saamgedrongen, met reusachtige standbeelden afgewisseld. Wat voor de vaart op de
Nijl of bij de vischvangst in den stroom dienst deed, ligt in oorspronkelijk maaksel
voor u.
Afgodsbeelden, met al wat in de tempels voor hun vereering was aangebracht,
vullen gansche zalen. Al wat de priesters bij dien dienst aantogen en hanteerden,
hangt of staat voor u. En niet alleen wordt ge in de studiekamer der geleerden
verplaatst, maar de vruchten van hun arbeid zijn in de papyrus-rollen of op linnen
geschreven voor u bewaard. Vooral het Doodenboek, soms in prachtige verluchting,
is in tal van exemplaren uit de graven hierheen gebracht. Maar onder dit alles komt
toch altijd weer de rijke zaal P, waar de mummiën der vorsten zijn uitgestald en waar
ge in glazen kisten de lijken van Amenophis I, van Thoet-Mozes II, van Raämses II
den geweldenaar, van Amenophis III en zooveel andere in hun windselen voor u ziet
liggen. Veel oudheden ook van andere volken heb ik gezien en bewonderd, maar
nooit en nergens voelde ik de oudheid van zooveel eeuwen met zulk een kracht op
mij aandringen, als toen ik deze reeks van vorstelijke mummies voor mij zag. Hier
vooral, in deze omgeving, waarin ge ze omstuwd vindt van alles wat eens hun leven
glanzen deed, is het of ze voor u opleven in al hun majesteit. Ge zoudt met wat dit
Museum herbergt, heel hun paleis weer bemeubelen, heel hun stoet weer uitdossen
kunnen. Het is of ze u op audiëntie ontvangen te midden van hun vorstelijke weelde.
Zelfs valt hier bijna weg, wat mij anders bij het zien van die mummies in hun
geopende sarcophagen zoo vaak hinderde. Met welk recht, vroeg ik mij dikwijls af,
breekt de archeoloog in de stilte van zulk een graf in, om er het lijk uit te halen en
ter plaatse die hem goed dunkt, voor het publiek ten toon te stellen! Is het niet een
tekort in eerbied voor de dooden? De dooden in hun geslacht hebben zich groote
opofferingen getroost, om zich een stille rustplaats na hun overlijden te verzekeren.
Alles is door hen verzonnen en uitgedacht om in hun grafrust niet gestoord te worden.
En nu breekt men in die graven in, ontdoet die lijken van hun onthulling, en zelfs de
lijken van prinsessen en jonge vrouwen worden in openbare zalen, heel Europa door,
uitgestald voor het publiek. In naam der wetenschap en op haar gezag, ik weet het
wel. Maar het doel heiligt toch niet elk
middel, en zekere mate van kiescher eerbied zou toch ook hier niet misplaatst zijn.
Toch drukte in dit groote museum dit bezwaar mij minder. Men liet u hier deze
mummies als in hun eigen omgeving, bijna zou ik zeggen, als in hun eigen huis zien;
en alles wat om hen heen was uitgestald, deed zich voor als éen weelderige
tentoonstelling van hun aloude grootheid en glorie. Eenigermate zelfs ontvangt ge
hier den indruk, alsof aan deze dooden, door hen over te brengen naar dit machtig
Mausoleum, een dienst is bewezen. In hun graf gebleven, stonden ze bloot aan de
roofzucht der Bedoeïnen, die, niets ontziende, hen van hun grafweelde kwamen
berooven, waarbij dan veelal met ruwe hand veel schoons verstoord werd. Daartegen
althans zijn ze nu in dit museum beveiligd, en geheel in den geest der dooden zijn
alle maatregelen genomen om duurzaamheid aan hun mummies te verzekeren. Vooral
de Fransche archeologen verwierven zich ten opzichte van dit museum onsterfelijke
verdienste. Auguste Mariette was er de stichter van, en Maspero is thans zijn
voortreffelijke directeur.
Niet ver buiten Caïro liggen de groote Pyramiden en de Sphinx. Er rijdt een electrische
tram heen en ge vindt dicht er bij een modern hotel, Mena house genoemd. Dit stoort
den indruk. Naar zulk een pyramide moest men op een kameel of ezel rijden. Bij
Caesar hoort een Keizersmantel, en smoking of almaviva wordt hier wansmaak. Ook
kan ik niet zeggen, dat het eerste zien van deze pyramiden beantwoordt aan de
verwachting. De gravure, waarop deze pyramiden geïsoleerd voorkomen, en in
gladde, zuivere lijnen zich omhoog verheffen, heeft u bedorven; want wat ge te zien
krijgt, is vaal-grauw getint, ruw en onregelmatig, en de rotsen in de woestijn die er
achter liggen, drukken het gevaarte dat hier door menschenhand is opgetrokken. De
woestijnrotsen in hun zwarte, wonderschoon geslepen omtrekken, en afstekend tegen
het witte, rulle zand, zijn een natuurpracht van eerste orde, en bij die rotsen gezien,
valt de pyramide af. En wat ook bij het zien van deze kolossale steenmassa's, evenals
bij de massale tempels bij Thebae, pijnlijk aandoet, is de herinnering aan de
menschelijke ellende die geleden is, om deze monumenten te doen verrijzen.
