• No results found

In het concept van deugden is een streven naar virtuositeit of excellentie vervat (Van Tongeren, 2003). Ten aanzien van de ontwikkeling van de professional geldt een verge- lijkbaar ideaal. De professional blijft zijn hele werkzame leve doende steeds beter te worden in zijn beroep. De gedachte daarbij is dat (1) zich tot professional ontwikkelen veel tijd vraagt, dat (2) de professionele kennis in de loop van de verdere ontwikkeling een kwalitatieve verandering ondergaat en dat (3) de gerichtheid op zich verder ontwik- kelen een basiskenmerk van de professional is.

Dat de professional net als de vakman veel tijd nodig heeft om zich tot expert te ont- wikkelen wordt breed onderschreven. “Volgens een veelgebruikte maatstaf is zo’n tienduizend uur ervaring nodig om een meestertimmerman of – musicus te worden.” (Sennett, 2008, p. 28). In de loop van de ontwikkeling tot ‘meester’ verandert de ‘vaar- digheid’ van vakmensen kwalitatief: “Techniek is op hoog niveau geen mechanische activiteit meer; mensen die iets goed kunnen, voelen wat ze doen en kunnen diep nadenken over wat ze doen.” (Sennett, 2008a, p. 28). In vakmanschap zoals beschreven door Sennett, is het leren omgaan met weerstand en met ambiguïteit een essentieel element. Het handelen van de vakman is niet alleen gebaseerd op techne, maar ook op phronesis.

In de beschouwingen van Fuller (1969) en Dreyfus (2004) over de ontwikkeling van de expertise wordt benadrukt dat het in de latere fasen van de ontwikkeling van de exper- tise van de professional niet zozeer gaat om het verwerven van steeds meer kennis, maar

om kwalitatieve veranderingen van die kennis. Die kwalitatieve veranderingen komen tot uiting in de integratie van kennis, in de automatisering van vaardigheden, in de verpersoonlijking van kennis en in de ontwikkeling van een eigen stijl en een bredere scope. Experts hebben hun kennis zo geïntegreerd dat ze veel beter dan nieuwelingen patronen kunnen zien en relaties kunnen leggen met situaties die zij eerder hebben meegemaakt. Dat geldt onder meer voor artsen. Ervaren artsen stellen op een andere wijze diagnoses dan artsen in opleiding of pas afgestudeerde artsen. Die laatsten stellen een diagnose via de analytische, stap voor stap werkwijze die veelal in opleidingen onderwezen wordt. Ervaren artsen komen, op basis van ziektescripts - een geïntegreerd geheel van kennis met symptomen, ontstaansgeschiedenissen, risicofactoren e.d. - heel snel tot een eerste diagnose, die als hypothese vervolgens verder wordt onderzocht (Schmidt en Boshuizen, 1993).

De kwalitatieve verandering in kennis op basis van ervaring komt ook naar voren in het onderzoek van De Groot (1946) naar het verschil tussen beginnende schakers en schaakgrootmeesters. Een van de conclusies was dat schakers door ervaring meer ver- banden en patronen zien in een bepaalde stelling en daardoor een hoeveelheid stellingen en partijen kunnen onthouden die voor een beginnend schaker volstrekt niet te onthou- den is. Dat geldt alleen voor ‘echte’ stellingen en niet voor een geheel van willekeurig geplaatste schaakstukken waarin geen schaakinhoudelijk verband te onderkennen is.

Zooals de meester-schoenmaker bij het zien van den kapotten schoen onmid- dellijk weet, welke methoden en materialen voor het herstel wel en welke niet in aanmerking komen, zooals de ervaren componist voor het bereiken van be- paalde effecten zijn typische methoden van harmoniseering en instrumentatie bij de hand heeft, zoo is ook de schaakmeester in staat, ieder speel- en analytisch probleem direct door specifieke transformaties te specialiseeren. (De Groot, 1946, p. 250).

Dreyfus beschrijft in het model van skill acquisition (Dreyfus, 2004, Flyvbjerg, 2001) de ontwikkeling van novice tot expert in vijf stadia14. In de hogere ontwikkelingsstadia

acteert de beroepsbeoefenaar voor een belangrijk deel op basis van commitment en

intuïtie. De houding waarmee de beroepsbeoefenaar zijn werk en de te nemen beslis- singen benadert, is in het begin van zijn beroepsontwikkeling meer afstandelijk en

14 Dall’Alba (2009) plaats vraagtekens bij de gedachte dat deze ontwikkeling zich lineair en volgens vaste

stappen voordoet. Een professional kan zich ontwikkelen volgens diverse trajecten. De ontwikkeling heeft volgens Dall’Alba een open einde en blijft altijd incompleet.

analytisch en ontwikkelt zich met de groei van zijn expertise naar een meer betrokken houding en een meer intuïtieve besluitvorming. Deze kwalitatieve ontwikkeling is geba- seerd op ervaring en praktijkleren. Kennis verandert door en integreert met ervaring en dat leidt tot een meer intuïtieve benadering en meer intuïtieve besluiten: “… intuitive decision based on experience and holistic discrimination of the particular situation” (Dreyfus, 2004, p.181).

Bij die professionele ontwikkeling is niet alleen sprake van groei en kwalitatieve veran- dering in kennis en expertise, maar is ook sprake van een verandering van de relatie van de persoon ten opzichte van de beroepsomgeving. Meurs (2006) benoemt de gerichtheid op de effecten van het eigen handelen op de omgeving als het derde niveau van profes- sionele deskundigheid. Het cognitief verwerven van technische en inhoudelijke kennis vormt het eerste niveau. De internalisering van die kennis en expertise in het eigen doen en laten vormt het tweede niveau. Het derde niveau bestaat uit de verbinding van de kennis en de eigen handelingspraktijk met de maatschappelijke context. Ook in het

concerns based adoption model (Fuller, 1969) is pas sprake van betrokkenheid bij de maatschappelijke context in de derde fase. In dat model is de gedachte dat een nieuwe beroepsbeoefenaar drie fasen doorloopt waarin telkens andere zorgen - andere

concerns - centraal staan. De beroepsbeoefenaar maakt zich in eerste instantie druk over de eigen persoon – is dat wel iets voor mij; kan ik dan wel – vervolgens over de

methodiek en over de techniek – hoe moet dat dan – en pas als laatste over de effecten

– wat is het resultaat.

De expertise van de expert is kortom meer geïntegreerd dan die van de beginnend professional. Bij de expert is er ook een bredere gerichtheid op de maatschappelijke effecten van het eigen handelen. Het streven om in het vak steeds beter te worden is daarbij wellicht het meest kenmerkend voor een professional. Meer nog dan beheersing van kennis en vaardigheden, is dat streven de kern van hun professionaliteit. Kwakman (1999) komt in haar onderzoek naar de professionalisering van docenten tot de conclu- sie dat het steeds beter willen worden de kern van professionaliteit is:

Gezien het continue karakter van professionele ontwikkeling gedurende de beroepsloopbaan, kan professionele ontwikkeling niet leiden tot vast omschreven doelen. Professionaliteit is de uitkomst van een ontwikkelings- proces, maar geeft hier tegelijkertijd weer aanzet toe. Indien het normatieve en dynamische karakter van het professionaliteitsbegrip in ogenschouw wordt

genomen, kan professionaliteit slechts worden afgeleid uit professionele ont- wikkeling. (Kwakman 1999, pag. 52-53).

De op de literatuur gebaseerde analyse van de taak van de sociale professional in het eerste deel van dit hoofdstuk leidde tot de conclusie dat het werk van sociale professi- onals maar in beperkte mate programmeerbaar is. De literatuuranalyse van de ontwikkeling van benodigde kwaliteiten van de sociale professional in het tweede deel van dit hoofdstuk laat zien dat die ontwikkeling slechts beperkt extern stuurbaar is. In het werk zelf en in de ontwikkeling van de deskundigheid om dat werk goed te doen speelt de persoon van de professional een grote rol. Die conclusie is niet nieuw en wordt als zodanig door velen gedeeld. Maar ook het streven naar zoveel mogelijk voorspelbare – dus persoonsonafhankelijke - resultaten, blijft veel mensen aanspreken. Dat leidt tot verschillende manieren van denken over hoe de kwaliteit van het werk verder ontwikkeld kan worden.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN