• No results found

Dirksen - Culemborg

In document Onze Taal. Jaargang 82 · dbnl (pagina 91-96)

Mineke Schipper verzamelde spreekwoorden over vrouwen Berthold van Maris

A. Dirksen - Culemborg

Hans Dorrestijn sloeg eind vorig jaar alarm omdat in moderne vogelgidsen

verkleinvormen van vogelnamen zijn vervangen: roodborstje is nu roodborst. Frank Jansen liet hierover vervolgens een vooren een tegenstander aan het woord in de decemberaflevering van zijn discussierubriek ‘Hom of kuit’. In zijn inleiding wijst hij erop dat verkleinuitgangloze vogelnamen al sinds jaar en dag gebruikt worden. En inderdaad. Toen ik vroeger vogelaar was, gebruikte ik Petersons vogelgids. In mijn exemplaar uit 1974 staat al roodborst en winterkoning. En ook mijn elektronische versie van de grote Van Dale (uit 2000) kent alleen roodborst. Hiermee komt Dorrestijns alarmerende bericht toch in een ander licht te staan.

Roodborstje [2]: vlindernamen

Nelly Beernink - Nijmegen

De decemberaflevering van de rubriek ‘Hom of kuit’ ging over de voors en tegens van het afschaffen van verkleinvormen van vogelnamen als roodborstje en

winterkoninkje. Ik vraag me af of vlindernamen als koolwitje, landkaartje, dambordje, zandoogje en heideblauwtje straks ook veranderd worden in koolwit, landkaart, dambord, zandoog en heideblauw. Moeten we dan zeggen ‘Er zit een landkaart op

de roos’? En op dezelfde manier is een ‘lieveheersbeest’ veel minder lief dan een lieveheersbeestje - en als een zeepaardje een ‘zeepaard’ wordt, lijkt het toch vooral familie van de zeekoe en de zeeleeuw. Daarom: weg met deze lelijke veranderingen!

A!

Peter Nieuwenhuijsen - Lee uwarden

De Taaladviesdienst maakt in zijn rubriek ‘Vraag en antwoord’ in het

decembernummer duidelijk dat het eerste woord van het liedje ‘O, kom er eens kijken’ gespeld moet worden als O en niet als Oh. Oh oh Cherso moet dus ook O o

Cherso zijn, en bij het in de Van Dale vermelde oh la la heb ik ook zo mijn twijfels.

Hoe zit dit eigenlijk met de a? Het is merkwaardig dat je deze uitroep bijna nooit op schrift tegenkomt, en dan ook nog meestal in de onjuiste vorm ah. Maar in een zin als ‘A, daar ben je’ zou de schrijfwijze zonder h de enige juiste moeten zijn.

Groet vs. groeten [1]: groetjes

Sytze Dam - ForgèS (Frankrijk)

Wat een grappig stukje van Gemma Coebergh in de rubriek ‘Taalergernissen’ in het

decembernummer van Onze Taal. Zij ergert zich aan de veel te korte afsluiting groet (in plaats van groeten) onder aan de brieven en e-mails van tegenwoordig.

Ik heb precies het tegenovergestelde. Ik ben het simpele groet gaan gebruiken omdat ik helemaal gallisch werd van de ‘groetjes’ die me ten deel vielen. Een groet

is een groet, die ga je toch niet nog eens verkleinen? En waarom zou ik een groet in meervoud moeten overbrengen?

Groet vs. groeten [2]: Vlaanderen

Femke Simonis - Oostende

In de rubriek ‘Taalergernissen’ in het decembernummer schrijft Gemma Coebergh

dat ze de slotformule (vriendelijke) groet erg kortaf vindt. Ik heb jaren

schrijftrainingen gegeven aan Vlamingen, die zich vaak verwonderden over dat Hollandse groet. Ik zei dan altijd: de (bourgondische) Vlamingen doen het wat guller met groeten, bij de (zuiniger) Nederlanders kan er maar één groet af.

‘Klassewerk’

Trui Gonnissen - Sas van Gent

Toen ik in het oktobernummer de bijdrage ‘Trippende ouders’ las (in de rubriek ‘Klassewerk’), heb ik me letterlijk tranen in de ogen gelachen. Je reinste humor, vind ik. Ik was dan ook oprecht verbaasd toen ik in het decembernummer in de ‘Reacties’ de ingezonden brief las van Jannemieke van de Gein. Zij noemde het beschreven geval ‘bedroevend’, en vond dat de leraar een onvoldoende verdiende. Zelf sta ik ook voor de klas en ik heb ettelijke keren meegemaakt dat ik me bij het nakijken van toetsen afvroeg of ik de desbetreffende leerstof wel écht had behandeld in de klas -zó slecht zijn de resultaten soms. Maar als je de moed, de glimlach en de humor er niet in houdt, is het voor iedereen verkorven: voor de leerlingen én voor de leraar.

Taal van het journaal

Kilian Hekhuis - Amersfoort

Taalkundige Jan Stroop schrijft in zijn artikel ‘Een politicus die op mannen vált?’ (Onze Taal november) over sommige in zijn ogen vreemde aspecten van ‘de taal van het journaal’, zoals de neiging om een voltooid deelwoord zo ver mogelijk achter in een zin

44

te plaatsen. In een naschrift bij dit artikel verdedigt Peter Taal van NOS Nieuws deze keuze met het argument dat zo de aandacht van de luisteraar beter wordt vastgehouden. Maar dit is mijns inziens ook vermoeiender: doordat de zin pas echt begrepen kan worden als het voltooid deelwoord valt, moet de luisteraar tot het einde van de zin al het voorafgaande onthouden en paraat hebben. Toch jammer dat de heer Taal nu avond aan avond miljoenen mensen vermoeit op grond van een vermoeden waarvan hij zelf al aangeeft dat hij er geen wetenschappelijk bewijs voor heeft.

Nederlands van Di Rupo

Helena Aerts - Blateiras (Frankrijk)

In Erik Dams' artikel ‘Daar likt het probleem’, over het Nederlands van de Belgische

premier Elio Di Rupo (Onze Taal december), wordt niet gemeld dat hij

gehoorproblemen heeft als gevolg van de klap van een ontploffende airbag. Dan wordt het toch lastiger om een nieuwe taal te leren. Dat hij last heeft van stress en alles zeer goed voorbereidt, zal ook met zijn handicap te maken hebben. Net als die eentonige stem. Naar mijn mening mag er overigens ook best welwillend gereageerd worden als een Waal eens een keer probeert Nederlands te leren.

Foto: Council of the European Union

Vaak

Trui Gonnissen - Sas van Gent

In het januarinummer van Onze Taal reageert Martin Boelsma in de rubriek ‘Reacties’

op een door Willem Botha geschreven artikel over het Afrikaans, dat in het

novembernummer stond. Boelsma stelt dat het door Botha besproken woordje vaak in de betekenis ‘slaperigheid’ in het Nederlandse taalgebied in de vergetelheid is geraakt, en dat het alleen nog voortleeft in de naam Klaas Vaak. Graag wil ik laten weten dat het woordje in West-Vlaanderen nog vaak wordt gebruikt: ‘Ik heb vaak’ betekent ‘Ik ben moe, slaperig’. Ik denk dat de heer Boelsma gelijk heeft wat Nederland betreft, maar in Vlaanderen is het in de dialecten nog best courant. Meneer Klaas Vaak kennen wij Vlamingen dan overigens weer niet; die heet bij ons ‘het zandmannetje’.

Engels heilzaam?

Paul Janse - Vertaler, Leiden

De januariaflevering van Joop van der Horsts rubriek ‘Horstlog’ bevat een

verbazingwekkende mededeling, namelijk dat het gebruik van Engelse woorden heilzaam is voor het Nederlands. Van der Horst schrijft: ‘Leg uit dat Engelse woorden heilzaam zijn voor alles en iedereen, leg het tien keer uit, leg het uit tot je erbij neervalt, maar uw publiek zal in meerderheid blijven vinden dat Engelse woorden slecht zijn.’ Ik kan me echter niet herinneren dat me dat ooit is uitgelegd. In Nederland word je tegenwoordig opgeleid tot ‘aqua leisure host’ in plaats van badmeester, je logeert niet in een jeugdherberg maar in een ‘stayokay’ en spijbelaars worden heel heilzaam opgehaald in een ‘back-to-school-bus’. Emile Roemer roept tijdens de Nederlandse verkiezingscampagne ‘Over my dead body!’ in plaats van ‘Over mijn lijk!’ Spreektaal wordt doorspekt met uitdrukkingen uit Amerikaanse tv-series en films. Dat al deze dingen niet ‘schadelijk’ zijn voor het Nederlands (wat dat dan ook moge betekenen) wil ik met grote tegenzin nog wel accepteren, maar heilzaam?

