER KEELEN, D. en VERBIST, J., Duiding strafrecht, Brussel, Larcier, 2018, p. 126.

VAN OVERBEKE, S., “Deelneming door onthouding”, Oss 2010, p. 148.

VANDROMME, S. en DE ROY, C., “De strafbaarheid van voorbereidingshandelingen en uitvoeringshandelingen. De nieuwste ontwikkelingen in het leerstuk van de strafbare poging en de gevolgen ervan voor het strafprocesrecht”, in Strafrecht en strafprocesrecht, XXXIIe Postuniversitaire cyclus Willy Delva, Mechelen, Kluwer, 2006, p. 525.

VANDROMME, S., “Strafrechter duldt geen zinloos supportersgeweld”, Juristenkrant 2003, nr. 69, p. 5.

VANHALEWIJN,J., “Bijdrage tot de studie van de strafbare deelneming in Belgisch Strafrecht”,

RW 1961‐62, p. 1522 en 1539‐1540.

VANHEUL, J. en VERBRUGGEN, F., “Hink-stap-struikel naar het recht van morgen: Daderschap, deelneming en (een beetje) bestraffing in het nieuwe boek 1 van het Strafwetboek” in Bailleux, A., Spriet, B., Van Herpe, R., Vanheul, J., Verbruggen, F. en Verstraeten, R., Straf- en

strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2019, p. 16.

VANHEULE, J., ‘Een aantal beginselen betreffende de deelnemingsvormen omschreven in de artikelen 66 en 67 Sw., NC 2007, p. 151-161.

VANHEULE, J., “Deelneming van verscheidene personen aan een zelfde misdaad of wanbedrijf, in Duiding Strafrecht, Brussel, Larcier, 2018, p. 129-130.

VANHEULE, J., “Kanttekeningen bij het gradueel onderscheid tussen daderschap en medeplichtigheid”, RABG 2013, p. 1052.

VANHEULE, J., “Strafbare deelneming door onthouding: één of twee modaliteiten?”, nullum

crimen, 2009, p. 281-309.

VANHEULE, J., Strafbare deelneming door schuldig hulpverzuim?, T.Strafr. 2012, afl. 6, p. 454- 460.

VANHEULE, J., Strafbare deelneming, Antwerpen, Intersentia, 2010, 1050 p.

VERBRUGGEN, F. en VERSTRAETEN, R., Strafrecht en Strafprocesrecht voor bachelors, Antwerpen, Intersentia 2018, 380 p.

VERBRUGGEN, F., “The general part of criminal law and organised crime: potential and limitations” in FIJNAUT, C., VAN DAELE, D. en VERBRUGGEN, F. (ed.), De uitdaging van de georganiseerde

misdaad in België, Leuven, Universitaire pers, 1998, p. 62.

VERBRUGGEN, F., “Strafbare voorbereidingshandelingen in België: een autopsie zonder lijk”, in VERBRUGGEN, F., PRAKKEN, E. en ROEF, D., Voorbereidingshandelingen in het strafrecht,

Preadviezen voor de Nederlands-Vlaamse Vereniging voor Strafrecht 8 oktober 2004 te Tilburg,

Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2004, p. 54-63.

VROMAN, F., “Criminele organisaties”, Postal Memorialis 2014, 54 p.

Andere

Commissie voor de herziening van het Strafwetboek, Brussel, Uitgave van het Belgisch Staatsblad, 1979.

R. LEGROS, Voorontwerp van Strafwetboek, Brussel, Uitgave van het Belgisch Staatsblad, 1985, 231 p.

Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 954/6, 20 p.,

https://www.dekamer.be/doc/flwb/pdf/49/0954/49k0954006.pdf#search=%22954/6%20%2049%2 0%3Cin%3E%20keywords%22, geraadpleegd op 13 februari 2019.

Wetsontwerp tot wijziging van artikel 475 van het Strafwetboek, Parl. St. Kamer 2005 - 2006, https://www.senate.be/www/?MIval=/publications/viewPub.html&COLL=S&LEG=3&NR=12 86&VOLGNR=1&LANG=nl, geraadpleegd op 7 februari 2020.

“Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse Taal”, Utrecht-Antwerpen, Van Dale Lexicografie, 2015, 736 p.

Raad Van State, afdeling wetgeving, Advies 60.893-3 van 27 maart 2017 over een voorontwerp van strafwetboek - boek I', 205 p., http://www.raadvst- consetat.be/dbx/adviezen/60893.pdf#search=advies%2060.893%2F3, geraadpleegd op 23 december 2019.

Wetsvoorstel (R. TERWINGEN e.a.) tot invoering van een nieuw Strafwetboek - Boek 1 en Boek

2, Parl.St Kamer 2018-19, nr. 3651/001, 1065 p.,

https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/3651/54K3651001.pdf, geraadpleegd op 19 december 2019.

In document De strafbare deelneming (pagina 110-124)