• No results found

in grootschalige gebieden op de beste grond (met name de klei), en ze moet zo

in grootschalige gebieden op de beste grond (met name de klei), en ze moet zo

min mogelijk voor de voeten worden gelopen.

De groei naar ‘groot’ is voor een deel een autonoom proces, gestuurd door mon-diale economische trends, maar ze heeft ook hulp van de overheid nodig. De overheid moet zo snel mogelijk haar ruimtelijk beleid inzetten om de omschake-ling naar liberale marktomstandigheden mogelijk te maken en negatieve effecten tegen te gaan. Dat vereist actief beleid, gericht op ruiltransacties op landelijke schaal, wellicht in de vorm van een agrarische ruimtelijke hoofdstructuur (AHS). De aanblik van ‘groot’ zal anders zijn dan die van de huidige landbouw. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat in de belangrijkste veehouderijgebieden geen koeien meer in de wei te zien zijn, omdat het rendabeler is om ze het hele jaar op stal te houden. Verder is het de vraag of de omvang van de bedrijven niet definitief de mogelijkheden (span of control) van het gezin als ondernemer te buiten gaat. Nieuwe constructies zoals maatschappen, coöperaties of vennootschappen zullen in aantal toenemen.

Breed

‘Breed’ is een strategie van diversificatie, waarbij de individuele onderne-mers een groter deel van hun inkomen halen uit andere dan strikt agrarische bezigheden. Dit betekent zowel ruimtelijk als in de bedrijfsvoering een verweving van landbouw en andere activiteiten die voorzien in een breed scala van stede-lijke behoeften. Veel van deze activiteiten profiteren van de aantrekkelijkheid van de boerenambiance en de landbouwbedrijvigheid moet dan ook mede gericht zijn op het instandhouden van deze kwaliteiten.

De overheid kan de ontwikkeling van deze multifunctionele bedrijvigheid stimu-leren. Daar passen geen grootschalige ingrepen als een AHS bij, maar veeleer een gebiedsgerichte aanpak. Vooral gebieden nabij de stad en in zeer aantrekke-lijke landschappen zullen kansrijk zijn.

Ook ‘breed’ zal er anders uitzien dan we in de afgelopen decennia van de land-bouw gewend zijn, met een grotere verscheidenheid van bezigheden en verschij-ningsvormen. De verschijningsvorm zal door sommigen worden gewaardeerd als nieuwe vormen van gemengd bedrijf en door anderen veroordeeld als verromme-ling of marginalisering.

‘Groot’ en ‘breed’ lijken elkaar uit te sluiten, althans, afgaande op hun belangrijkste pleitbezorgers. Volgens Smeets is ‘breed’ in feite “een geleidelijke vorm van uitsterven”, terwijl Van der Ploeg ‘groot’ ziet als “een voortgaande degradatie” eindigend in chaos.

‘Meerwerk’ advies over de landbouw en het landelijk gebied in ruimtelijk perspectief



met zijn pleidooi voor ‘groot’ te concentreren op een paar delen van het land, met name de zeekleigebieden in het Noorden en mogelijk de Veenkoloniën. De akkerbouw zal hier vermoedelijk verdwijnen, waardoor ruimte ontstaat om de melkveehouderij vanuit marginale gebieden (veen, zand) hierheen te halen. Voor het meer verstedelijkte deel van het land – in zijn visie deel uitmakend van een uitgestrekte ‘Deltametropool’ tussen Frankfurt en Den Haag – voorziet hij een menging van activiteiten die ‘breed’ kan heten. Terwijl de grootschalige landbouw bezig is naar de periferie te verhuizen, kan in dit stedelijke gebied met zijn woon-, recreatie- en toegankelijkheidsbehoefte de grondgebonden landbouw wor-den omgevormd tot aantrekkelijk ‘agrarisch decor’. In het algemeen gaat echter de directe relatie tussen het economisch agrarisch gebruik en de ruimtelijke expressie daarvan in het buitengebied meer en meer vervagen. Het beeld wordt diffuser en diverser: vee uit de wei, verspreiding van kassen en bollen, concentra-tie van agro-industrie op plaatsen, die geen relaconcentra-tie met de grond maar met facto-ren als infrastructuur en bereikbaarheid hebben.

