• No results found

Marc van Oostendorp

In document Onze Taal. Jaargang 82 · dbnl (pagina 47-52)

Ook de taalkunde heeft zo zijn mijlpalen: baanbrekende onderzoeken en nieuwe inzichten die tot buiten het vakgebied bekendheid kregen. Op gezette tijden spreekt Marc van Oostendorp met invloedrijke taalkundigen over het werk waarmee ze hun naam vestigden. Deze keer: Ray Jackendoff en zijn Foundations of Language (2002).

Illustratie: Matthijs Sluiter

Ray Jackendoff

De Amerikaan Ray Jackendoff (1945) studeerde in de jaren zestig aan het

Massachusetts Institute of Technology (MIT) bij de beroemde taalkundige Noam Chomsky. Hij werkte lange tijd aan de Brandeis-universiteit, tot hij in 2005 een baan aanvaardde op de Tuftsuniversiteit. Hij publiceerde een boek over muziektheorie (met Fred Lerdahl, A Generative Theory of Tonal Music, 1983), verschillende boeken over menselijk bewustzijn (bijvoorbeeld Consciousness and the Computational Mind, 1987) en zeer veel boeken over taal en taalwetenschap. In 2012 verscheen bij Oxford University Press het populair-wetenschappelijke A User's Guide to Thought and

Meaning. Behalve als taalkundige, muziekwetenschapper en filosoof is Jackendoff

ook actief als klassiek klarinettist. De afgelopen jaren bracht hij verschillende platen uit, waaronder een cd met de Roemeense pianiste Valentina Sandu-Dediu en een met de Amerikaanse componist John McDonald.

Sla een willekeurig boek open op een willekeurige bladzijde en wijs een willekeurig

woord aan. Eén ding is zeker: je kunt geen sluitende definitie van dat woord geven. Wat betekent overtuigen? Of fiets? Of enthousiast? Wat je ook probeert, altijd kun je met wat creativiteit een voorbeeld bedenken van iets wat duidelijk een fiets is en toch niet onder je definitie valt.

Voor geen enkel woord in geen enkele taal is het ooit gelukt om een nauwkeurige, volkomen dekkende definitie op te stellen. Het gekke is dat kinderen intussen geen enkel probleem hebben met het oppikken van woorden en precies lijken te begrijpen wat ze betekenen. Wanneer kinderen zo'n twee jaar oud zijn, leren ze soms wel

tientallen woorden per dag correct gebruiken. Hoe komen ze achter al die fijne betekenisnuances?

Je zou denken dat dit een centraal probleem is in de taalwetenschap, maar de vraag hoe wij mensen weten wat een woord precies betekent, is lange tijd onbeantwoord gebleven. Taalkundigen onderzochten de grammatica en de klankvorm van woorden en zelfs hoe je uit de betekenis van woorden de betekenis van een zin kunt uitrekenen. Maar de betekenis van woorden, wat er precies nodig is om pakweg een computer te laten weten wat overtuigen is, werd lange tijd een beetje vergeten.

■ Molecule

‘Bijna alle geleerden waren het er wel over eens dat je de betekenis van een woord kunt definiëren met eenvoudiger begrippen’, zegt de Amerikaanse taalkundige Ray Jackendoff, die de kwestie uitvoerig behandelde in zijn in 2002 verschenen

Foundations of Language (‘Grondslagen van de taal’). ‘Maar de meeste mensen

dachten dat die begrippen dan zelf weer woorden zouden zijn. Daar ben ik het niet mee eens.’

Volgens Jackendoff is een woord als een molecule, die bestaat uit een aantal betekenisatomen, flintertjes betekenis die mogelijk een algemeen menselijke manier vertegenwoordigen van naar de wereld kijken. Alleen zijn die atomen zelf geen moleculen: ze zijn niet per se in woorden uit te drukken.

Zo hebben de werkwoorden in de volgende zinnen allemaal iets met elkaar gemeen: - Beth brak het glas.

- Beth rolde de bal van de berg af. - Beth gaf Harry een bloem. - Beth vermoordde Harry.

23

In al de genoemde zinnen is Beth namelijk de oorzaak van een verandering. Het glas breekt, de bal rolt van de berg, Harry krijgt een bloem, of gaat dood, of begint te spreken, en dat alles komt door Beth.

Al die werkwoorden hebben dus een betekeniselement ‘oorzaak’. Maar hoe krijgt iemand, een kind van twee bijvoorbeeld, ooit het begrip ‘oorzaak en gevolg’ onder de knie? Volgens de achttiende-eeuwse Schotse wijsgeer David Hume is dat volstrekt onmogelijk. Je kunt Beth nóg zo vaak een mes in een man zien steken en merken dat die man een paar minuten later dood op de grond ligt - dat het één een oorzaak is van het ander weet je dan strikt genomen nog altijd niet. Het zou zo kunnen zijn dat die mannen allemaal overlijden aan een hartaanval. Nog algemener: hoe kun je als kind ooit begrijpen dat sommige dingen een oorzaak hebben?

Als we ze niet uit eigen ervaring hebben kunnen leren, moeten die begrippen dus voortkomen uit ons brein. Ze vormen om zo te zeggen een filter van onze geest op de werkelijkheid, en zijn een onderdeel van de betekenis van werkwoorden als breken,

rollen, geven, vermoorden en overtuigen.

■ Antagonist

Is het begrip ‘oorzaak’ daarmee ook een betekenisatoom, een primitief

betekenisdeeltje van die werkwoorden? Nee, zegt Jackendoff, want je kunt het nog verder ontleden. ‘Het maakt deel uit van een familie begrippen die allemaal gaan over twee figuren’, legt hij uit. ‘De ene (de “antagonist”) probeert te bereiken dat er iets gebeurt met de ander (de “agonist”).’

