kunstmatig te scheppen. Zelfs op de woorden werd
die scheppende kunst toegepast. Gaston Dechamps wijst er op, hoe 't volk zelfs te
Athene, spreekt van korsé, pantaloni en mantoo, voor korset, pantalon en mantel,
maar deze geleerden noemden een korset heel deftig στη οδεσμος, d.i. borstbinder,
en een pantalon πε ισ ελ ς, d.i. beenbedekker; omslachtige woorden die men wel
verstaat, maar die alleen in hooge taal dienst doen. Wie zal in 't gewone gesprek in
plaats van tram gaan zeggen: Hipposiderodromos, voor kanon telebolos, of voor een
zakdoek Rinomaktron, de neusschoonmaker? Toch wordt de strijd van het
nieuw-Classieke tegen het Romaisch te Athene door al wat zich wetenschappelijk
noemt, met kracht doorgezet, en de pers steunt dit pogen. Ongemak hierbij is alleen,
dat lang niet alle geleerden hierin eenzelfde lijn afloopen. Gelijk bij al wat kunstmatig
toegaat, zoo rees ook hier aanstonds allerlei verschil van gevoelen; en daar hier alle
rechter ontbrak om uitspraak te doen, gingen de hoofden dezer groepen elkaar veelal
uiterst bitter te lijf, en slaagde men er nog steeds niet in tot de gewenschte eenheid
te geraken.
Deze taal-ongelegenheid is voor de Grieken te meer te betreuren, daar de dorst naar
intellectueele ontwikkeling van meet af den jong-Grieken in het bloed zit. Er is geen
volk dat uit eigen initiatief zooveel voor zijn onderwijs gedaan heeft, en zulks niet
alleen in Griekenland zelf, maar evenzoo onder de Grieken in de Verstrooiing. Kappa,
een rijk bankier te Constantinopel, gaf ruim een millioen drachmen voor de stichting
van een Grieksche meisjesschool in Turkije's hoofdstad. Allerwegen in de Diaspora
treft men uitstekende Grieksche scholen aan, waarvoor de bijdragen uit heel de
Grieksche wereld inkomen. En daar het onderwijs, ook op de Gymnasia, bijna overal
zoo goed als kosteloos gegeven wordt, is het bezoek van deze scholen niet alleen
sterk, maar kweekt zelfs van lieverlee een steeds talrijker geleerden-proletariaat, dat
straks geen betrekking voor zich geopend ziet en dan, teruggezonken op een kantoor
of in een winkelzaak, zelf in eigen geest onrustig blijft en de geesten in zijn omgeving
even onrustig maakt. Aan het hoofd van deze inrichtingen van onderwijs staat de
universiteit van Athene, met vier faculteiten: voor de Godgeleerdheid, de Rechten,
de Geneeskunde en de Philosophie; alzoo naar Duitsch model ingericht. Ze telt 106
hoogleeraren, waaronder
57 gewone en de overigen meer chargés de cours. Het aantal studenten beloopt
tusschen de 2500 en 3000, voor Griekenland zelf uiteraard een veel te hoog cijfer,
maar dat gemeenlijk een sterk contingent uit de Diaspora aanwijst. Het
universiteitsgebouw is een sieraad van de stad en gesticht door bijdragen vooral van
uitlandsche Grieken. Rijke en goed ingerichte laboratoria ontbreken niet. Er is een
goede bibliotheek en een rijkvoorziene sterrewacht, en voorts zijn er oudheidkundige
en natuur-geschiedkundige musea. Ongetwijfeld voor een universiteit, die pas in
1837 gesticht werd, een grootsch geheel. Behalve deze universiteit is er een
polytechnische school, is er een afzonderlijke theologische academie, zijn er vijf
theologische seminariën, vier normaalscholen, is er een lyceum voor dames uit den
gegoeden stand, het dusgenaamde Arsakion, zijn er drie zeevaartscholen, is er een
academie voor zeevaartkunde, een landbouw-academie, een handelsacademie en een
school voor telegraphisten. Op deze soort inrichtingen volgen de dusgenaamde
humanistische scholen, in twee soorten ingedeeld: de Helleensche scholen en de
gymnasia. Er zijn 38 gymnasia met 268 leeraren, en 219 Helleensche scholen met
640 directeuren en leeraren. De Helleensche scholen worden bezocht door een kleine
18,000 leerlingen, de gymnasia door een 6000 kweekelingen. En bovendien zijn er
nog tal van private scholen van deze soort. Volgens de opgave van Soteriades waren
er in 1897 niet minder dan 29 private Helleensche scholen met 8000, en 15 private
gymnasia met 1000 leerlingen, waarvan 10 alleen in Athene. De salarissen der leeraren
bedragen van 2400 tot 4000 drachmen, en op het budget is voor de gymnasia een
millioen drachmen en voor de Helleensche scholen bijna 1¾ millioen drachmen
uitgetrokken. Op beide soort scholen wordt ook onderwijs in de religie gegeven, drie
uren 's weeks op de gymnasia en twee uren per week op de Helleensche scholen.
Eigenlijk schoolgeld wordt niet betaald, maar voor de inschrijving en voor de noodige
papieren vier drachmen 's jaars op de Helleensche scholen en 25 dr. op het gymnasium
gevorderd. De Helleensche scholen zijn ongeveer aan onze Hoogere Burgerscholen
gelijk, en te Athene is met het oog op het Polytechnicum bovendien nog een
realgymnasium gesticht. Oud-Grieksch en Latijn wordt op beide soort scholen
onderwezen. Van de moderne talen alleen het Fransch. Niet minder zorg is besteed
aan het volksonderwijs, dat bij de vrijmaking van Griekenland
DE ACROPOLIS TE ATHENE.
feitelijk niet bestond, en in deze driekwart eeuw reeds tot hoogen bloei is gekomen.
Niet, zoo ge het vergelijkt met wat de lagere school in WestEuropa is geworden
-een maatstaf die voor -een land in het zuiden van Europa nooit mag worden aangelegd
- maar wel zoo ge Griekenland in dit opzicht vergelijkt met de Staten die er rondom
liggen. Volgens de opgaven van 1901 bestonden er toen reeds 3528 volksscholen
voor jongens en 526 voor meisjes, saâm bevolkt door bijna 200,000 leerlingen en
met een staf van 2040 leeraren, 745 onderwijzeressen en 686 helpers. Het
Analphabetisme, voorheen ook in Griekenland zoo sterk, neemt dan ook van jaar tot
In document
Abraham Kuyper, Om de oude wereldzee. Deel 2 · dbnl
(pagina 183-187)