• No results found

worden gesteld. Bijvoorbeeld doordat de Nederlandse regering in naam van de

worden gesteld. Bijvoorbeeld doordat de Nederlandse regering in naam van de

consument bij de Europese Raad voorstelt om kwaliteitseisen wettelijk te veran-keren, zodat producten die niet aan de eisen voldoen, kunnen worden geweerd. Of doordat het bedrijfsleven, hetzij uit marktoverwegingen, hetzij in het kader van verantwoord ondernemen, kwaliteitseisen overnemen en daarmee een door-braak voor nieuwe producten en productiewijzen mogelijk maken. Vanuit kwali-teitsoogpunt zijn beide wegen wenselijk maar of het waarschijnlijke ontwikkelin-gen zijn, is niet te zegontwikkelin-gen. Inzet voor hogere kwaliteit blijft kwetsbaar als tegelijkertijd goedkopere alternatieven in de schappen liggen voor minder eisende consumenten.

3 . 6 . 4 S p e e l r u i m t e v o o r d e l a n d b o u w

Consumenten zijn zowel prijsbewust als kwaliteitsbewust maar ze zijn dat in uiteenlopende combinaties. Dat biedt de producent nog weinig houvast. De Nederlandse land- en tuinbouw moet positie kiezen op de variabele schaal van de prijs-kwaliteitverhouding. Moet zij streven naar een zeer hoge kwaliteit voor een redelijke prijs of naar een redelijke kwaliteit voor een zeer lage prijs? In beide gevallen levert dit per saldo een goede prijs-kwaliteitverhouding op maar de consequenties voor de bedrijfsvoering lopen sterk uiteen.

Elders in dit hoofdstuk blijkt dat de productieomstandigheden van de Nederlandse landbouw strenger en duurder worden, bijvoorbeeld door grond-prijzen en door milieuregels. Daarmee wordt zij door externe condities gestuurd in de richting van kwaliteitsproductie. Tegelijkertijd moet zij opereren op een wereldmarkt waarop het Nederlandse landbouwproduct vanouds vooral een bulkproduct was dat op prijs concurreerde. Nederland heeft weinig producten als de Parma- en Serranoham of de Grana Padano met een lang gevestigde reputatie als hoogwaardig en duur topproduct.

De perfecte uitweg zou zijn: een excellente kwaliteit voor een ongelooflijk lage prijs. Het moet echter betwijfeld worden of dat onder de Nederlandse omstandigheden duurzaam haalbaar is. De Nederlandse expertise op het gebied van intensieve en toch milieuvriendelijke teelten kan voor een zekere voorsprong op de wereldmarkt zorgen maar de speelruimte is beperkt.

Een tweede mogelijkheid is een sterkere oriëntatie op de thuismarkt. Daarbij kunnen de verschillende niches als een soort laboratoria voor nieuwe producten en imago’s worden benut. Hoe klein ze ook zijn, de niches lijken vaste grond te hebben gevonden. Ze timmeren welbewust aan de weg om niet alleen

‘Meerwerk’ advies over de landbouw en het landelijk gebied in ruimtelijk perspectief



hun producten maar ook de beleving ervan aan de man te brengen. Initiatieven als ‘De Week van het Platteland’ getuigen hiervan, evenals de filosofie van de eerder genoemde Kaas- en Zuivelboerderij Doruvael: “Iemand die bij ons kaas heeft gekocht voor een etentje, kan er een verhaal bij vertellen. Dat voelt én smaakt heel anders dan fabriekskaas die je bij de supermarkt haalt!” Zo wordt van onderop een assortiment kwaliteitsproducten met bijbehorend verhaal opgebouwd dat in eerste instantie alleen aftrek vindt in de kleine maar kieskeurige klantenkring in eigen land maar dat gaandeweg ook daarbuiten waar-dering kan verwerven. Wellicht doen zich nieuwe mogelijkheden voor als meer-dere kwaliteiten en niches met elkaar worden verbonden.

Voorlopig is dit perspectief echter nog beperkt tot een zeer klein deel van de pro-ducenten. Hoeveel boerenwinkels en boerenmarkten kan Nederland aan alvorens de markt is verzadigd? Kunnen Nederlandse boeren een eigen consument-gerichte koers varen? Of zijn zij gebonden aan de intermediaire partijen? En kunnen die – bijvoorbeeld supermarkten – voor een doorbraak zorgen in de relatie tussen consument en producent? Het zijn intrigerende vragen, maar hun antwoorden hebben vooralsnog een ruime bandbreedte, waarbij wishful thinking en reële inschatting soms moeilijk te onderscheiden zijn.

De derde mogelijkheid is om via de Europese Raad een aanscherping van kwaliteitseisen van aanzien voor product én proces te bepleiten. Dat is een lange weg vol obstakels, maar zij biedt wel een garantie dat alle producenten op de Europese markt aan dezelfde eisen moeten voldoen. En dan is veel mogelijk.