‘Een oorzaak is een speciaal geval van die relatie waarbij de antagonist succesvol is ondanks weerstand van de agonist. Als Beth het glas breekt, wil dat zeggen dat het glas niet zomaar vanzelf gebroken zou zijn, en ook dat Beth slaagde in haar actie. Maar er zijn ook andere mogelijkheden.’ Wanneer je bijvoorbeeld zegt dat Beth ‘er’ bij Harry ‘op aandrong’ dat hij zou praten, betekent dit dat ze misschien wel een oorzaak wilde zijn, maar niet dat ze daar ook in slaagde. Na het aandringen kan Harry nog altijd zijn mond houden. Als Beth Harry ‘liet’ praten, betekent dit alleen dat ze geen weerstand bood, niet dat ze zich actief inzette, of dat Harry eigenlijk niet wilde. En als Beth Harry ‘hielp’ met praten, maakte ze het actief mogelijk dat hij zou praten en wilde hij dat waarschijnlijk zelf ook. Beth is in al die gevallen een antagonist en Harry een agonist, maar ze verhouden zich net iets anders tegenover elkaar.

■ Sociale dieren

‘We zijn nu aanbeland bij de reden waarom het zo moeilijk is om begrippen te definiëren’, zegt Jackendoff. Er is in menselijke taal geen woord dat beschrijft wat

overtuigen, aandringen, laten en helpen met elkaar gemeen hebben. Woordenboeken

gebruiken in definities van woorden altijd weer andere woorden. Dat is alsof je een watermolecule probeert op te bouwen uit andere moleculen in plaats van uit atomen. Het lukt nooit helemaal precies.

Dat Jackendoff ernaar streeft om wél tot zo'n lijst te komen, betekent nog lang niet dat hij in staat is om die ook maar bij benadering compleet te maken. Toch leert deze oefening ons volgens hem niet alleen iets over taal, maar ook over de manier waarop mensen denken over sociale verhoudingen. Want dat gemeenschappelijke kenmerk van woorden als overtuigen, aandringen, laten en dergelijke zit dus wél in ons denken over sociale relaties. ‘Ik ben vooral geïnteresseerd in begrippen als sociale groepen, waarden, rechten, plichten, wederzijdsheid en moraal, en de manier waarop die onze wereld vorm geven’, zegt hij. ‘Je kunt je ook als het om die sociale verhoudingen gaat afvragen hoe kinderen al die ingewikkelde en vaak onuitgesproken codes leren. We vinden daarvan trouwens ook niet-taalkundige tegenhangers bij andere mensapen en andere sociale dieren.’

Woordenboeken gebruiken in definities van woorden altijd weer andere woorden.

■ Eigenzinnig

Foundations of Language gaat niet alleen over woordbetekenis, maar over nog

tientallen andere kwesties die in de rest van de taalkundige literatuur minder belangrijk gevonden worden. Jackendoff is dan ook met gemak een van de eigenzinnigste denkers onder de taalkundigen. Anders dan zijn taalkundige collega's beperkt hij zich niet tot één onderzoeksgebied, zoals de zinsbouw of de betekenisleer, maar probeert hij ze allemaal te overzien. Hij kijkt ook over de grenzen van de taalkunde heen. Zo schreef hij een boek over muziek; samen met een componist probeerde hij daarin een idee uit te werken van Leonard Bernstein (die onder meer de West Side

Story componeerde) dat de structuur van muziek in veel opzichten lijkt op die van

taal.

Ook schreef Jackendoff over het menselijk bewustzijn, en hij breidt zijn

belangstelling nog steeds uit. ‘Ik ben de laatste tijd steeds meer geïnteresseerd geraakt in de onregelmatige aspecten van talen’, zegt hij. ‘En ook in hoe de geest van tweetaligen werkt. Een grote vraag is hoe een kind dat een taal leert, eigenlijk weet wat regelmatig is en wat een uitzondering, of, wanneer het twee talen hoort, hoe het die talen uit elkaar moet houden. Ik ben nog steeds bezig te proberen uit te vinden hoe dat allemaal in elkaar zit, met hulp van vrienden die meer weten van taalvariatie en kindertaal dan ik.’

Uit Foundations of Language

‘Toen ik in 1965 begon te studeren (...), was de generatieve (chomskyaanse) grammatica nog je van het onder intellectuelen. Iedereen, van biologen via filosofen tot letterkundigen aan toe, wilde weten wat een dieptestructuur precies was en wat we daaruit zouden kunnen leren over de geest en de menselijke natuur. Gedurende de decennia die daarop volgden, heeft de generatieve grammatica zeker een grote bloei gekend. Maar de prijs van het succes is een toenemende specialisatie geweest en een verbrokkeling van het vakgebied, gepaard aan een langzaam verlies van

prestige en invloed op de buitenwereld. In dezelfde tijd begon mijn eigen

belangstelling langzaam af te dwalen van wat de hoofdmoot kennelijk interesseerde. Maar anders dan de meeste mensen die zo'n verandering hebben ondergaan, beschouw ik mezelf nog steeds als een aanhanger van de generatieve grammatica.’

(Vertaling: Marc van Oostendorp. Uit: Ray Jackendoff, Foundations of Language.

Brain, Meaning, Grammar, Evolution. Oxford, Oxford University Press, 2002.)

24

Taalpuzzel

In document Onze Taal. Jaargang 82 · dbnl (pagina 47-52)