• No results found

2 Hoe staat de landbouw ervoor?

2 . 1 I n l e i d i n g

Het Jaar van de Boerderij, 2003, vestigde de aandacht op opmerkelijke feiten over het boerenbedrijf. Zoals het gegeven dat er van de 192.000 boerderij-complexen die Nederland in 1940 telde, nu nog slechts 91.000 resteren, ofwel minder dan de helft. En dat er van deze 91.000 nog maar 38.000 als boerderij worden gebruikt. Zestig procent van de nog bestaande vooroorlogse boerderijen heeft dus een niet-agrarische functie.29Dat worden er alleen nog maar meer, want tweederde van de nu nog actieve boeren heeft opvolgingsproblemen.

Deze cijfers tekenen de enorme veranderingen die zich reeds in de landbouw heb-ben voltrokken. Ze laten zien dat de vertrouwde koppeling tussen de economische activiteit (landbouw) en de ruimtelijke expressie (boerderij als gebouw) niet langer vanzelfsprekend is. Veel activiteiten die tot de landbouwsector, de agrofoodsector, worden gerekend, vinden plaats in gebouwen die niet als boerderijen zijn te her-kennen en omgekeerd dankt het merendeel van de historische boerderijen zijn voortbestaan aan andere dan agrarische functies. Vroeger zag je een boerderij en dacht je: “Ah, daar woont en werkt een boerengezin”, maar nu kun je daarvan niet langer zeker zijn.30

Dat roept vragen op over onze feitenkennis van de huidige landbouw. Kloppen de beelden die we van de landbouw hebben? Of lopen ze wellicht achter op de feite-lijke situatie? Zijn ze mede ingegeven door herinneringen, ideaalbeelden en mythen over de landbouw zoals ze ooit was of zoals wij haar graag zouden zien?

De landbouw is niet altijd wat ze lijkt, en om te kunnen nadenken over haar toekomst, is het eerst noodzakelijk het beeld scherp te stellen en bij de tijd te brengen. In dit hoofdstuk wordt getracht in kort bestek zicht te krijgen op de

29 Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek (SHBO), 2001. De SHBO definieert boerderijen van voor 1940 als historische boerderijen en komt tot een aantal van 192.000 boerderijen in 1938. Dit is veel lager dan het aantal agrarische bedrijven dat er volgens de landbouwtelling in 1940 bestond. Het verschil is verklaarbaar doordat de SHBO alleen bedrijven meerekent met meer dan één hectare landbouwgrond. Bij kleinere bedrijven zullen veel gebouwen zitten die niet herkenbaar zijn als boer-derij; de kleine boeren en tuinders vallen af. Ook opvallend is dat de SHBO het aantal van 38.000 historische boerderijen die nog in agrarisch gebruik zijn “vrijwel zeker nog sterk geflatteerd” noemt. De reden daarvoor is dat zeer veel boeren aan het afbouwen zijn of eigenlijk al met de bedrijfsvoe-ring gestopt zijn.

30 Sake Elzinga, fotoserie van NRC Handelsblad-fotograaf: Het tweede leven; Boerderijen in Drenthe. Deze fotoserie levert een goed beeld van het hergebruik van boerderijen als asielzoekerscentrum, atelier, bordeel, buurt- en clubhuis, café, caravanstalling, dierenpension, fabriek, garage, galerie, gemeentehuis, gezondheidscentrum, kinderopvang, muziekschool, opslagplaats, paardenlogement, restaurant, sauna, sportschool, tweede woning, woning en zwembad. Drents Museum, 2003

‘Meerwerk’ advies over de landbouw en het landelijk gebied in ruimtelijk perspectief



landbouw zoals die er nu voorstaat. Hij wordt waar mogelijk vergeleken met de Europese Unie als geheel en ook in historische context geplaatst.

De gegevens zijn geordend naar drie gedaanten van de landbouw, te weten de landbouw als grondgebruiker en producent (paragraaf 2.2), als dragende factor van de samenleving in het landelijk gebied (paragraaf 2.3) en als beheerder of beheerser van landschap, waterstaat, milieu en natuur (paragraaf 2.4). In deze indeling zijn respectievelijk de economische, sociale en ecologische invalshoek te herkennen, ofwel profit, people en planet. In de slotparagraaf worden enkele eerste conclusies getrokken (paragraaf 2.5).

De gegevens in dit hoofdstuk zijn grotendeels afkomstig van de website van Eurostat, het rapport European agriculture entering the 21 century van het Directoraat-Generaal Landbouw, het Landbouw-economisch bericht 2003 van het LEI, de Milieubalans 2003 van het RIVM en de Natuurbalans 2003 van het Milieu-en Natuurplanbureau. Andere bronnMilieu-en wordMilieu-en specifiek gMilieu-enoemd. In eMilieu-en aantal gevallen zijn er (kleine) verschillen tussen Europese en Nederlandse statistische data. Ook valt op dat ondanks jarenlange Europese samenwerking de statistieken nog niet voor alle landen en voor alle onderwerpen even goed beschikbaar zijn. De gegevens over Europa zijn gepresenteerd voor de ‘EU15’, de Europese Unie van de 15 lidstaten, zoals deze tot 1 mei 2004 bestond.

2 . 2 L a n d b o u w a l s g r o n d g e b r u i k e r e n p r o d u c e n t

2 . 2 . 1 G r o n d g e b r u i k , w e r k g e l e g e n h e i d e n p r o d u c t i e w a a r d e

Wie de landbouw als economische activiteit wil beschouwen, moet onder-scheid maken tussen de primaire land- en tuinbouwbedrijven en de ‘secundaire’ bedrijfstakken die zich toeleggen op toelevering, verwerking en distributie van agrarische producten. Samen vormen zij het zogeheten agrofoodcomplex dat als geheel ruim tien procent van de nationale werkgelegenheid en het bruto nationaal product (BNP) en twintig procent van de Nederlandse export verzorgt.

De primaire land- en tuinbouw is ruimtelijk gezien van belang als de grootste grondgebruiker van Nederland. Het landbouwareaal in gemeten maat – de beteelde oppervlakte – was in 2000 bijna twee miljoen hectare. Met de erven, waterlopen, wegen en kleine natuurelementen in agrarisch gebied meegerekend is zelfs 69 procent van Nederland (2,3 miljoen hectare) overwegend landbouw-gebied.31



Figuur 2.1 Agrarisch grondgebruik en landbouwgebieden.32

In dit gebied werken 181.000 mensen op 97.500 land- en tuinbouwbedrij-ven. Zij realiseren gezamenlijk een toegevoegde waarde van 8,3 miljard euro. Het aandeel in de nationale werkgelegenheid is 2,8 procent en het aandeel in het BNP is 2,2 procent. De belangrijkste agrarische productietakken zijn de glastuinbouw, de intensieve veehouderij, de melkveehouderij, de vollegrondsgroenteteelt, de akkerbouw en de bosbouw. De verspreiding van de verschillende sectoren over Nederland is te zien in figuur 2.1.

31 Naast 69 procent in agrarisch gebruik is 16 procent van het landoppervlak in overig ‘groen’ gebruik (bos, natuur en recreatie) en 15 procent in ‘rood’ gebruik (woon- en werkgebied, infrastructuur en overige gronden). CBS Statline, 2004, Cijfers 2000

32 Alterra (10/2003). Bijdrage aan een advies over de toekomst van de landbouw en de landelijke gebie-den; onderzoek in opdracht van de VROM-raad, Wageningen.

‘Meerwerk’ advies over de landbouw en het landelijk gebied in ruimtelijk perspectief



B o l l e n t e e l t

Een voorbeeld van een intensieve teelt die de laatste twintig jaar een storm-achtige ontwikkeling heeft doorgemaakt is de bollenteelt. Het areaal is in deze periode gegroeid van 14.000 hectare in 1980 tot bijna 25.000 hectare in 2003. De verwachting is dat de top van de groei van het areaal nu wel zo’n beetje bereikt is; de prijzen voor bollen op de internationale markt zijn al aan het dalen. De bollenteelt heeft zich in Nederland zo sterk kunnen ontwikkelen door een combinatie van factoren: een gunstige bodem en klimaat, aanwezigheid van veel kennis en een uitmuntend handelscircuit. In de bollenteelt wordt een onderscheid gemaakt tussen permanente teelt en de teelt in vruchtwisseling, de ‘reizende bollenkraam’. Hierbij worden buiten de kerngebieden bollen geteeld vanwege de ruimere vruchtwisseling (geen grondontsmetting nodig), ruimtegebrek in de gebieden waar perma-nent geteeld wordt, en het verhogen van de productie (bepaalde bollensoort doet het goed op bepaalde grond). Een bollenteler sluit dan bijvoorbeeld een contract met een akkerbouwer in Flevoland die de grond levert en het gewas verzorgt. De bollenteler levert het uitgangsmateriaal en neemt het product weer mee. De permanente teelt van bloembollen vindt voorname-lijk plaats op specifieke zandgebieden in Noord-Holland en in Zuid-Holland op de traditionele geestgronden van de Bollenstreek in de binnenduinrand-zone. Dit gebied met de Keukenhof als stralend middelpunt trekt jaarlijks honderdduizenden toeristen. De reizende bollenkraam is te vinden in kleigebieden (West-Friesland, Flevoland, Noordoostpolder, Noordschil) en zandgebieden verspreid over Nederland.33

De secundaire agrarische sector bestaat uit bedrijven die actief zijn in toele-vering, verwerking en distributie van agrarische producten.34Deze sector biedt werk aan 489.000 mensen ofwel 7,6 procent van de nationale werkgelegenheid, en zij levert een toegevoegde waarde van 31 miljard euro, gelijk aan 8,0 procent van het BNP.

De secundaire sector is ruimtelijk gezien verregaand geïncorporeerd in het stede-lijke en infrastructurele systeem. Haar ruimtebeslag beperkt zich tot de gewone industrie- en bedrijventerreinen. Daarnaast zorgt zij voor belangrijke

vervoers-33 Landbouw Economisch Instituut (LEI), Landbouweconomisch bericht, 2004, Den Haag; Willem Henk Streekstra, LTO-Nederland, mondelinge mededeling.

34 Men denke aan toelevering van onder meer zaaigoed, kunstmest, veevoeder, stal- en kassenbouw, technische installaties, landbouwkennis en onderzoek, en verwerking met name in de voedings-middelenindustrie.

