• No results found

Standpunt Vlaamse politieke partijen omtrent Proximus

Titel I: Algemene principes

II. Opdrachten van openbare dienst:

4 EMPIRISCH ONDERZOEK

4.1 Standpunt Vlaamse politieke partijen omtrent Proximus

Om een antwoord te krijgen over de visie van de Vlaamse politieke partijen omtrent de toekomst van het overheidsbedrijf Proximus, hebben wij zeven verschillende Vlaamse partijleden gecontacteerd via e-mail. Vervolgens hebben wij bij zes7 van de zeven partijen een interview kunnen afnemen om hun

partijstandpunt te achterhalen.

4.1.1 N-VA

Voor de N-VA werd Michael Freilich, federaal volksvertegenwoordiger, gecontacteerd. Hij verwees ons vervolgens door naar een eigen publicatie over dit specifieke onderwerp, dit komt ter vervanging van het interview die niet afgenomen werd. Dit artikel toont een goed overzicht van hun standpunt in deze materie. Uit dit artikel kan een duidelijke boodschap worden afgeleid: de privatisering van Proximus (M.Freilich, persoonlijke communicatie, 28 november 2019).

N-VA (2019) stelt dat voormalig CEO Dominique Leroy, Proximus zou verlaten hebben door de loonbeperking in België. Haar vertrek betekent een verlies voor Proximus, want er heerst unanimiteit over het feit dat zij een topmanager was. Zo’n loonbeperking bestaat niet in Nederland en laat dat nu een mogelijk drijfveer zijn om de overstap te maken naar KPN. KPN is namelijk een volledig geprivatiseerd bedrijf en de Nederlandse overheid is hier geen aandeelhouder meer van.

N-VA vindt dat er kan worden afgeweken van de zogenaamde ‘premiernorm’. Deze norm stelt dat overheidsmanagers niet meer dan 290.000 euro bruto per jaar mogen verdienen, wat het loon van de premier is. Maar dit kan niet zolang de overheid de meerderheid van de aandelen blijft aanhouden. Hierdoor zien de vertegenwoordigers in de Raad van Bestuur toe op loonmatiging. N-VA is ervan overtuigd dat er voor een beursgenoteerd bedrijf zoals Proximus geen restricties mogen zijn, want zij moeten immers kunnen opereren in een uiterst competitieve telecommarkt (Freilich, 2019).

Volgens N-VA is de oplossing evident: de meerderheidsparticipatie van de federale overheid in Proximus afbouwen. Op die manier is er geen politieke inmenging meer die bijvoorbeeld de lonen of het beleid kan

7 Met N-VA is geen interview afgenomen door het uitblijven van een antwoord voor een afspraak. Ter vervanging

53 beïnvloeden. Een overheid moet volgens hen ‘slank’ en efficiënt zijn en een telecombedrijf leiden sluit hier niet bij aan. Toch laat N-VA verstaan dat een volledige privatisering niet noodzakelijk is om dit probleem op te lossen. Ter illustratie, een aandeel van 25%+1 volstaat voor de partij, zolang de meerderheid van de aandelen maar niet in handen van de Belgische Staat blijft (Freilich, 2019).

Uit dit alles blijkt dat N-VA een voorstander is van verdere privatisering van het overheidsbedrijf Proximus. Ook voor onder andere Bpost zou een privatisering geen slechte zaak zijn. Verder wordt er meegegeven dat een verkoop enkel aan de orde kan zijn als de marktomstandigheden dit toelaten en er een optimaal bedrag kan worden verkregen voor de verkoop om zo de staatsschuld af te bouwen. Tot slot kunnen we stellen dat voornamelijk de beperking van toplonen een struikelblok is voor N-VA. Zij willen dat prestaties worden gekoppeld aan het loon (Freilich, 2019).

4.1.2 Groen

Volgens Groen staat Proximus ten eerste voor een aantal belangrijke uitdagingen: voorop lopen in de digitale transformatie, investeringen in de infrastructuur handhaven, bijdragen aan de strijd tegen de digitale kloof en de betaalbaarheid garanderen van zijn diensten. Voor Groen is een stabiele en publieke aandeelhouder heel belangrijk, het meerderheidsaandeel moet behouden blijven. Een langetermijnvisie is hierbij essentieel om een kwalitatieve dienstverlening en jobs te voorzien. (K.Buyst, persoonlijke communicatie, 3 december 2019).