Geen taalkunde in Nederlands onderwijs: dwaling

Bert van den Assem - Communicatie-Advise Ur, Daarnaast Als Vrijwilliger Verbonden Aan Basis- En Middelbaar Onderwijs, Dalfsen

Onder niet-taalkundigen bestaan tal van mythen over taalkundige verschijnselen, zo

schrijft Joop van der Horst in zijn column ‘Horstlog’ in het januarinummer, met als titel ‘Dwaling’. De oorzaak die hij noemt is hardleersheid: de neiging van mensen te volharden in hun eigen inzichten. Deze verklaring is veel te gemakkelijk.

Van der Horst gebruikt het voorbeeld dat veel taalgebruikers denken dat een woord niet bestaat als het niet voorkomt in de grote Van Dale. Ook nemen ‘gewone mensen’ volgens hem aan dat er sprake is van taalverloedering als het Nederlands woorden overneemt uit andere talen. Van der Horst schrijft hierover als een geamuseerde buitenstaander. Zijn stelling is dat vele generaties van taalboekjes, voorlichting, lezingen en volkshogescholen blijkbaar geen vat hebben gekregen op het publiek, dat gewoon wil vinden wat het vindt.

Taalkunde is al sinds eeuwen een serieuze wetenschap. Helaas is dit inzicht nooit doorgedrongen in het Nederlandse onderwijs. Op de middelbare school krijgen de leerlingen er nauwelijks les in. En als ze iets krijgen, dan alleen nog de 19de-eeuwse lesstof die tijdens mijn studie taalkunde (ruim dertig jaar geleden) al werd weggezet als ‘traditionele grammatica’. Enige notie van klankleer, woordvorming, zinsbouw of taalverandering is niet vereist voor het vwoexamen.

Het gevolg is dat zelfs hoogopgeleiden in ons land potsierlijke ideeën koesteren over taalverschijnselen als spelling, taalverandering of leenwoorden. Voor Van der Horst wellicht aanleiding voor een geestig stukje over jan publiek die het niet wil snappen, maar de echte oorzaak is veel treuriger: een gemis aan taalkunde als onderdeel van voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.

Handvatten en handvaten

Harry Kemperman - Chirurg, Roosendaal

In de rubriek ‘Taalergernissen’ in het eerste nummer van 2013 onderscheidt Luc

Kumps, naar mijn inzien terecht, twee betekenissen van handvat, met verschillende etymologie en verschillende meervoudsvormen. Handvat met de betekenis

‘handvatsel’ heeft als meervoud handvatten, en handvat met de betekenis ‘draagbaar vaatje’ heeft als meervoud handvaten. Ik wil daar graag aan toevoegen dat de term

handvat, met het meervoud handvaten, in de anatomie en geneeskunde heel

gebruikelijk is als aanduiding voor de bloedvaten van de hand. Operatielampen en veel chirurgische instrumenten hebben dan weer een handvat, met meervoud

handvatten. Iedereen die bekend is op een operatieafdeling kent het onderscheid, en

een zin als: ‘Mag ik de handvatten voor de lampen want ik zie de handvaten niet goed’ zal daar geen verwarring wekken.

Flutlicht

Berend Crans - Aerdenhout

In de rubriek ‘Ruggespraak’ in het januarinummer van Onze Taal wordt ten onrechte

aangegeven dat een reclame voor een ‘LED Flutlicht’ een ‘Reclame voor “floodlight”’ zou zijn. Het is weliswaar niet onze taal, maar er kan geen twijfel over zijn dat hier het Duitse woord Flutlicht gebruikt werd en dat dus de reclame-uiting correct was.

Naschrift redactie

Inderdaad hebben we hier hoogstwaarschijnlijk met Duits te maken, maar dat neemt niet weg dat de lezing die zich opdringt bepaald grappig is.

45

Taaladviesdienst

In document Onze Taal. Jaargang 82 · dbnl (pagina 91-96)