• No results found

De stoel staat bergopwaarts van de tafel’ Hoe talen locaties en richtingen aangeven

In document Onze Taal. Jaargang 82 · dbnl (pagina 56-59)

Evelyn Bosma

Voor ons is het moeilijk voorstelbaar, maar er zijn talen zonder woorden voor ‘links’ en ‘rechts’ of met één en hetzelfde woord voor ‘oost’ en ‘west’. Hoe komt dat? En wat zegt het over de sprekers van die talen? En over ons?

Illustratie: Hein de Kort

‘Kijk toch hoe Jan erbij staat, daar ten noorden van die boom.’ Dat is een rare zin.

Grammaticaal gezien is er niets mis mee, maar toch zul je het geen Nederlander of Vlaming op die manier horen zeggen. Dat komt natuurlijk door dat ten noorden van. Termen als noord, zuid, oost en west kun je in het Nederlands alleen gebruiken op grote schaal, bijvoorbeeld om te zeggen dat Amsterdam ten noorden van Den Haag ligt. Maar in het geval van Jan en de boom is die schaal te klein, en dan klinkt het vreemd. In westerse oren althans, maar buiten Europa ligt dat soms anders.

Neem nu het Guugu Yimidhirr, dat wordt gesproken in het noordoosten van Australië. In deze taal worden de windrichtingen wél voor van alles en nog wat gebruikt. Als iemand voor een boom staat, zeggen sprekers van deze taal dat die persoon ten oosten ervan staat, of ten zuiden. Als ze je de weg wijzen, vertellen ze niet dat je naar links moet gaan, maar naar het noorden. En als ze iemand vragen om het gas uit te doen, dan zullen ze vragen om de knop naar het westen te draaien.

Talen verschillen kennelijk van elkaar in hoe ze een locatie aangeven. En het Guugu Yimidhirr is niet de enige taal die het anders doet dan wij gewend zijn. Laten we eens kijken hoe het elders gebeurt.

■ Overdwars

Een interessante taal op dit gebied is het Jaminjung. Ook dat wordt gesproken in Australië, alleen dan in het gebied van de Victoria Rivier, in het Noordelijk Territorium. Het is die rivier waarmee sprekers van die taal richtingen aanduiden. Ze gebruiken daarvoor de stroomrichting van water. Iemand die je in dat gebied de weg wijst, kan bijvoorbeeld zeggen dat je ‘stroomopwaarts’ moet gaan, dan de afslag moet nemen en vervolgens ‘naar beneden’ moet gaan. Naar beneden betekent ‘richting de rivier’; naar boven betekent ‘van de rivier af’.

Dat bijzondere gebruik van locatie-aanduidingen blijkt niet voorbehouden aan inheemse stammen in Australië. Ook in Mexico gebeurt het. Het Tzeltal

29

is een taal die voorkomt in de oostelijke hooglanden van de regio Chiapas. De sprekers ervan gebruiken de termen bergopwaarts en bergafwaarts om een richting aan te geven. Bergopwaarts verwijst naar de richting waar het land omhoogloopt, wat in dat gebied ongeveer overeenkomt met het zuiden. Bergafwaarts is dan grofweg het noorden. Een stoel die in het Tzeltal ‘bergopwaarts’ van een tafel staat, staat dus tussen de tafel en de bergen.

Hoe doen die sprekers dat als ze niet in hun eigen gebied zijn? Dan gebruiken ze nog steeds dezelfde termen: bergopwaarts verwijst in dat geval naar de richting waar in hun eigen gebied de bergen zouden liggen, namelijk het zuiden. Voor ‘oost’ en ‘west’ heeft het Tzeltal overigens maar één woord, iets wat overeenkomt met ons woord overdwars.

■ Voor de boom

Nog twee uitstapjes: een naar Zuid-Amerika en een naar Afrika. Daar leven volkeren die, in onze ogen, iets bijzonders doen met de begrippen ‘voor’ en ‘achter’. Eigenlijk zitten daar in het Nederlands al meer kanten aan dan je zou vermoeden. Meestal is het nogal duidelijk wat er met voor en achter wordt bedoeld; wie ‘voor een huis’ staat, bevindt zich aan de kant van het huis die naar de straat gericht is en waar de voordeur zich bevindt. Maar niet alles heeft zo'n duidelijke voor- en achterkant. Als je in het Nederlands zegt dat iemand voor de boom staat, bedoel je dat deze persoon tussen jou en de boom in staat. Wat de voorkant van de boom is, hangt dus af van waar je staat. In zeker twee talen betekent voor en achter in zulke gevallen iets totaal anders. In het Trio bijvoorbeeld, een taal die wordt gesproken in Suriname en Brazilië. Als sprekers van het Trio zeggen dat je ‘voor een boom’ staat, betekent dat dat je je aan de kant van de boom bevindt waar die naartoe overhelt.

En dan is er nog het Hausa, dat onder andere in Nigeria te horen is. Als je in deze taal zegt dat iemand ‘voor de boom’ staat, dan bedoel je dat deze persoon aan die kant van de boom staat die wij, sprekers van het Nederlands, de achterkant zouden noemen. Een spreker van het Hausa projecteert zijn eigen voor- en achterkant namelijk op de boom. Hierdoor ligt de voorkant van de boom dus in het verlengde van de kijkrichting van de spreker.

■ Exotisch

Wordt de manier waarop we naar de wereld kijken bepaald door de taal die we spreken of is het eerder andersom? Een taal ontstaat niet uit het niets en verandert voortdurend. Hij moet daarom op een bepaalde manier wel een reflectie zijn van hoe zijn sprekers de wereld zien. Het is dus zeker niet zo dat de taal die je spreekt, grenzen stelt aan wat je kúnt denken - anders zouden talen nooit ontstaan zijn en zouden ze ook niet kunnen veranderen. Maar de taal die je spreekt, bepaalt wel wat je in ieder geval móét denken. Onze perceptie van de wereld zit ingebakken in onze taal en die taal geven wij door aan onze kinderen. Als wij onze kinderen leren wat links en

rechts is, dwingen we ze daarmee als het ware om een locatie en een richting aan te geven vanuit het menselijk lichaam. We leren ze dat de ene kant van het lichaam de linkerkant is en de andere de rechterkant.

Pas als we een andere taal leren, zien we dat wat wij als vanzelfsprekend beschouwen, eigenlijk helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Wij vinden het Guugu Yimidhirr exotisch, omdat deze taal anders in elkaar zit dan wij gewend zijn. Maar voor sprekers van het Guugu Yimidhirr moet het nogal verwarrend zijn dat links de ene keer ‘zuid’ betekent en de andere keer ‘noord’. Voor hen is het Nederlands exotisch.

Met de toekomst achter ons

Ook verwijzingen naar tijd kunnen per taal verschillen. In de westerse wereld ervaren we tijd als een opeenvolging van momenten: we zien de toekomst voor ons en het verleden achter ons. Een taak willen we ‘voor het weekend’ af hebben, en ‘na gedane arbeid’ is het goed rusten. Dat precies die opeenvolging niet voor iedereen

vanzelfsprekend is, blijkt als we het Nederlands vergelijken met het Aymara, een taal die wordt gesproken in de Andes in Latijns-Amerika. In het Aymara wordt de toekomst juist gezien als iets wat achter ons ligt, en het verleden ligt daar voor je. Het verleden is tenslotte bekend en dat kunnen we dus zien. De onbekende toekomst ligt niet in ons zicht - die ligt achter ons.

In document Onze Taal. Jaargang 82 · dbnl (pagina 56-59)