Kortom, de partij Groen vindt dat de overheid een belangrijke rol heeft te spelen om aanjager te zijn van deze cruciale sleutel in onze economie. Daarom geloven zij niet in de verdere privatisering van Proximus. Het is voor de partij belangrijk dat de overheid blijft investeren in een stabiele factor in de telecommarkt. Zo houden ze de standaarden op vlak van dienstverlening hoog tot in elke uithoek van het land en bieden ze zekerheid aan burgers en bedrijven (K.Buyst, persoonlijke communicatie, 3 december 2019).

4.1.3 CD&V

Voor CD&V is het ten eerste geen taak van de overheid om een bedrijf te runnen, maar de partij wijst er wel op dat strategische participaties in bepaalde sectoren innovatie kan stimuleren. Deze participaties zijn historisch ontstaan, maar de partij is hier flexibel in om deze participaties op regelmatige basis te evalueren. CD&V stelt vier parameters voor om te onderzoeken of een staatsaandeel al dan niet nodig is. Ten eerste is er de noodzaak van een bepaalde vorm van verankering in België, het strategisch belang. De tweede parameter gaat over marktopportuniteiten en wat het effect daarvan is op de begroting. De partij is niet tegen een verkoop als dit op lange termijn financieel interessant is en er nog een bepaalde vorm van verankering is (W.Scharpé, persoonlijke communicatie, 23 maart 2020).

54 Ten derde speelt het belang van Proximus dat het bedrijf heeft voor België op de concurrentiepositie van ons land. Het hele internetgebeuren is voor CD&V een cruciale factor hoe een land als België zich presenteert naar het buitenland, een staatsparticipatie is dan ook aan de orde op basis van deze parameter. Een vierde factor ten slotte die in rekening wordt genomen is de bijdrage die Proximus levert op vlak van duurzame groei, het wetenschappelijk potentieel en het maatschappelijk nut. Deze vier parameters objectiveren dus de keuze om het overheidsaandeel te beoordelen (W.Scharpé, persoonlijke communicatie, 23 maart 2020).

Verder stelt de partij dat bij Proximus een modern governance kader dient gehanteerd te worden. De partij opteert voor een terughoudende overheid, maar daarentegen ook voor een overheid die als actieve aandeelhouder opereert. Dit wil dus zeggen dat CD&V vindt dat de politieke wereld mee helpt een strategie te ontwikkelen en met Proximus in dialoog gaat. Op die manier kan de overheid eisen stellen op vlak van governance, om op die manier Proximus een voorbeeldfunctie te laten vervullen als bedrijf (W.Scharpé, persoonlijke communicatie, 23 maart 2020).

4.1.4 PVDA

PVDA is voor een overheidsaandeel, maar niet hoe dit overheidsaandeel in de praktijk wordt gehanteerd. De partij vindt dat het aandeel wordt gedragen als een private onderneming, waarbij de belangrijkste aandeelhouders in functie werken van de private markt en niet in functie van het algemeen belang. Het algemeen belang uit zich volgens de partij in het garanderen van het recht op internet, wat een mensenrecht is. Een behoud of opbouw van het overheidsaandeel is voor PVDA aan de orde, met een sterke nadruk op het algemeen belang (M.Vindevoghel, persoonlijke communicatie, 7 april 2020).

4.1.5 Vlaams Belang

Vlaams Belang geeft ten eerste aan dat voor meerdere overheidsbedrijven moet nagegaan worden of de taken die ze uitvoeren nog essentieel zijn voor de overheid. De partij vindt dat telecom geen essentiële taak is voor de overheid en stelt zich dus vragen bij het overheidsaandeel van Proximus. Toch wil de partij het huidig staatsaandeel behouden omwille van de onzekerheid die er heerst omtrent de herstructureringsplannen. Daarentegen wil Vlaams Belang de overheidsparticipatie in vraag stellen naar de toekomst toe, de partij is dus wel degelijk voor een afbouw (F.Troosters, persoonlijke communicatie, 24 maart 2020).

4.1.6 sp.a

Sp.a benadrukt dat het voor een sterk overheidsaandeel is omwille van een aantal uitdagingen die er zijn in de telecomsector. De overheid moet bijvoorbeeld sterk betrokken blijven bij de uitrol van het 5G-

55 netwerk om op vlak van privacy een oogje in het zeil te houden. De partij is dus absoluut voorstander van een behoud van dit overheidsaandeel (M.Depraetere, persoonlijke communicatie, 1 april).

4.1.7 Open VLD

Open VLD stelt dat het aandeelhouderschap van de overheid in een telecom bedrijf in een concurrentiële markt, geen kerntaak is van de overheid. De partij wil dat het staatsaandeel geleidelijk wordt afgebouwd, maar wijst erop dat het aandeel op dit moment financieel interessant is. De liberalen wijzen er vervolgens op dat het aandeelhouderschap zorgt voor een ambigue houding van de overheid. Aan de ene kant zijn de dividenden financieel interessant voor de begroting, maar aan de andere kant is een vrijere markt met een lagere winst een voordeel voor de consument. De partij is van mening om voor de consument te kiezen, ze willen dus het consumentensurplus maximaliseren in een zo vrij mogelijk telecommarkt. Een afbouw van het staatsaandeel is dan ook aan de orde voor de partij (M.Verhaert, persoonlijke communicatie, 30 maart 2020).

4.1.8 Vergelijking politieke partijen

De partijstandpunten van politieke partijen omtrent het overheidsaandeel van Proximus werden reeds toegelicht. In onderstaande paragrafen wensen we de geformuleerde standpunten te vergelijken. Een eerste groep van politieke partijen ijvert voor een afbouw van het staatsaandeel. Hier zijn N-VA, Open VLD en Vlaams Belang onder te brengen. Deze partijen delen de mening dat telecom geen taak is van de overheid, maar dat dit moet overgelaten worden aan de private markt. Een verkoop is voor deze partijen slechts aan de orde als de marktsituatie meezit en er een correcte geldsom mee gepaard gaat. De overheid dient efficiënter en slanker georganiseerd te worden, via bijvoorbeeld een afbouw van het staatsaandeel in Proximus.

Binnen deze drie partijen vallen er echter ook verschillen op te tekenen. N-VA wil de meerderheidsparticipatie van de Belgische staat afbouwen, maar dat is niet noodzakelijk via een volledige privatisering. Het strategisch aanhouden van 25% van de aandelen is voor deze partij ook een mogelijkheid.

Vervolgens wijst Open VLD op het feit dat de partij het overheidsaandeel geleidelijk aan wil afbouwen. De liberalen zijn daarentegen iets gematigder tegenover een afbouw, omdat de staatsparticipatie een dividend oplevert voor de federale begroting. Toch vinden ze dat een vrije markt ten goede komt van de consument. Hierdoor kunnen we besluiten dat een afbouw van het aandeel hun voorkeur draagt.

56 Ten derde stelt Vlaams Belang voor om een analyse te maken of het nog opportuun is om als overheid een participatie te hebben in een telecombedrijf. De partij is pro afbouw van het aandeel, maar door de onzekerheid die gepaard gaat met de herstructureringsplannen is dit momenteel niet aan de orde. Een tweede groep van politieke partijen wil een opbouw of behoud van het staatsaandeel bewerkstelligen. Binnen deze groep kunnen we CD&V, sp.a, PVDA en Groen classificeren.

Ten eerste kunnen we zeggen dat CD&V een permanente evaluatie op basis van enkele parameters wil uitvoeren. Op die manier kan de keuze voor een staatsparticipatie al dan niet geobjectiveerd worden. De christendemocraten leggen de nadruk vooral op het strategisch belang dat dient behouden te blijven in Proximus.

Groen legt sterker de nadruk op de daadkrachtige rol van de overheid in de telecom sector. Voor de partij staat een behoud van het staatsaandeel voorop waarbij meer aandacht moet zijn voor de digitale kloof, investeringen en universele dienstverlening. Hierbij kunnen we concluderen dat er een sterke focus wordt gelegd op het algemeen belang. De meer sociale rol van de overheid in Proximus komt ook terug bij sp.a en PVDA. Groen en sp.a opperen voor een behoud, maar met een verschuiving van de focus naar sociale aspecten. PVDA wil daarentegen een opbouw van het staatsaandeel, waar o.a. internet als mensenrecht en universele dienstverlening centraal staan. Deze partij vindt dat Proximus minder de winstmaximalisatie moet nastreven en de gebruikers centraal moet stellen.

We kunnen concluderen dat er veel meningsverschillen zijn tussen de politieke partijen over de toekomst van het overheidsaandeel. Maar er is wel eensgezindheid dat een verandering aan de orde is inzake de huidige werking van het overheidsbedrijf. Er is echter geen consensus of dit via een behoud, afbouw of opbouw dient te gebeuren.