• No results found

Democratisch handelen van sociale professionals handelen van sociale professionals handelen van sociale professionals handelen van sociale professionals

Democratisch

Democratisch

Democratisch handelen van sociale professionals handelen van sociale professionals handelen van sociale professionals handelen van sociale professionals

Met dialogisch moraliseren zijn we al bij de derde invalshoek van democratische verhoudingen tussen overheid, burgers en sociale professionals beland: de invalshoek van het democratisch handelen van de uitvoerend sociale professionals en hun verant- woording ten opzichte van direct betrokken burgers en ten opzichte van overheid en politiek. De verhouding van de professional ten opzichte van burgers analyseer ik nader aan de hand van de concepten democratisch professionalisme en empowerment en van het gezag en het vertrouwen dat sociale professionals (nodig) hebben. Ten aanzien van de verantwoording van sociaal werk ten opzichte van overheid en politiek ga ik in op de verhouding tussen gereguleerde en verplichte verantwoording, zoals bij prestatie- contracten, en verantwoording op eigen initiatief. Tenslotte ga ik in op de voor- en

nadelen van de nauwe verbondenheid van sociaal werk met de lokale overheid, waarvan nu veelal bij de wijkteams sprake is.

Democratisch professionalisme

Democratisch professionalisme

Democratisch professionalisme

Democratisch professionalisme

De term democratisch professionalisme is bekend geworden door de publicaties van Dzur (2008) en wordt in de discussie over de rol van professionals vaak gehanteerd (zie onder meer Kremer en Tonkens, 2006, Tonkens en Verhoeven, 2011, Spierts, 2014, Biesta 2014). De achtergrond voor de discussie over professionalisme en democratie wordt gevormd door het gegeven dat professionals enerzijds door velen vanwege het gesloten karakter van de beroepsgroep bekritiseerd worden als ondemocratisch, en dat anderzijds professionalisering en ruimte voor professionals wordt nagestreefd, omdat de drive van professionals als belangrijke basis voor goed werk wordt gezien. Dat laatste wordt inmiddels ook door de overheid omarmd. In het regeerakkoord Bruggen slaan van de VVD en de PVDA (2012) wordt het voornemen uitgesproken vakmanschap meer ruimte en waardering te geven: “Dat [een hoge kwaliteit aan dienstverlening] kan alleen als we vakmanschap meer ruimte en waardering geven. Mensen in de voorste linie van het onderwijs, in de zorg en bij de politie moeten trots kunnen zijn op hun werk en zich gesteund weten door hun leidinggevenden.” (Rutte en Samson, 2012, p. 3).

Gegeven blijft dat professionalisme op gespannen voet staat met democratie, omdat het een streven naar een monopoliepositie inhoudt: een eigen werkterrein waar alleen geaccrediteerde professionals actief mogen zijn en waar voor leken geen plek is. Professionalisme was in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw dan ook bijna synoniem met ondemocratisch. Professionals werden bekritiseerd vanwege het gesloten karakter van de beroepsgroep, wegens het gebrek aan publieke verantwoording en wegens het hanteren van de waarden en normen van de gevestigde orde. Professionals waren arrogant en regentesk en de kritiek op professionals was een belangrijke achter- grond voor het ontstaan van alternatieve hulp- en dienstverlening, zoals de antipsychiatrie, de zwakzinnigenzorg in Dennendal en de alternatieve jongerenhulp- verlening in de vorm van het JAC (Jongeren Adviescentrum) en de Sosiale Joenit.

Naast de kritiek dat professionals niet democratisch zijn vanwege het gesloten karakter van de beroepsgroep, is er ook kritiek op de gerichtheid van professionals op hun eigen belang en op het effect van hun handelen. Professionals zouden burgers afhankelijk maken en het werk van professionals zou de initiatieven en het probleemoplossend vermogen van burgers zelf verdringen. Grondlegger van deze kritiek is Illich die onder

meer spreekt over iatrogenese in de gezondheidszorg, waarbij mensen niet beter maar juist zieker worden van medisch handelen. Ook hanteert hij de term disabling professionals. Professionals maken volgens de kritiek van Illich burgers op medisch gebied, maar bijvoorbeeld ook in het onderwijs, afhankelijk door hen niet zozeer te helpen bij hun vragen, maar door hen voor te schrijven wat ze nodig hebben. In het verlengde van het betoog van Illich bekritiseren o.a. Achterhuis (De markt van welzijn en geluk, 1979) en McKnight (The Careless Society, 1995)21 het welzijnswerk. Ook in de

recentere kritiek op de verzorgingsstaat van Blond (Red Tory, 2010) in Engeland en De Boer en Van der Lans (Burgerkracht, 2011) in Nederland klinkt die kritiek door.

In de loop der jaren is er op verschillende manieren omgegaan met deze kritiek. Ik noemde al de democratisering en het ontstaan van alternatieve hulpverlening in de jaren zestig en zeventig. Vermarkting om de klantgerichtheid en de efficiëntie van de dienst- verlening te vergroten was vooral in de jaren negentig het motto. Ook vermaatschap- pelijking, het inbedden van de zorg in de samenleving, was en is een belangrijke strate- gie. Het expliciete streven om de relatie tussen professionals en burgers democratisch vorm te geven in een samenwerking vanuit gelijkwaardigheid, met erkenning van de eigen rol van burger en professional is er in het democratisch professionalisme (Dzur, 2008) en in de empowerment beweging (zie o.a. Herringer, 2007, Van Regenmortel, 2009).

Dzur beschrijft de werkwijze van het democratisch professionalisme als alternatief voor het traditionele social trustee professionalism enerzijds en de radicale kritiek op professionals anderzijds. In de beschrijvingen van professionalisme van onder meer Durkheim (eind 19e, begin 20e eeuw) en Parsons (halverwege 20e eeuw) wordt professi-

onals een belangrijke maatschappelijke rol toegedicht in het vormgeven van publieke waarden en van zorg voor de gemeenschap in contrast met de economische realiteit, waarin de eigen belangen overheersen. Professionals fungeren in die gedachte van vroege sociologen als “bulwarks protecting critical social interests in justice, health and education, among others, form being colonized by market forces.” (Dzur, 2008, p. 47). In de radicale kritiek (van onder meer Freidson, 1970) wordt professionalisme vooral gezien als een strategie gericht op het veilig stellen van de maatschappelijke positie van de beroepsgroep. Bij de kritiek op het effect van het werk van professionals zijn volgens Dzur twee argumentaties aan de orde: (1) professionals fungeren als technocratische

barrière tussen democratische instituties en het brede publiek en (2) het werk van professionals heeft een ‘disabling’ effect op het vermogen en het zelfvertrouwen van burgers. Bij het barrière argument gaat het om de door politici hoog gewaardeerde kennis van professionals, hun technocratische aanpak en hun verbinding met beleids- makers die ervoor zorgt dat leken in het politieke debat geen plek meer hebben. Het disabling argument vat Dzur als volgt samen: “Through the medication of psychologists, lawyers, and public administrators, among others, citizens can lose trust in how capable they are as persons, how capable their neighbors are, and how they all are in collective action.” (Dzur, 2008, p. 95-96).

Aansluitend bij Dewey ontwikkelt Dzur het model van democratisch professionalisme met de inzet om de kloof tussen professionals en het brede publiek te dichten. In dit model stelt Dzur het delen van taken en kennis centraal. Democratisch professionals tonen zich in hun doen en laten bewust van de effecten die hun deskundigheid kan hebben op het zelfvertrouwen van burgers om hun eigen keuzes te maken en stemmen hun handelen af op het bevorderen van dat zelfvertrouwen. De traditionele profes- sionals, de social trustee professionals, streefden ernaar een monopolie te verwerven en te behouden en maakten burgers afhankelijk van hun diensten. Democratische profes- sionals willen het arbeidsterrein delen met burgers, bevorderen de competenties van burgers om zich actief in het democratisch proces te engageren, maar zij helpen ook burgers “when and why to hand over a job with public purposes to those with professional training and experience.” (Dzur, 2008, p. 105).

Dzur sluit met zijn model van democratisch professionalisme aan bij de democratie- opvatting van Tocqueville en Dewey:

Democratic professionals can facilitate and enable civic engagement and public deliberation while also expecting lay citizens to learn from professionals with greater training and experience in particular areas. Tocqueville’s and Dewey’s characterization of mutual deferential relationship between

professional and citizen transcends the one-sided accounts of these relations expressed by the social trustee and radical critique models of professionalism. (Dzur 2008, p. 106).

Dzur beschrijft de rol van democratisch professionals bij nieuwsgaring in de vorm van

public journalism, bij gerechtelijke oordelen in de vorm van restorative justice (herstel- recht en herstelgericht werken) en bij medisch ethische kwesties in de bioethics

movement. In die praktijken worden 'leken' en professionals op zo’n manier betrokken dat zowel de eigen ervaringsdeskundigheid van burgers én de professionele deskundig- heid van professionals worden erkend en gebundeld. Dzur benadrukt daarbij het belang van de middle democracy, waarmee hij niet zozeer doelt op de organen van de representatieve democratie, maar op alle plekken waar collectieve beslissingen genomen worden over publieke kwesties. Zijn model van democratische professionalisme sluit in die zin goed aan bij de huidige discussie over de doe-democratie.

Empowerment

Empowerment

Empowerment

Empowerment

Empowerment is begin jaren negentig in Nederland door het NIZW geïntroduceerd “in een poging om de uitersten van professionele paternalistische bemoeienis enerzijds en een naïef geloof in zelfzorg anderzijds te vermijden.” (Spierts, 2015, p. 223). Basaal in het empowerment paradigma is dat niet de deficiëntie van de te ondersteunen burger centraal staat, maar de mogelijkheden: “Weliswaar vanuit een fundamentele erkenning van kwetsbaarheden (zowel op individueel, sociaal als maatschappelijk niveau) wordt de focus op potenties en krachten gericht. Een empowermentbenadering wil de negatieve aspecten van een situatie verbeteren door positieve zaken te zoeken. Het is een pro- actief model, in tegenstelling tot reactieve benaderingswijzen als het ziekte- of deficitmodel.” (Van Regenmortel, 2009, p. 24).

Herriger (1997) noemt als oorsprong van empowerment de burgerrechtenbeweging – met name het boek van Solomon Black Empowerment: Social Work in Oppressed Communities uit 1967 - en noemt het feminisme als tweede motor van de empower- mentbeweging. Empowerment is qua oorsprong dan ook een werkwijze die op emancipatie gericht is, maar door het gebruik van de term in allerlei praktijksituaties is het, volgens Van Regenmortel (2009), een container begrip geworden. Herriger spreekt over de neoliberale omarming van empowerment en concludeert dat het concept daar- mee zijn emancipatoire kracht verliest. De vraag is in hoeverre in de sociale praktijken aansluitend op het motto van eigen kracht van burgers in de participatiesamenleving sprake is van verhoudingen in de geest van empowerment.

Van Regenmortel benoemt nadrukkelijk kritisch bewustzijn als deel uitmakend van het empowermentbegrip: “Een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie.” (Van Regenmortel, 2009, p. 24). Essentieel is volgens Van Regenmortel dat

bij empowerment verschillende niveaus worden aangesproken: het individuele, het col- lectieve en het politiek-maatschappelijke niveau. “De empowermenttheorie verbindt het individuele welzijn, de individuele krachten en natuurlijke helpsystemen steeds met de bredere sociale en politieke omgeving.” (idem). 'Eigen kracht' wordt nu vaak automatisch verbonden met 'eigen verantwoordelijkheid'. Dat schiet volgens Van Regenmortel al snel door naar 'eigen schuld, dikke bult' met alle negatieve gevoelens, repressie en sancties van dien (p. 29). Dit staat haaks op het empowermentparadigma waarin faciliterende maatregelen benadrukt worden in tegenstelling tot dwang en controle. Eigen kracht gaat bij empowerment hand in hand met een gedeelde verantwoordelijkheid en heeft dan ook veel overeenkomsten met het democratisch professionalisme zoals naar voren gebracht door Dzur. Dat is de invulling van empowerment waarin er erkenning is voor afhankelijkheid en kwetsbaarheid, waarin plaats is voor eigenzinnigheid van burgers en voor afwijkende levensvormen, en waarin actief burgerschap meedoen én meepraten betekent.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN