• No results found

Exploratief onderzoek

Exploratief onderzoek

Exploratief onderzoek

Dit onderzoek bestaat uit een breed literatuuronderzoek en een beperkt praktijkonder- zoek.Het onderzoek is een explorerend onderzoek waarbij de verschillende beloftes van verantwoorden – met de drie speerpunten betekenisvolheid, leerzaamheid en democra- tie – in hun samenhang onderzocht worden. Over verantwoorden is veel gepubliceerd, maar veelal met de insteek van één van de beloftes van verantwoording. Vooral over verantwoording op prestaties is veel gepubliceerd vanuit de discussie of dit nu wel of niet bijdraagt aan betere prestaties en de vraag in hoeverre dat te combineren is met professionalisering. De opzet van dit onderzoek is verantwoording nader te onder- zoeken vanuit het perspectief van betekenisvolheid, leerzaamheid en democratie. Het onderzoek heeft de inzet om te beschrijven en te verhelderen, niet om te toetsen. In dit onderzoek wordt maar in beperkte mate gepoogd om te ontwerpen. De gedachte is niet zozeer een oplossing voor het vraagstuk te leveren in de vorm van een verantwoor- dingsmethodiek, als wel een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de maatschappelijke en wetenschappelijke discussie over verantwoording.

De inzet van het onderzoek past goed in de beschrijving van De Groot van exploratief onderzoek: “De onderzoeker gaat wel uit van zekere verwachtingen, van een min of meer vaag theoretisch raam, hij is gericht op het vinden van bepaalde soorten samenhangen

in zijn materiaal […].” (De Groot, 1994, p. 322). “Het gaat niet zozeer, of niet alleen om verzameling en ordening van feiten (fact finding), of om een overzicht van ‘wat er is’, maar tenminste ook om verwachte en te vinden samenhangen, die voor een bepaald theoretisch of praktisch doel relevant worden geacht.“ (idem, p. 323). De inzet wordt goed weergegeven in de beschrijving van De Swaan van het nut van sociologisch onderzoek: “De taak van de sociologie is bij te dragen aan een verbetering van de dis- cussie over het samenleven.” (De Swaan, 1985, geciteerd door Engbersen 2009, p. 240).

Werkwijze

Werkwijze

Werkwijze

Werkwijze

De drie verschillende deelvragen zijn onderzocht middels literatuuronderzoek en middels praktijkonderzoek bij drie welzijnsinstellingen. Elke onderzoeksvraag wordt eerst aan de hand van de literatuur geanalyseerd. Dat betreft de analyse van de concep- ten en opvattingen die wetenschappers en beleidsmakers ten aanzien van het betreffende thema naar voren brengen. Uit de literatuuranalyse wordt een rode draad aan vereisten aan verantwoording gedestilleerd en aan de hand daarvan worden telkens een of twee praktijkcasussen onderzocht.

Literatuuronderzoek

In de aanpak van de literatuuranalyse vormen de maatschappelijke ontwikkelingen en het denken over de verzorgingsstaat c.q. participatiesamenleving een belangrijke achtergrond waar de verschillende deelvragen tegen afgezet worden. Het doel is daarbij de discussie over de wenselijke vorm van verantwoorden van sociaal werk te plaatsen in de historie van de verzorgingsstaat en van de actuele ontwikkelingen en discussies. De driedeling in betekenisvolle, leerzame en democratische verantwoording is een resultaat van de literatuuranalyse.

De eerste deelvraag naar de betekenisvolheid van verantwoorden bekijk ik vanuit drie invalshoeken. Dat is allereerst literatuur over de werking en de effecten van verantwoor- den op prestaties. Bij de toelichting op de deelvraag is al verwezen naar o.a. Michael Power. Een tweede invalshoek die in de analyse betrokken wordt, is die van de discussie over modernisering, rationalisering en economisering. De derde invalshoek is die van verschillende opvattingen over goed sociaal werk. Daarbij wordt literatuur vanuit zorg- ethiek, presentiebenadering en ambachtelijkheid betrokken.

In de literatuuranalyse over de bijdrage van verantwoording aan het leren van professi- onals worden ook drie invalshoeken gehanteerd. Het gaat uiteindelijk om de vraag hoe

sociale professionals leren van ervaringen en hoe dat leren bevorderd kan worden door met verantwoorden bezig te zijn. Maar om die vraag te kunnen beantwoorden, analyseer ik eerst de vraag wat de opdracht van de sociaal werker is – is die duidelijk en gaat het alleen om de uitvoering of moet die mede door de sociale professionals geconstrueerd worden – en de vraag wat dan goede sociale professionals zijn en welke kwaliteiten zij hebben.

Bij de vragen naar betekenisvol en leerzaam verantwoorden, is verantwoording vooral een zaak van sociaal werkers ten opzichte van overheid als opdrachtgever. In het kader van de vraag hoe verantwoording bij kan dragen aan democratische verhoudingen, is een breder blikveld gehanteerd. Daarbij is ook de verantwoording van het sociaal beleid door de overheid aan gekozen vertegenwoordigers en aan betrokken burgers aan de orde. Gezien de aard van de vraag is dat voor hand liggend – democratie is niet alleen iets tussen professionals en de overheid - en dat geldt nu des te meer aangezien in het kader van het beleidsstreven van de participatiesamenleving gezocht wordt naar nieuwe verhoudingen tussen overheid, burgers en sociale professionals.

In de literatuuranalyse van de bijdrage van verantwoording van sociaal werk aan demo- cratische verhoudingen gaat het allereerst om de democratie-opvatting. In de verdere analyse wordt de bijdrage van verantwoording aan democratische verhoudingen geana- lyseerd vanuit de perspectieven van de drie hoofdactoren: overheid, burgers en sociale professionals. Vanuit het overheidsperspectief worden traditionele en moderne opvat- tingen over goed bestuur nader geanalyseerd. Vanuit het perspectief is onder meer de individuele vrijheid van burgers de invalshoek voor de analyse van verantwoording van sociaal beleid en sociaal werk. Vanuit het perspectief van sociale professionals is het democratisch handelen van sociale professionals de invalshoek. De vraag daarbij is wat een en ander betekent voor de vormgeving van verantwoording die bijdraagt aan demo- cratische verhoudingen.

Praktijkonderzoek

De verantwoordingspraktijken en enkele vernieuwingsprojecten zijn geanalyseerd bij drie welzijnsorganisaties. Omdat het in dit onderzoek niet gaat om een waardering van de praktijk in deze organisaties, maar om de onderliggende mechanismen, worden de drie welzijnsorganisaties in dit onderzoek aangeduid met de fictieve namen De Kring,

Om een eerste zicht te krijgen op de manier van registreren en rapporteren ten behoeve van de verantwoording aan de lokale overheid, zijn interviews gehouden met een leidinggevende en met de staffunctionaris kwaliteitszorg in elk van de drie organisaties. Vervolgens hebben alle 30 sociaal werkers, die deelnemen aan het onderzoeksproject (in elke instelling één team) een schriftelijke vragenlijst met vragen over de wijze van verantwoorden en over de inrichting van hun werk ingevuld 6.

De teams bestonden uit 14 personen bij De Triade, 10 personen bij De Kring en 6 personen bij De Ruit. In de interviews zijn de sociaal werkers bevraagd over hun erva- ringen en opvattingen ten aanzien van de wijze van verantwoorden en de resulterende verantwoordingsverslagen aan de hand van vier thema’s: (1) registreren en verantwoor- den, (2) inhoud van de verantwoordingsrapportages, (3) rapporteren en evalueren en (4) wensen over de wijze van verantwoorden. Een samenvatting van hetgeen in de interviews naar voren is gebracht, is vervolgens weer besproken in de teams.

Per instelling is naar aanleiding van de resultaten van de eerste fase van het onderzoek een besluit genomen over het vervolg van het onderzoek. Het vervolg dat bij De Kring is gegeven aan het onderzoek, is een project om de verantwoordingspraktijk betekenis- voller te laten zijn door deze beter te laten aansluiten bij het dagelijkse werk van de professionals. Dat project wordt nader geanalyseerd bij de beantwoording van de vraag naar de betekenisvolheid van de verantwoordingen.

Bij De Ruit en bij De Triade is in de tweede fase van het onderzoek een verbeterproject opgezet om teamoverleg zo vorm te geven dat al doende – verantwoordend, evaluerend, reflecterend, elkaar feedback gevend en plannen makend – leren en professionaliseren zou optreden. De analyse van die projecten wordt gebruikt bij de beantwoording van de tweede deelvraag over de leerzaamheid van verantwoorden.

Voor de derde onderzoeksvraag over de bijdrage van verantwoording aan democratische verhoudingen, worden twee projecten geanalyseerd waarin verantwoordingsafspraken tussen welzijnsorganisatie en lokale overheid minder getracht wordt de gerealiseerde maatschappelijke effecten als verantwoordingsmaatstaf te hanteren. Dat betrof projecten van de lokale overheid met De Ruit en De Triade.

6 De schriftelijke vragenlijst en de vragen voor de interviews zijn opgenomen in de bijlage, zie pagina 188.

Bij citaten van de werkers wordt aangegeven welke professional dat gezegd heeft door de codes T1 tot en met T14 voor de medewerkers van De Triade, de codes K1 tot en met K10 voor de medewerkers van De Kring en de codes R1 tot en met R6 voor de medewerkers van De Ruit. Leidinggevenden worden met hun functie vermeld.

Leeswijzer

Leeswijzer

Leeswijzer

Leeswijzer

In de volgende drie hoofdstukken is telkens een van de deelvragen aan de orde. Hoofd- stuk twee betreft de vraag naar betekenisvolheid van de verantwoordingspraktijken. Het eerste deel van dit hoofdstuk betreft de literatuuranalyse van de werking en de effecten van de gehanteerde systematiek bij verantwoording op prestaties en van de discussie over de inhoudelijke maatstaven die gehanteerd worden bij de beoordeling van sociaal werk. Vervolgens worden de conclusies uit de literatuur vergeleken met een project bij een van de drie welzijnsorganisaties om de verantwoordingspraktijk betekenisvoller in te vullen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met het op een rijtje zetten van de mogelijkheden om de betekenisvolheid van verantwoordingen te versterken.

In hoofdstuk drie staat de vraag centraal hoe verantwoorden zo ingericht kan worden dat het een bijdrage levert aan het leren en aan de professionele ontwikkeling van sociale professionals. Aan de hand van de literatuur wordt een analyse gemaakt van hetgeen van belang is in het leren van sociale professionals van (het verantwoorden van) hun praktijk en van de wijze waarop sociale professionals hun vermogen om het werk goed te doen verder kunnen ontwikkelen. In het praktijkdeel van het onderzoek naar deze deelvraag worden vervolgens twee projecten geanalyseerd, die opgezet zijn om verantwoorden meer te doen bijdragen aan leren en ontwikkeling van de sociale professionals. Ook dit hoofdstuk wordt afgesloten met het op een rijtje zetten van de mogelijkheden om in de verantwoordingspraktijk leren en ontwikkelen van sociale professionals te bevorderen.

In hoofdstuk vier is de laatste deelvraag aan de orde, de vraag hoe verantwoording ingericht moet zijn om bij te dragen aan democratische verhoudingen tussen overheid, sociale professionals en burgers. Ook hier wordt eerst aan de hand van de literatuur een analyse gemaakt van de democratische kwesties die er spelen in de verhoudingen tussen overheid, sociale professionals en burgers. Vervolgens worden vanuit het conceptueel kader dat uit de literatuur is afgeleid twee praktijkprojecten geanalyseerd, waarbij de verantwoordingsarrangementen tussen gemeente en welzijnsorganisatie opnieuw worden ingericht. Het hoofdstuk wordt afgesloten met mogelijke verbeteringen van de bijdrage die verantwoordingspraktijken kunnen leveren aan wenselijke democratische verhoudingen.

In hoofdstuk vijf worden de bevindingen ten aanzien van de drie onderzoeksvragen in hun onderlinge samenhang besproken. Daarbij ga ik opnieuw in op het concept verant- woording in het licht van de resultaten van dit onderzoek. Vervolgens staan de spanningsvelden centraal die bij elk van de drie vraagstellingen van dit onderzoek aan de orde zijn: resultaatmaatstaven versus procesmaatstaven voor goed werk, leren gericht op (gestandaardiseerde) kennis en vaardigheden versus leren gericht op persoonlijk-professionele kwaliteiten, en formele versus informele verantwoording. Het gezamenlijke element van deze spanningsvelden is het verschil in positie van waaruit naar de wereld gekeken wordt en in die wereld gehandeld wordt. Bestuurders en sociale professionals kunnen in de benadering van sociale problematiek zichzelf zien als

onderdeel van de wereld, maar ze kunnen zichzelf ook positioneren tegenover de wereld als degene die inwerkt op de wereld. Ik sluit het hoofdstuk af met een korte terugblik op het onderzoek.

In hoofdstuk zes ga ik in de vorm van een epiloog nader in op de vraag in hoeverre de conclusies over het realiseren van betekenisvolle, leerzame en democratische verantwoording ook gelden voor de huidige maatschappelijke context waarin actief burgerschap zo nadrukkelijk vanuit de overheid bepleit wordt en waarin er ook veel burgerinitiatieven plaatsvinden.

2

2

2

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN