• No results found

5. Analyse van de ambachten

5.2 Het smedenambacht

5.2.2 Armenzorg bij het smedenambacht

5.2.2.1 Smeden: rekening van half januari 1621-1623

De ontvangsten van het smedenambacht in 1621-1623 bestaan voornamelijk uit interesten op rentes. Het merendeel van deze interesten slaan op een interest van twee jaar. We zien dat er in totaal twintig dergelijke ontvangsten zijn. De terugkeer van een ontvangst van de tresorier van Gent toont aan dat het ambacht nog steeds voldoende krachtig bleek om Gent leningen te verschaffen (leningen aan het magistraat). Het merendeel van de interesten waren afkomstig van private personen. Het totaal lag in deze jaren op 22 Vlaamse ponden, 8 schellingen groten, 5 groten en 8 penningen. Dit gegeven zal in volgende rekeningen, maar ook bij de tijkwevers terugkomen. De grootte van deze interesten lopen sterk uiteen.

Behalve ontvangsten van bovenstaande type zien we dat er geld in ontvangst genomen wordt voor een armenbus van het smedenambacht. Er werd in totaal 2 Vlaamse ponden, 8 schellingen groten en 5 groten verzameld voor deze armenbus. Verder leren we niet direct meer over hoe deze armenbus er

precies uit zag en hoe dit geld werd ingezameld. Vermoedelijk betreft het hier een inzameling waarbij leden van het bestuur van lid tot lid rondgaan om geld aan deur in te zamelen. Daarnaast heeft het smedenambacht ook geld ontvangen rond wat het ambacht ‘lotghelt’ noemt, geld ontvangen bij de verloting van standplaatsen op de halfjaarmarkt.

Het smedenambacht had recht op een deel van de inkomsten op de aankoop van kolen in de stad.197 Voor het ambacht bedroeg dit één penning per mudde kool die gekocht werd. Dit bracht in totaal 20 schellingen groten en 8 groten op de rekening. Een laatste inkomstenbron zijn de offerpenningen, wat kort gezegd een schenking is van penningen voor het ambacht tijdens het vieren van de heilige Sint- Elooi. De offerpenningen kwamen neer op 14 schellingen groten. Er werden echter geen offerpenningen ontvangen in 1623-1625 wat blijkt uit de vermelding van “memorie” bij deze inkomstenpost.

Het totaal aantal ontvangsten bedraagt bij deze rekening 29 Vlaamse Ponden, 7 schellingen groten, 9 groten en 8 penningen. In totaal zijn de interesten verantwoordelijk voor 22 Vlaamse ponden, 8 schellingen groten, 5 groten en 8 penningen. Het merendeel van de ontvangsten komt dus net zoals het geval was bij de ticheldekkers van de interesten op rentes. Een overzicht van de ontvangsten is weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 15: Structuur van de inkomsten van de armenkas van de smeden in 1621-1623198

Private personen

Openbare instellingen

Type inkomen Memorie Ontvangst

21 1 Interest op een rente 22/8/5/8 Armenbus 2/8/0/0 Maatgeld 0/20/8/0 Offerpenningen 0/14/0/0 Lotgeld 2/16/8/0 Totaal ontvangen: 29/7/9/8 Uitgaven

De uitgaven van de smeden verschillen sterk van die van de ticheldekkers. Het smedenambacht lijkt zich voornamelijk te richten op religieuze uitgaven en het onderhouden van hun religieuze functie. Het

197 Toon Boden praat over renten op basis van accijnzen. Dit diende als een vorm van inkomen en betaling vanuit het magistraat. Boden, “Armenzorg te Gent,” 96.

198 Opgesteld aan de hand van eigen berekeningen door de rekenfouten die aanwezig waren in de oorspronkelijke bron.

betalen van de pastoor die preekt in de kapel van het ambacht en het voorzien van de pastoor, komt al neer op 8 Vlaamse ponden, 13 schellingen groten en 4 groten. Naast uitgaven rond het functioneren van de ambachtskapel merken we ook uitgaven op rond zangen in de kapel en liturgische benodigdheden. Aangezien deze scriptie niet de focus legt op de religieuze rol van ambachten zullen we deze uitgaven hier samen onder de noemer “religieuze kosten” vatten. In totaal waren er 4 uitgaven met betrekking tot religie die samen neerkwamen op 14 Vlaamse ponden, 1 schellingen groten en 10 groten. Herstellingswerken aan de kapel en soortgelijke herstellingswerken werden beschouwd als “reparatie- en bouwwerk kosten”. Het is zeer waarschijnlijk dat ook deze kosten op de kapel betrekking hadden. Zo kan men ervan uitgaan dat de 1 Vlaamse pond 6 schellingen groten en 4 groten met deze bestemming samengeteld kunnen worden met de bovenstaande som om zo een beeld te krijgen van het totaal van de uitgaven voor religie in het ambacht in 1621-1623.