Herodotus verhaalt dat 100.000 werklieden, drie maanden elk jaar aan de éene
pyramide van Cheops hun kracht ten beste hebben
geven; iets wat te eer gelooflijk wordt, zoodra men weet dat Cheops meer dan twee
millioen steenblokken, elk van meer dan een Kub. meter, in deze éene pyramide
heeft opgetast. Twintig jaren heeft de bouw van deze éene pyramide genomen. En
als men nu weet hoe onder de zweep van den drijver in Egypte gewerkt werd, en hoe
harteloos men zijn werkvolk behandelde, dan kan men zich moeilijk anders dan een
droeve voorstelling vormen van het menschelijk leed, ten prijs waarvan zulk een
pyramide verrezen is. Een pyramide was een koningsgraf. Zelfs de hoogste
waardigheidsbekleeders werden begraven in een mastaba, die langwerpig is. De
hoog-opgaande pyramide verzinbeeldt de koninklijke majesteit. Heele reeksen van
zulke pyramiden vindt men, behalve te Gizeh, bij Sakkhara, Aboe Roasch, bij Sawayet
el Aran, bij Aboesir en bij Dahschoer, behalve nog de tallooze kleine pyramiden in
Aethiophie. De pyramidebouw is het werk geweest van de oudste Dynastieën. Reeds
onder de 20
steDynastie (c. 1200 v. Chr.) waren ze in onbruik en werden ze geplunderd
en verstoord. Onder de 25
steDynastie (c. 760) zijn ze toen hersteld; maar in de
Perzische periode en later vooral onder de Arabieren opnieuw schandelijk gehavend.
De gladde bovenlaag is geheel van de pyramide van Cheops afgehaald, vandaar haar
ondragelijk uiterlijk; en gelijk ik reeds aangaf, wordt Saladin beschuldigd, de citadel
van Caïro met van deze pyramide geroofde steenen gebouwd te hebben. Naar men
thans algemeen aanneemt, begon in de oudste tijden elke koning, zoodra hij den
troon beklom, zijn pyramide te bouwen, en gedurende elk jaar van zijn regeering
werd een nieuwe laag steenen om heel den omtrek gelegd, van beneden tot boven,
aan alle vier zijden. Zij, die het langst regeerden, volbouwden alzoo de hoogste
pyramide, en de pyramide zelf was het monument van hun bewind. Meest werd zulk
een pyramide aangelegd over een stuk rotssteen. In den rotssteen werd dan het graf
uitgehold, en over den uitgeholden rotssteen werd de pyramide opgetrokken. Alleen
die van Cheops heeft de grafkamer niet in de rots, maar halverhoogte in de pyramide
zelve. Een niet te breed couloir gaf tot de grafkamer toegang, en twee openingen die
schuins naar boven loopen, lieten in de grafkamer van den zuider- en van den
noorderkant lucht in. Oorspronkelijk had deze pyramide vier zijden, elk van 282½
meter lang op den platten grond. Door den steenroof is dit thans
krompen tot 227½ meter. Drie lagen steenen zijn er van afgenomen. De hoogte van
deze pyramide, vroeger 146 M., bedraagt thans 137 M. De hoogte der vier opgaande
vlakken was oorspronkelijk 186 M., en is nu tot 173 M. afgenomen. De steenmassa,
die oudtijds 2.521.000 kub. meter steen bedroeg, is dientengevolge thans geminderd
tot 2.352.000. Cheops was de vierde Koning, en de pyramide moet alzoo van
omstreeks 2400 v. Chr. dagteekenen. De breede pyramide, die vlak bij de eerste ligt,
is iets kleiner van afmetingen en houdt slechts een goede anderhalf millioen knb. M.
steen. Zij is gebouwd door Cephren, Cheops opvolger, en alzoo ongeveer uit
denzelfden tijd. Veel kleiner is de derde pyramide die zijwaarts ligt, die van
Menkhéres, die na Chephren regeerde, maar blijkbaar veel korter het bewind voerde
dan zijn beide voorgangers. De beklimming van deze pyramiden is door de
meterhooge steenen geen licht werk; maar de Bedoeïnen bieden hierbij goede diensten,
In document
Abraham Kuyper, Om de oude wereldzee. Deel 2 · dbnl
(pagina 94-97)