• No results found

De medeplichtigen

In document De strafbare deelneming (pagina 61-65)

143. De tweede categorie van strafbare deelnemers zijn de medeplichtigen. Deze zijn, in tegenstelling tot de daders en mededaders, omschreven in art. 67 Sw. Net zoals bij de daders en de mededaders maken we bij de medeplichtigen een onderscheid tussen materiële en de morele medeplichtigen.217

1) Materiële medeplichtigen

144. De materiële medeplichtigen zijn die personen die wetens en willens de daders hebben geholpen en hebben bijgestaan door middel van het verschaffen van wapens, werktuigen en dergelijke meer om een misdaad of wanbedrijf te kunnen plegen. Dit is opgenomen in art. 67, lid 3 Sw.:

“Zij die wapens, werktuigen of enig ander middel hebben verschaft die tot de misdaad of het wanbedrijf hebben gediend, wetende dat ze daartoe zouden dienen”

145. De materiële medeplichtigen verstrekken middelen tot het plegen van een misdrijf. Onder deze middelen verstaan we alle roerende zaken die als middel tot het misdrijf hebben gediend. Dit gaat van valse sleutels tot vuurwapens. Een voorbeeld is het verschaffen van een revolver om een gewapende overval mee te plegen.218 Niet alleen een roerend goed kan een middel zijn, ook een

onroerend goed kan de vorm aannemen van een middel voor het plegen van een strafbare medeplichtigheid. Denk bijvoorbeeld aan het ter beschikking stellen van een garage waar overvallers hun wapens opbergen.219

146. Wel wordt vereist dat diegene die een middel ter beschikking heeft gesteld aan de dader, door middel van dat middel, een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van het misdrijf. Dit wil

216 L. DUPONT en R. VERSTRAETEN, Handboek Belgisch Strafrecht, Leuven, Acco, 1989-90, 591.

217 J. VANHALEWIJN, “Bijdrage tot de studie van de strafbare deelneming in Belgisch Strafrecht”, RW 1961‐62, 1535‐ 1536.

218 Cass 9 december 1986, RW 1987-88, 856, noot M. DE SWAEF. 219 Cass. 28 mei 1985, Arr.Cass. 1984‐85, 1338, 589.

zeggen dat de deelnemer een daad van bijstand moet hebben verleend en dat de verschafte middelen dienstig zijn geweest. Dit betekent ook dat de door de materiële medeplichtige geleverde middelen aangewend dienen te worden om dat welbepaalde misdrijf te plegen.220 Dit vloeit

uitdrukkelijk voort uit de wet.

147. Niet vereist is dat de verstrekte hulpmiddelen onontbeerlijk waren voor de uitvoering van het misdrijf. Indien het wel zo was dat de verschafte hulpmiddelen onontbeerlijk waren voor de uitvoering van het misdrijf, dan wordt de deelnemer niet als een medeplichtige beschouwd, maar wel als een mededader op grond van art. 66, lid 3 Sw.221 Dit vereist een beoordeling in concreto.222

148. Het is mogelijk dat het verstrekte hulpmiddel niet effectief is gebruikt, maar dat het wel nuttige of zelfs noodzakelijke bijstand heeft opgeleverd aan de totstandkoming van een misdrijf. Dit kan als hij de delictuele instelling in hoofde van de dader heeft versterkt.223

2) Morele medeplichtigen

149. De morele medeplichtigen zijn die personen die nuttige inlichtingen of raad gegeven hebben om een welbepaalde gedraging, misdaad of wanbedrijf, te plegen. Doorgaans zijn zij van een minder grote invloed dan de morele mededaders. Art. 67, lid 2 Sw. verwoordt ze als volgt:

“Zij die onderrichtingen hebben gegeven om de misdaad of het wanbedrijf te plegen”

150. De wetgever spreekt van ‘onderrichtingen’ geven, maar deze term dient ruim te worden geïnterpreteerd. Zo is het geven van inlichtingen voldoende om van iemand een medeplichtige te maken. Een eenvoudige inlichting die nuttig is geweest voor het plegen van een misdrijf, zoals bijvoorbeeld het aangeven van het tijdstip waarop het misdrijf idealiter wordt gepleegd, werd door de rechtspraak al voldoende geacht.224 De term ‘onderrichtingen’ mag dus niet in de strikte zin

220 J. VANHEULE, “Deelneming van verscheidene personen aan een zelfde misdaad of wanbedrijf, in Duiding Strafrecht, Brussel, Larcier, 2018, 140.