De eerst genoteerde uitgave is opmerkelijk in de zin dat die ons een direct beeld geeft van de uitgaven van het ambacht rond religie en sociale steun. Het blijkt dat het ambacht een negatief saldo heeft van het vorige jaar (1620) dat men bij het begin van de rekening heeft afbetaald. De som bedraagt 9 Vlaamse ponden, 19 schellingen groten, 11 groten en 2 penningen, wat aantoont dat men geen overschotten heeft zoals dat wel het geval was bij de ticheldekkers en dat de huismeester het vorige jaar moest bijschieten.

Naast de religieuze uitgaven van het ambacht zien we opmerkelijk veel administratieve kosten. Het gaat hier om betalingen aan de griffie, de baljuw en de secretaris maar ook om kosten rond het opstellen van de rekening, het tweede exemplaar en het registreren van de rekening. De griffie moest telkenmale de huismeester van dat jaar inzweren wat een bepaald kost met zich meebracht. De baljuw en de secretaris daarentegen werden dan betaald inzake de opstelling van de rekening (controleren bv.). De rest van de kosten hebben rechtstreeks betrekking op het opmaken en registreren van de rekening. In totaal waren er zes administratieve kosten die samen opliepen tot 2 Vlaamse pond 7 schellingen groten en 11 groten. Bij deze zes administratieve kosten werd de betaling van een pensioen van twee jaar aan een lid van het ambacht ten bedrage van dertig schellingen groten toegevoegd. Dit ‘pensioen’ mag beschouwd worden als een beloning voor de huismeester om zijn taken uit te voeren. Bij de armenzorg is er slechts vermelding van een vaste uitkering aan een weduwe. Het betreft een betaling van drie Vlaamse ponden aan ene weduwe, genaamd Pulletts. Bij de betaling is uitgebreid vermeld dat deze drie Vlaamse ponden verder verdeeld werden in 10 groten per week voor 72 weken lang. Drie Vlaamse ponden is 720 groten wat zou betekenen dat de weduwe één uitkering kreeg van 10 groten per week. Naast deze betaling aan de weduwe is er geen vermelding van armenzorg. Enkel de vermelding van een armenbus waarvoor men twee Vlaamse ponden had ingezameld bij het luik ‘ontvangsten’ leert ons wat meer over de armenzorg voor deze jaren. We kunnen hier echter enkel uit

concluderen dat er geld werd ingezameld voor armensteun, maar uitgaven die daar tegenover staan ontbreken volledig. De exacte reden hiervan kunnen we jammer genoeg niet achterhalen aan de hand van de bronnen. Het ontbreken van deze informatie leert ons zeer weinig over hoe de armenzorg georganiseerd was.

Het totaal aantal uitgaven bedraagt bij deze rekening 30 Vlaamse ponden, 16 schellingen groten, 6 groten en 2 penningen. Aangezien er nergens sprake is van uitgaven voor armen (naast de weduwe) kunnen we hier dan ook niks over zeggen. Het is onwaarschijnlijk dat het ambacht geen enkele arme in dit jaar zou gesteund hebben, wat doet vermoeden dat er mogelijks een aparte rekening zou kunnen zijn voor de vermelde armenbus bij het luik ‘ontvangst’. Het ontbreken kan ook het gevolg zijn van het simpelweg vergeten van het noteren van de uitgaven voor armen.

Tabel 16: Structuur van de uitgaven van de armenkas van de smeden in 1621-1623199

Private personen

Openbare instellingen

Type uitgave Memorie Uitgaven

1 Saldo vorig jaar 9/19/11/2

6 Administratieve kosten 2/7/11/0 4 Religieuze kosten 14/1/10/0 8 Reparaties + bouwwerken (mogelijk aan kapel)

1/6/4/0 1 Armenzorg (weduwe) 3/0/0/0 Totaal uitgaven: 30/16/0/2 Totaal

Als we inkomsten en uitgaven naast elkaar zetten, zien we dat het ambacht een negatief saldo overhield in dit jaar. Het negatieve saldo lag op 9 Vlaamse ponden, 19 schellingen groten, 11 groten en 2 penningen. Het valt op dat het smedenambacht in vergelijking met de ticheldekkers in 1627 meer moeite had om de jaarrekening positief af te sluiten. Waar de ticheldekkers nog een positief saldo hadden en overschotten van de vorige jaren, was dit overschot bij het smedenambacht verdwenen .

199 Opgesteld aan de hand van eigen berekeningen door de rekenfouten die aanwezig waren in de oorspronkelijke bron.

5.2.2.2 Smeden: rekening van 1623-1625