3 . 7 E n v e l e a n d e r e i n v l o e d e n

3 . 7 . 1 I n l e i d i n g

In de vorige paragrafen zijn enkele belangrijke trends en bepalende krach-ten voor de toekomst van de Nederlandse landbouw uitgewerkt, zonder de pretentie van volledigheid. Om een indruk te bieden van de veelheid en ongelijk-soortigheid van de mogelijke invloeden, volgen hier nog enkele aanvullingen: demografische ontwikkelingen (paragraaf 3.7.2), technische innovatie (paragraaf 3.7.3) en een keur aan denkbare incidenten met zeer ingrijpende gevolgen (para-graaf 3.7.4).

3 . 7 . 2 . D e m o g r a f i e

Voor de komende decennia tekenen zich enkele demografische ontwikke-lingen af die uiteenlopende gevolgen kunnen hebben voor de Nederlandse land-bouw, ook al is het nu moeilijk om van deze gevolgen meer dan een zeer globale indicatie te geven.



Vergrijzing

De Nederlandse bevolking zal deze eeuw veel minder sterk groeien dan in de 20eeeuw het geval was: van 16,2 miljoen in 2000 tot bijna 18 miljoen in 2100. Tussen 2040 en 2060 zal de bevolking zelfs licht krimpen.165

Wel verandert de samenstelling van de bevolking. Vooral de vergrijzing valt op. De grijze druk166stijgt sterk tot 2040. Omstreeks 1950 bedroeg de grijze druk 14 procent, op dit moment 22 procent en in 2040 zal dat 43 procent zijn. In de tweede helft van de eeuw zal de ‘grijze druk’ zich stabiliseren rond veertig pro-cent, bijna tweemaal zo hoog als nu (figuur 3.6). De vergrijzing is dus voor lan-gere tijd structureel. Geen wezenlijke verandering is te verwachten bij de ‘groene druk’ (het aantal 20-minners uitgedrukt als percentage van het aantal potentiële arbeidskrachten). De ‘groene druk’, die in de kinderrijke jaren vijftig en zestig nog boven de zeventig procent lag, zal tussen 2000 en 2100 rond de veertig procent blijven schommelen. Door de ‘groene’ en de ‘grijze druk’ bij elkaar op te tellen, wordt de getalsmatige verhouding duidelijk tussen de in het arbeidsproces actieve en niet-actieve bevolking. In 2025-2050 zullen er naar verwachting per honderd actieven 78 niet-actieven zijn en dat is evenveel als in de jaren 1950-1975.

Figuur 3.6 Groene en grijze druk als percentage van het aantal potentiële arbeids-krachten.167 0% 20% 40% 60% 80% 100% 20-65 jarige actieven Grijze druk Groene druk 1950 1975 2000 2025 2050

165 Maarten Alders, Na 2010 slaat de vergrijzing toe, web-publicatie CBS, 04-2003

166 Grijze druk: het aantal 65-plussers uitgedrukt als percentage van het aantal potentiële arbeids-krachten.

‘Meerwerk’ advies over de landbouw en het landelijk gebied in ruimtelijk perspectief



Wat zullen hiervan de gevolgen voor de landbouw zijn? De afname van het aantal actieven kan een stimulans zijn voor verdere arbeidsextensivering (schaalvergroting, mechanisering, automatisering), ook in de landbouw. Maar een verdubbeling van de ‘grijze druk’ kan ook leiden tot herdefiniëring van ‘grijze druk’, bijvoorbeeld door verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, zodat pas 68- of 70-plussers ‘niet-actief’ heten. De inkrimping of afschaffing van VUT, prepensioen en dergelijke heeft een vergelijkbaar effect: meer mensen worden pas echt op hun 65einactief.

Bovendien zijn de toekomstige senioren – tot 2030 zijn dat de huidige vijftigers, veertigers en dertigers – waarschijnlijk vitaler, welvarender en hoger opgeleid dan hun ouders. Velen zullen langer actief willen blijven, zij het in een eigen tempo. Dat kan juist een stimulans zijn voor arbeidsintensieve bezigheden, zoals die in de ‘verbrede landbouw’ en bij het hobbyboeren te vinden zijn.

Groei wereldbevolking

De demografische ontwikkelingen zijn veel groter en dramatischer als ze op mondiaal niveau worden beschouwd. Uiteenlopende scenario’s laten een ver-dere groei van de wereldbevolking zien tot wellicht 11 miljard in 2050. De groei zal zich niet primair in Europa voordoen, maar in Afrika, Zuid-Amerika en Azië.168Ook als er zich een gematigder groei voordoet, zoals de middenvarian-ten van de prognoses van de Verenigde Naties lamiddenvarian-ten zien (tabel 3.3), betekent het een reusachtige uitdaging voor de land- en tuinbouw om alle monden te voeden. Tabel 3.3 Totale wereldbevolking voor 1980-2050, volgens bijstellingen van schattingen en voorspellingen van de wereldbevolking door de Verenigde Naties (gemiddelde vruchtbaarheidsschattingen).169

Populatie in miljarden

Jaar van herziening 1980 2000 2025 2050

1968 4.46 6.49

1978 4.41 6.20

1990 4.45 6.26 8.50

1996 4.45 6.09 8.04 9.37

2002 4.43 6.07 7.85 8.92

168 RIVM, Regionale Markt scenario, A2