Zo zouden ‘groot’ en ‘breed’ elk een regionaal te onderscheiden leidraad kunnen zijn; zij het dat Van der Ploeg de effectiviteit van een sturingsmiddel als de door Rabbinge voorgestelde AHS in twijfel trekt.

Er zijn ook gebieden waarvoor ‘groot’ noch ‘breed’ een pasklare oplossing biedt. Uit sommige gebieden zou de landbouw geheel kunnen verdwijnen, zoals een deel van de zandgebieden (afhankelijk van milieugebruiksmogelijkheden en grondwatertrap) en een deel van de veenweidegebieden (de dikke veenpakketten, met waterbeheer als beperkende factor). Vooral de veenweidegebieden worden door velen genoemd als gebied met slechte vooruitzichten voor de grondgebon-den landbouw. Hier lijkt nog geen zicht op een doorbraak uit de impasse. Daarnaast zijn er gebieden waar instandhouding van een voor stedelingen en recreanten interessant ‘landbouwbeeld’ gewenst is, ook al zijn de economische vooruitzichten voor de hiertoe benodigde grondgebonden landbouw relatief slecht. Dit geldt met name voor gebieden in de stedelijke invloedssfeer op zand of veen. Juist hier ontstaan verrassende maar niet altijd gewenste ontwikkelingen zoals hoogintensieve plantaardige teelten.

Over agrarisch natuurbeheer verschillen de opvattingen. Volgens sommi-gen is het een fopspeen waarmee boeren zoet worden gehouden, anderen benadrukken het beperkte rendement voor de natuur, maar landschappelijk is er wel iets voor te zeggen. Hoe dan ook is de inzet van de boer als natuur- of land-schapsbeheerder toe aan heroverweging.

Slim

Een derde vorm van afscheid van de landbouw is zichtbaar in de inten-sieve sectoren. De scheiding tussen grondgebonden en intensief lijkt definitief. Ook hier dringt de vraag zich op: ‘Mag dit nog landbouw heten?’ En voor zover landbouw gerelateerd is aan ‘land’, luidt het antwoord steeds nadrukkelijker: neen.

De intensieve teelten zijn aan het industrialiseren en zouden daarom onderwerp kunnen zijn van industriebeleid in plaats van landbouwbeleid. Belangrijke facto-ren zijn de infrastructuur (ten behoeve van bereikbaarheid en kennis) en het milieu. De glastuinbouw past op bedrijventerreinen op een beperkt aantal logis-tiek gunstige locaties. Overigens lopen de meningen uiteen over de haalbaarheid van een concentratiebeleid.

Ook de intensieve veehouderij zou moeten worden geconcentreerd op bedrijven-terreinen en/of milieuverantwoord worden gemaakt (extensiveren of gesloten systemen). Vrijwel iedereen voorziet een krimp. Milieumaatregelen spelen daar-bij slechts een beperkte rol. Vooral de markt laat zijn invloed gelden. Ook de ken-nis- en kapitaalintensieve grondgebonden teelten moeten worden geconcen-treerd, zoals de sierteelt in Boskoop. De kleigebieden bieden ook voor deze teelten goede productieomstandigheden (bijvoorbeeld Flevoland).

Schoon

Ten slotte nemen de deskundigen graag afscheid van de Nederlandse landbouw als de meest vervuilende landbouw van Europa. De landbouw moet ‘schoon’ worden, zo luidt de unanieme wens. Voor sommigen is het een doel of een principe, anderen zien het als een onontkoombaar middel om de

Nederlandse landbouw toekomst te geven. ‘Schoon’ lijkt op uiteenlopende manieren met ‘groot’, ‘breed’ en ‘slim’ verenigbaar. De vraag is wel of strikte regels uit ‘Brussel’ voldoende ruimte zullen laten voor ondernemers om de keuze te maken voor een extensiever grondgebonden bedrijf of een intensiever maar schoon foot loose bedrijf.

‘Meerwerk’ advies over de landbouw en het landelijk gebied in ruimtelijk perspectief



