• No results found

5. Een nieuwe stimulans voor culturele vernieuwing door drie gemeenten

5.2 Rotterdam

5.2.1 Inleiding

In het Cultuurplan 2017-2020 van de gemeente Rotterdam is vernieuwing en innovatie vastgelegd als één van de belangrijkste uitgangspunten (Gemeente Rotterdam, 2016, p.4). Dit cultuurplan is voortgekomen uit het beleidskader (geschreven in 2015) waarin de gemeente samen met de

Rotterdamse Raad voor Cultuur (RRKC) en het culturele veld uitgangspunten heeft opgesteld voor het cultuurbeleid. Dit was het begin van een proces waarin gezocht wordt naar instrumenten om meer ruimte te geven aan vernieuwing in de culturele sector van Rotterdam.

5.2.2 Het belang van culturele vernieuwing en het begrip vernieuwing

Waarom vindt de gemeente Rotterdam in het algemeen culturele vernieuwing belangrijk? Het college van Rotterdam is van mening dat alleen als de kunst en cultuur zich kan blijven

ontwikkelen en in beweging is, er sprake is van een sterke culturele sector (Gemeente Rotterdam, 2015, p.24). Een sterke culturele sector met verassende en onverwachte kunst en cultuur is essentieel voor een levendig Rotterdam (Gemeente Rotterdam, 2015, p.10-11). Door het aangaan

40

van nieuwe samenwerkingsverbanden en het ontwikkelen van nieuw aanbod voor nieuwe doelgroepen, op nieuwe plekken en in andere vormen kan de cultuur volgens het college

bovendien een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid, aantrekkelijkheid en ontwikkeling van de stad (Gemeente Rotterdam, 2015, p.29). Ook de RRKC stelt dat de culturele sector zich continue moet vernieuwen om meer en ook een breder publiek aan te trekken van verschillende bevolkingsgroepen in de stad (RRKC, 2016, p.6). Hiernaast geeft R1 aan dat vernieuwing

belangrijk is omdat de samenleving verandert: andere vraagstukken, andere doelgroepen en andere vormen van cultuurgebruik. Hier moet de culturele sector in mee (kunnen) ontwikkelen (bijlage 1).

Als de gemeente over vernieuwing spreekt heeft ze het zowel over nieuw aanbod van (nieuwe) initiatieven als nieuwe manieren van bestaande instellingen om ‘nieuwe publieksgroepen aan te trekken en vast te houden, nieuwe vormen van programmeren en produceren, digitalisering, samenwerken en inspireren’ (Gemeente Rotterdam, 2015, p.24).

5.2.3 Redenen voor de recente zoektocht naar instrumenten voor vernieuwing

In 2015 kwam in het beleidskader naar voren dat er in het culturele veld behoefte is aan meer ruimte voor innovatie en experiment (Gemeente Rotterdam, 2015, p.8). In dit document en in latere documenten van onder andere de RRKC worden verschillende redenen aangedragen waarom het veld hier behoefte aan heeft en waarom de gemeente nieuwe

manieren/financieringsvormen moet zoeken om ruimte te geven aan vernieuwing. Allereerst is een belangrijke reden het financieringssysteem voor cultuur dat niet

voldoende aansluit bij de culturele sector in Rotterdam (Gemeente Rotterdam, 2015, p.16). Het systeem is namelijk niet flexibel genoeg om nieuwe spelers in het culturele veld te ondersteunen. Het grootste deel van het cultuurbudget gaat naar structurele subsidies die elke vier jaar (na advies van de RRKC) toegekend worden aan culturele instellingen. In de praktijk zorgt dit vaak voor een langjarige verbintenis tussen culturele instellingen en de overheid. Volgens critici zou dit

vernieuwing blokkeren en zorgt het niet voor de gewenste instroom van nieuwe culturele instellingen en initiatieven (Gemeente Rotterdam, 2015, p.17; RRKC, 2016, p.6). Hierdoor ontstaat het risico dat initiatiefnemers en kunstenaars(collectieven) die de pioniersfase ontstijgen zich niet verder kunnen professionaliseren (RRKC, 2016, p.6). Ook worden de grote culturele instellingen door hun onmiskenbare bestaansrecht onvoldoende uitgedaagd om te vernieuwen in hun programma of om nieuw publiek te bereiken (RRKC, 2016, p.6). Dit is echter noodzakelijk aangezien het gedrag en de houding van het publiek de laatste jaren is veranderd: mensen

41 bezoeken niet meer slechts één kunstuiting of gaan naar één bepaalde concertzaal, maar bewegen zich tussen alle kunstuitingen als ‘culturele omnivoren’ die zich niets aantrekken van hokjes (zoals ‘hoge’ en ‘lage’ kunst) maar oordelen op de inhoud. Hierdoor is er minder vast publiek en moeten instellingen steeds nieuw publiek trekken (Gemeente Rotterdam, 2015, p.11). Daarom moeten de instellingen meer (uitgedaagd worden om te) vernieuwen.

Naast de structurele vierjarige subsidies verstrekt de gemeente ook

incidentele/projectsubsidies op verschillende gebieden: culturele feesten, amateurverenigingen, kunst en cultuur in de wijken, letteren en erfgoed, levendige en gastvrije binnenstad,

podiumkunsten, visuele kunsten en kleinschalige activiteiten (subsidie Snelloket). Afhankelijk van het project kunnen op deze gebieden ook jaar- of tweejaarlijkse subsidies worden verstrekt (bijlage 1). In de projectsubsidies is er meer ruimte voor nieuwe spelers. Het is echter een wirwar van subsidies, onderverdeeld in disciplines, die niet aansluiten op de (nieuwe) artistieke praktijk van de instellingen en makers die steeds vaker interdisciplinair werken (RRKC, 2017, p.5). Mede door bezuinigingen is de cultuursector veranderd en geeft de culturele sector bovendien aan behoefte te hebben aan andere financieringsvormen als: laagrentende leningen, crowdfunding, garanties, revolverende fondsen en uitbreiding van subsidiemogelijkheden met regelingen tussen de

vierjarige en eenmalige subsidies, zoals waarderingssubsidies en investeringssubsidies (Gemeente Rotterdam, 2015, p.25; Langenberg, 2017a, p.2). Ook worden de voorwaarden en ingangseisen voor subsidieverstrekking vaak als knellend ervaren en is er behoefte aan minder bureaucratie en minder complexe en onduidelijke aanvraagprocedures (Rebel/Kwink, 2016, p.14; RRKC, 2017, p.5).Hierbij hebben (grote en kleine) culturele organisaties vaak een productiedruk om de

gemaakte prestatieafspraken te behalen waardoor er door de beperkte beschikbare middelen (geld en mensen) weinig of geen ruimte is voor experiment en innovatie (RRKC, 2017, p.7). Het financieringssysteem moet dus veranderen wil het de artistieke ontwikkelingen en behoeften van het culturele veld bijhouden en vernieuwing de ruimte kunnen geven.

Een oorzaak van dit ongeschikte (en gedateerde) systeem is mogelijk te zoeken in de relatie tussen het culturele veld en de gemeente. De afstand is te groot waardoor de gemeente niet optimaal zicht heeft op deze (artistieke) ontwikkelingen en behoeften in het veld en andersom heeft het veld geen zicht op ontwikkelingen in het beleid en op de subsidiemogelijkheden. De gemeente heeft natuurlijk contact met de gevestigde culturele instellingen. Voor een nieuw cultureel initiatief is contact met de cultuurambtenaren echter moeilijker, terwijl voor hen de subsidiemogelijkheden juist vaak onduidelijk zijn (Rebel/Kwink, 2016, p.5-7). Daarbij erkent de gemeente ook een ruis in de relatie tussen subsidieverlener en subsidieontvanger (Gemeente

42

Rotterdam, 2015, p.17). De ontoegankelijkheid en onduidelijkheid van de gemeente en haar informatievoorziening is dus niet bevorderlijk voor nieuwe ontwikkelingen in het veld.