221 Cass. 10 januari 1977, Arr.Cass. 1977, 544.

222 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht en Strafprocesrecht voor bachelors, Antwerpen, Intersentia 2018, 96.

223F. VERBRUGGEN, “Strafbare voorbereidingshandelingen in België: een autopsie zonder lijk”, in F. VERBRUGGEN, E. PRAKKEN en D. ROEF, Voorbereidingshandelingen in het strafrecht, Preadviezen voor de Nederlands-Vlaamse

Vereniging voor Strafrecht 8 oktober 2004 te Tilburg, Nijmegen, Wolf Legal Publishers, 2004, 67.

worden geïnterpreteerd. Een voorbeeld van een inlichting of onderrichting is het verschaffen van inlichtingen met betrekking tot de plaatsindeling van een huis waar het misdrijf zal worden gepleegd.225

151. De gegeven onderrichtingen of inlichtingen moeten dienstig zijn geweest, ze moeten met andere woorden gebruikt zijn of enig nut hebben opgeleverd. Dit betekent dat de onderrichtingen of inlichtingen gegeven zijn om diegene die ze heeft ontvangen te helpen het misdrijf te plegen of alleszins om de uitvoering ervan te vergemakkelijken.226 Welke inlichtingen als nuttig kunnen

worden beschouwd, is een feitenkwestie die wordt overgelaten aan de soevereine beslissingsbevoegdheid van de feitenrechter.227

Opdat een onderrichting of een inlichting enig nut kan hebben voor het plegen van het misdrijf, moet de inlichting of onderrichting praktisch bruikbaar zijn. Dit veronderstelt dat de onderrichting een zekere graad van nauwkeurigheid of precisie vertoont en een zeker concreet gehalte heeft. Zo wordt aangenomen dat een eenvoudige raadgeving niet voldoende is om van een medeplichtige te kunnen spreken.228

152. De verstrekte inlichting, raadgeving of onderrichting moet effectief worden aangewend door de materiële uitvoerder van het misdrijf. Dit betekent dat ze aangewend moeten worden door de bestemmeling van de onderrichting of de inlichting.229 Dit brengt met zich mee dat er een materieel

oorzakelijk verband moet bestaan tussen enerzijds de daad van de deelnemer en anderzijds het hoofdmisdrijf. Zonder dit oorzakelijk verband hebben wij te maken met een niet-strafbare poging tot deelneming, tenzij er een afzonderlijke strafbaarstelling bestaat.230

153. Indien de onderrichting ertoe strekt de omvang van het voorgenomen misdrijf te beperken, dan zal hij zijn strafbaar karakter niet verliezen.231 Het volstaat immers dat de inrichting er op gericht

is om een misdrijf te plegen.232

225 Gent 6 april 1982, RW 1982-83, 366.

226 A. DE NAUW en F. DERUYCK, Overzicht van het Belgische algemeen strafrecht, Brugge, Die Keure, 2017, 95. 227 Cass. 6 oktober 1947, Arr.Cass. 1947, 311.