Verder zijn er in Rotterdam nog andere (achterliggende) redenen waarom een verandering nodig is om vernieuwing de ruimte te geven. Zoals net kort werd aangestipt is er behoefte aan meer doorstroommogelijkheden in de ontwikkelketen. Beginnende kunstenaars die net van de opleiding afkomen hebben moeite om door te groeien als professionals en beginnende

initiatiefnemers groeien moeilijk door als aanvrager/ontvanger van structurele subsidie (RRKC, 2017, p.5). Dit sluit aan bij de constatering dat er nog te weinig samenwerking is in het culturele veld, wat volgens de RRKC vernieuwing in de weg staat. Initiatieven en makers weten vaak niet waar ze kunnen aansluiten op bestaande netwerken. Instellingen zijn wel bereid om samen te werken maar geven aan dat daar geen toegankelijke subsidie voor is. De RRKC is echter van mening dat samenwerking een verantwoordelijkheid is van instellingen vanuit wederzijds belang wat veelal goed kan zonder aanvullende subsidie (RRKC, 2017, p.7, 9). Wat ook meespeelt is dat de economische crisis en de bezuinigingen onzekerheid hebben gebracht waardoor bij sommige instellingen een sfeer van verdediging en ‘houden wat je hebt’ is ontstaan (Gemeente Rotterdam, 2015, p.16).

5.2.4 Hoe vernieuwing werd gestimuleerd in de vorige beleidsperiode

De vraag die naar boven komt is hoe de gemeente de jaren voor 2017 (in de beleidsperiode 2013- 2016) vernieuwing stimuleerde of kon stimuleren. In het cultuurbeleid had de gemeente

verschillende instrumenten om vernieuwing te stimuleren. Van de (hierboven genoemde)

projectsubsidies is vooral de subsidie voor kleinschalige activiteiten, genaamd het Snelloket, een manier omnieuwe, experimentele of kleinschalige culturele activiteiten in Rotterdam te

ondersteunen (Gemeente Rotterdam, z.d.-a). Dit is een korte aanvraagprocedure, maar is ook slechts voor kleine eenmalige projecten met een klein bedrag waardoor je er volgens R1 geen duurzame vernieuwing mee aanjaagt (bijlage 1). De cultuurscouts zijn ook te zien als een instrument voor vernieuwing. De cultuurscouts stimuleren bewoners en kunstenaars in de 14 wijken in Rotterdam om ‘ideeën op het gebied van cultuur of kunst te ontwikkelen vanuit een sociaal-maatschappelijke insteek’ (Cultuurscouts, z.d.). Ook geven zij advies aan aanvragers van het Snelloket (Gemeente Rotterdam, z.d.-a). Naast de reguliere projectsubsidies voor cultuur beschikt de gemeente over een subsidiemogelijkheid voor innovatieve projecten, genaamd CityLab101 (Langenberg, 2017a, p.2). Hier kunnen niet alleen culturele projecten een voorstel voor doen, maar innovatieve projecten op alle beleidsterreinen (bv. ruimtelijke ordening en

43 zorg/welzijn). Hierdoor zijn bij CityLab101 verschillende gemeentelijke afdelingen betrokken. R1 vertelt dat het bij de CityLab101-projecten die worden toegezegd door de afdeling cultuur echter gaat over cultuur die bijdraagt aan de innovatie op andere domeinen (bijlage 1).10 Dus dit is niet per se een stimulans voor culturele vernieuwing zelf. Daarnaast is het vierjaarlijkse Cultuurplan bedoeld om instellingen een langetermijnperspectief te verschaffen en tegelijkertijd ruimte te bieden aan vernieuwing (Gemeente Rotterdam, 2015, p.17). R1 geeft ook aan dat in overleg met de instellingen die structureel subsidie ontvangen ook gesproken kan worden over vernieuwing. Ze moeten laten zien hoe ze vernieuwen (bijlage 1). Verder subsidieert de gemeente het Centrum voor Beeldende Kunsten (CBK) dat Ontwikkeling- en Onderzoekssubsidies verstrekt aan

individuele beeldende kunstenaars, gericht op ‘het verkennen van nieuwe wegen’ (Centrum voor Beeldende Kunsten Rotterdam, z.d.; Gemeente Rotterdam, 2015, p.17). Ook subsidieert

Rotterdam een stichting die betaalbare werkruimten en ateliers verhuurt wat ook bevorderlijk kan zijn voor innovatie en experimenten van kunstenaars.

Ondanks deze instrumenten is er volgens de gemeente en het veld niet genoeg ruimte voor vernieuwing in het cultuurbeleid, onder andere door een inflexibel financieringssysteem en een ontoegankelijk beleid die niet aansluiten op de nieuwe ontwikkelingen en behoeften in de artistieke praktijk. De noodzaak werd gevoeld om op zoek te gaan naar andere

financieringsinstrumenten (Langenberg, 2017a).

5.2.5 Onderzoek en veranderingen in het beleid

Na de vaststelling van het beleidskader in 2015, de basis voor de nieuwe beleidsperiode, is het proces van het zoeken naar manieren om ruimte te geven aan vernieuwing gestart. Dit begon met het verzoek om te onderzoeken of een nieuw financieringsinstrument in de vorm van een

stadsfonds (ter waarde van € 500.000) de juiste oplossing biedt om ruimte te geven aan

experiment, innovatie en nieuwe culturele initiatieven (Langenberg, 2016). Hier is door een extern bureau in 2016 onderzoek naar gedaan (Rebel/Kwink). Vervolgens heeft de gemeente in 2017 ook aan de RRKC advies gevraagd over hoe de gemeente en de sector de gewenste ruimte voor

experiment, ontwikkeling en initiatie van nieuwe culturele activiteiten kunnen realiseren en welke instrumenten hiervoor nodig zijn (Langenberg, 2017b). Na eigen onderzoek adviseert de RRKC de gemeente om een nieuw programma voor vernieuwende artistieke projecten toe te voegen aan de al bestaande subsidie-instrumenten. Dit programma moet onder andere laagdrempelig zijn, niet

10 Een voorbeeld dat R1 geeft van een CityLab101 project dat is toegezegd door de afdeling cultuur is het initiatief

DanceForHealth. Hierbij wordt met dans en beweging een bijdrage wordt geleverd aan chronische ziektes, door de zieken te stimuleren om te bewegen.

44

gekaderd worden per kunstdiscipline en er moeten weinig verantwoordingseisen worden gesteld. Het moet gericht zijn op de makers waardoor (volgens de RRKC) de interdisciplinaire

samenwerking met instellingen gestimuleerd wordt (RRKC, 2017, p.10-12).11

Uiteindelijk is er geen stadsfonds opgericht en is er ook geen nieuw programma ingesteld zoals de RRKC adviseerde. Mede doordat een stadsfonds niet gewenst en haalbaar bleek en een ander nieuw programma (qua kosten) niet als efficiënt werd beschouwd (Langenberg, 2017c; persoonlijke communicatie, 20 juni 2018). De afdeling cultuur heeft echter een verkenning

uitgevoerd naar de implementatiemogelijkheden van andere financieringsmogelijkheden waar wel iets mee is gedaan. Uit deze verkenning bleek dat drie financieringsinstrumenten het meest

tegemoet komen aan de behoeften van de culturele sector en het best uitvoerbaar zijn: 1) laagrentende, kortlopende leningen; 2) crowdfunding i.c.m. subsidie; 3) aanpassing van het huidige subsidiesysteem. Voor de eerste twee is een deel van het subsidiebudget verplaatst om voor een pilot van drie jaar (2018-2020) te kijken hoe de regelingen werken. In samenwerking met Cultuur+Ondernemen gaat de gemeente via een revolverend fonds kortlopende, laagrentende leningen verstrekken. Hierin staan (beginnende) makers centraal en de ontwikkeling van ondernemerschap (bijlage 1; Langenberg, 2017c). De laatste gesprekken met

Cultuur+Ondernemen zijn nog gaande om dit vorm te geven waardoor de leningen op dit moment nog niet beschikbaar zijn (persoonlijke communicatie, 20 juni 2018). De crowdfund-regeling is april 2018 van start gegaan waarbij de gemeente een aantal projecten uit Rotterdam, die via crowdfundingsplatform Voordekunst budget verzamelen, tot 25% financieel kan ondersteunen (bijlage 1; Cremers, 2018). Met deze twee regelingen poogt de gemeente tegemoet te komen aan de nieuwe behoefte aan andere financieringsvormen. De derde beloofde verandering betreft het huidige subsidiesysteem. Hier is onderzoek naar gedaan waarvan de gemeente inmiddels de resultaten heeft ontvangen (deze zijn nog niet openbaar) (bijlage 1, persoonlijke communicatie, 20 juni 2018). R5 vertelt dat het onderzoek verschillende scenario’s schetst om de projectsubsidies anders in te richten. Een mogelijkheid is het bieden van tweejarige subsidies aan instellingen die zich al bewezen hebben (en buiten het vierjarenplan vallen), om hen meer zekerheid/continuïteit en perspectief te geven.12 Ook wordt het scenario aangedragen om één loket in te richten voor alle projectsubsidies om de subsidieprocedure te versimpelen. De gemeente overweegt op dit moment

11 Een geschikte vorm van de organisatie in het nieuwe programma zou volgens de RRKC zijn om de beoordeling niet

te leggen bij een commissie maar bij een programmaleider of intendant. Zo kunnen snel beslissingen worden genomen.

12 Deze tweejarige subsidies zouden andere voorwaarden hebben dan de tweejarige project/periodesubsidies (kort

45 welke scenario’s het beste werken en wat met financieel gepuzzel mogelijk gemaakt kan worden (persoonlijke communicatie, 20 juni 2018).

Naast de crowdfunding is er nog een ander pilot project uitgevoerd dat ook op de behoefte voor een andere financieringsvorm inspeelt: PitcherPerfect.13 Culturele projecten die niet passen bij één van de bestaande subsidieregelingen konden zich inschrijven en op één avond in februari hun project pitchen (bijlage 1). Er werden geen specifieke voorwaarden gesteld (behalve max. € 10.000 per project). Diezelfde avond vond er een stemming plaats onder de projectmakers waarmee uiteindelijk het budget onder een aantal initiatieven is verdeeld. Er is nu één avond geweest in februari waarin € 90.000 verdeeld is over ongeveer de helft van de twintig projecten die zijn gepitcht. Op deze avond waren twee derde van de pitchers nieuwe initiatieven die de gemeente bij andere projectaanvragen nog niet had gezien. Dat is wat de gemeente wilde: nieuwe spelers de ruimte geven. Nieuwe initiatieven die mogelijk minder geschikt zijn voor papieren aanvragen bij de projectsubsidieloketten of beter tot uiting komen in een pitch, krijgen hiermee een kans om zich te ontwikkelen (ditzelfde geldt voor de crowdfund-regeling). Op deze manier worden nieuwe doelgroepen bereikt. R5 vertelt dat ze nu aan het kijken zijn of en hoe

PitcherPerfect een plek krijgt binnen hun systeem (hoeveel geld, hoeveel keer per jaar etc.) (persoonlijke communicatie, 20 juni 2018).

Verder zijn er sinds 2015 nog een aantal andere dingen veranderd met het oog op meer vernieuwing. Zo heeft de gemeente de RRKC verzocht om bij de beoordeling van de vierjarige subsidies onder andere talentontwikkeling, vernieuwing en samenwerking (extra) te laten

meewegen (Gemeente Rotterdam, 2015, p.25, 31). Hierdoor werd in het laatste cultuurplan (voor 2017-2020) in 2016 € 80,5 miljoen verdeeld over 86 culturele instellingen in Rotterdam,

waaronder 18 nieuwe instellingen (Gemeente Rotterdam, z.d.-b). Dat is volgens R1 een best hoog aantal nieuwe instellingen (bijlage 1). Ook heeft een aantal culturele organisaties in haar

beleidsplannen bij de aanvragen voor het cultuurplan laten zien dat zij een netwerk hebben opgericht om nieuw talent te begeleiden (Gemeente Rotterdam, 2018, p.39). Daarnaast heeft de afdeling cultuur gewerkt aan het verkleinen van de afstand tussen de gemeentelijke organisatie en het culturele veld. Zo heeft de gemeente het persoonlijk contact vanuit het culturele veld (vooral met nieuwe spelers) laagdrempeliger gemaakt door onder andere een spreekuur te organiseren in de bibliotheek (voor informatie over o.a. subsidie). En zij probeert duidelijker te communiceren over hun subsidies door op de website een vragenboom te ontwikkelen waaruit komt welke subsidie geschikt zou zijn voor je project (persoonlijke communicatie, 20 juni 2018).

46

Kortom is het duidelijk dat Rotterdam nog volop in onderzoek is naar de beste vormen om meer ruimte te geven aan vernieuwing. De eerste stappen zijn gezet, maar over de effecten van de pilot valt in dit vroege stadium nog niets te zeggen.

5.3 ’s-Hertogenbosch

5.3.1 Inleiding

In het bestuursakkoord van januari 2015 is aangekondigd dat het cultuursubsidiebeleid van de gemeente ’s-Hertogenbosch tegen het licht gehouden wordt (Gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2015, p.2). Dit mede door beïnvloeding van de cultuurambtenaren die vonden dat er iets moest

veranderen (bijlage 2). Gebrek aan ruimte voor vernieuwing speelde hierin een grote rol. Uiteindelijk leidde dit tot een nieuw financieringssysteem.

5.3.2 Het belang van culturele vernieuwing en het begrip vernieuwing

Kunst en cultuur zijn volgens de gemeente ’s-Hertogenbosch één van de belangrijkste dragers van een aantrekkelijke en levendige stad, waarvoor zowel een sterke basis van instellingen als ook dynamiek en vernieuwing noodzakelijk zijn (Gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2016, p.9) De culturele vernieuwing waar de gemeente op doelt, kan volgens R2 begrepen worden als doorstroming of beweging in het culturele veld. Hieronder verstaat de gemeente nieuwe initiatieven, maar ook vernieuwing in bestaande culturele instellingen (bijlage 2).

5.3.3 Redenen voor een nieuw financieringssysteem

Waarom de coalitie en de cultuurambtenaren het subsidiebeleid wilden aanpassen, heeft

verschillende redenen. De grote overkoepelende reden is dat het financieringssysteem voor cultuur slechts voor 0,8% flexibel budget had. Hierdoor was er nauwelijks ruimte om nieuwe culturele spelers en spontane initiatieven financieel te ondersteunen (Gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2015, p.4). De gemeente verstrekte jaarlijkse subsidies aan ongeveer 24 organisaties in ‘s-

Hertogenbosch. Deze subsidies ware semi-structureel van aard (Gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2015, p.6). In de praktijk kon er aan het subsidiebedrag vrijwel niets veranderd worden en lag het budget dus vast (bijlage 2). De subsidieafspraken boden geen mogelijkheid om het subsidiebedrag bij te stellen op het moment dat een instelling onvoldoende bijdrage leverde aan de doelstellingen of langdurig exploitatieproblemen had. Daarbij kon de gemeente organisaties die het goed deden niet extra belonen. Doorstroom van nieuwe spelers in dit semi-structurele systeem was er hierdoor niet (Gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2015, p.6). Naast de jaarsubsidies was er één subsidieregeling

47 voor incidentele culturele activiteiten van €118.000 per jaar. Dit is 0,8% van het totale budget (Gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2015, p.6). Maar hiermee konden alleen eenmalige activiteiten worden gesteund waarvan een deel volgens R2 en R3 toch structureel uit deze pot werd

gesubsidieerd. Hierdoor bracht deze subsidie geen vernieuwing in het culturele veld teweeg. Ook was het zo’n klein bedrag dat de gemeente er weinig mee kon doen. Veel goede initiatieven die bij de gemeente kwamen aankloppen, werden teleurgesteld vanwege onvoldoende financiële

middelen (bijlage 2).

Bovendien benutten de semi-structureel gesubsidieerde organisaties de kans om 5% van het totale budget voor innovatie te reserveren nauwelijks (Gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2015, p.6; bijlage 2). Nog een reden voor een nieuw financieringssysteem was dat de gemeente vond dat de sector ook langer durende subsidieafspraken verdiende dan de jaarlijkse (zonder dat dit leidt tot verstarring). Dit sluit ook beter aan bij de nationale subsidieaanvragen (Gemeente ‘s-

Hertogenbosch, 2015, p.4). Uit de documenten en het gesprek met R2 en R3 komt naar voren dat de roep om verandering vanuit de gemeente kwam. De gemeente was zich bewust van het risico dat het draagvlak voor cultuur kon verzwakken als er niet genoeg diversiteit en vernieuwing kwam in het culturele aanbod (Gemeente ‘s-Hertogenbosch, 2015, p.6). Of er behoefte in het veld was voor meer flexibiliteit en ruimte voor vernieuwing weet R2 niet zeker, al bleek dat in ieder geval wel indirect uit de aanvragen van nieuwe initiatiefnemers (bijlage 2).

Kortom, het oude systeem was zeer inflexibel waardoor er te weinig ruimte was voor nieuwe culturele initiatieven en werden ook gesubsidieerde instellingen weinig uitgedaagd om te vernieuwen. In het oude systeem konden de cultuurambtenaren slechts sturen op vernieuwing via overleg met culturele instellingen (bijlage 2). Een nieuw systeem om vernieuwing in het culturele veld te stimuleren was zeer gewenst.

5.3.4 Het nieuwe financieringssysteem

Om meer ruimte te kunnen geven aan vernieuwing is de gemeente in 2015 aan de slag gegaan om