228 Cass. 29 oktober 1973, Pas. 1974, I, 221. 229 K.I. Gent 6 april 1982, RW 1982-1983, 366.

230 F. VERBRUGGEN en R. VERSTRAETEN, Strafrecht en Strafprocesrecht voor bachelors, Antwerpen, Intersentia 2018, 96.

231 Cass. 23 mei 1949, Arr.Cass. 1949, 343.

154. De mogelijkheid bestaat er in dat de gegeven inlichtingen van een dermate groot belang zijn dat ze in werkelijkheid een noodzakelijke hulp zijn. Zo had bij gebrek aan deze onderrichtingen, het misdrijf niet gepleegd kunnen worden zoals het in concreto werd gepleegd. In dat geval is de persoon die de inlichtingen verstrekt heeft geen medeplichtige, maar wel een mededader. Medeplichtigen zijn enkel die personen die door het geven van onderrichtingen de uitvoering van het misdrijf hebben vergemakkelijkt, waarmee louter nuttige inlichtingen worden bedoeld.233

155. De poging tot het verlenen van inlichtingen of raadgeving blijft straffeloos. Dit komt bijvoorbeeld voor bij een communicatiefout, waarbij de verstrekte inlichtingen of onderrichting de bestemmeling niet bereiken. Men kan immers niet strafbaar gesteld worden voor een poging tot deelneming.234

3) Nuttige hulp of bijstand

156. Art. 67, lid 4 Sw. stelt ook die personen strafbaar die niet aan de toepassingsvoorwaarden voor art. 67, lid 3 Sw. voldoen, maar die wel nuttige hulp of bijstand hebben verleend aan de uitvoerder van het misdrijf. Art. 67, lid 4 Sw. stelt het volgende:

“Zij die buiten het geval van artikel 66, §3, met hun weten de dader of mededaders hebben geholpen of bijgestaan in daden die de misdaad of het wanbedrijf hebben voorbereid, vergemakkelijkt of voltooid”

157. Hulp waardoor het misdrijf wordt ‘voorbereid’ of ‘vergemakkelijkt’, omvat zowel de hulp die wordt verleend voor als tijdens de uitvoering van het misdrijf. Dit betekent dat de termen ‘vergemakkelijken’ en ‘voorbereiden’ elkaar enigszins overlappen. Zo omvat het ‘vergemakkelijken’ het ‘voorbereiden’. Door een misdrijf voor te bereiden, wordt de uitvoering van het misdrijf immers vergemakkelijkt. Maar ook door hulp tijdens de uitvoering van het misdrijf, wordt de uitvoering van het misdrijf vergemakkelijkt.235

Een voorbeeld van hulp of bijstand die een misdrijf heeft voorbereid, vergemakkelijkt of voltooid is een persoon die verdovende middelen toedient, waardoor het slachtoffer gemakkelijker kan

233 Cass. 14 mei 1945, Arr.Cass. 1945, 148.

234 F. DESPORTES en F. LE GUNEHEC, Droit pénal générales, Parijs, Economica, 2003, 539.

235 J. VANHEULE, “Deelneming van verscheidene personen aan een zelfde misdaad of wanbedrijf”, in Duiding

worden gewurgd.236 Ook een werkgever die personen tewerkstelt die ingeschreven zijn als

werklozen, vallen onder deze categorie van medeplichtigen.237

Hieronder vallen ook de chauffeurs die de daders komen halen op de plaats van de gepleegde feiten, op voorwaarde dat er een voorafgaandelijk overleg heeft plaatsgevonden. De chauffeur vergemakkelijkt dus het plegen en de voltooiing van het misdrijf door de daders de plaats van de feiten te doen verlaten en naar een veilige plaats te brengen.238

158. Er dient een goed onderscheid gemaakt te worden tussen de nuttige hulp en de noodzakelijke hulp. Dit is een opdracht die aan de feitenrechter wordt overgelaten. Deze bepaalt immers de grens tussen de noodzakelijke en de nuttige hulp. Deze grens is echter moeilijk te bepalen. Een mogelijk hulpmiddel is het criterium van de verwijdering, welke stelt dat daden van medeplichtigheid meestal van het misdrijf verwijderd zijn in tijd en ruimte. Zo redeneert men dat hulpverlening in de voorbereidingsfase dikwijls slechts gekwalificeerd wordt als medeplichtigheid. Hulp tijdens de uitvoering van het misdrijf beschouwt men daarentegen meestal als noodzakelijk voor de totstandkoming van een misdrijf en wordt daarom vaak gekwalificeerd als mededaderschap.239

In document De strafbare deelneming (pagina 61-65)