• No results found

In zijn boek Dit is Nederland (afb. 4.3) presenteert Martijn Engelbregt niet alleen de uitslagen van het project de Dienst, in opdracht van de Tweede Kamer. Hij presenteert ook een uitgebreid verslag van de interactie tussen hem en de

4.3 De omslag van “Dit is Nederland”, 2006 bron: http://www.bestverzorgdeboeken.nl

Kunstcommissie die plaatsvond gedurende het tweejarige project. In dit project was het zijn doel om een democratisch proces in gang te zetten om tot een keuze te komen voor een aantal kunstwerken. Hij heeft dus de Dienst gemaakt, een loket dat voorstellen van kunstwerken uit het publiek aannam, de reacties van het publiek op voorstellen verwerkte, en het publiek en de opdrachtgever continu bleef informeren over de voortgang (afb. 4.4). Sommige voorstellen waren best provocatief, zoals We love America, een voorstel door Anneke Auer. Zij wilde een bronzen beeld van een gemartelde gevangene uit de Abu Grahib- gevangenis in Bagdad voor het nieuwe gebouw van de Tweede Kamer plaatsen. Op de gevel wilde ze ook een stenen belettering hangen, met de tekst ‘God bless America’. Dit voorstel kreeg veel aandacht van de media: Dit is Nederland toont een artikel van de Volkskrant van 2 juni 2004. Ook zijn er een aantal kritische reacties gekomen over de hele opzet van Engelbregts project en over het proces waarmee de keuze van de kunstwerken moest verlopen. Veel discussies zijn ontstaan niet alleen binnen de Kunstcommissie, via het loket en de website van de Dienst, maar ook op allerlei andere plekken, op internet en in de media. Deze

4.4 Martijn Engelbregt, “de Dienst” bron: http://www.egbg.nl

zijn ook gedetailleerd verwerkt in het verslag. Engelbregt is erin geslaagd om een discussie in gang te zetten rondom de relatie tussen kunst en democratie.

Maar het heeft natuurlijk ook veel lef gevraagd van de ontwerper en de opdrachtgever. Martijn Engelbregt erkent dit: ‘Het proces houdt vaak onvermijdelijk de opdrachtgever een spiegel voor. Ik vond het heel dapper van de tweede kamer dat ze dat toelieten, en dat ze daar enthousiast over waren. Ik zei dat ook tegen hen. Maar ik voelde me niet verplicht om alle mogelijke implicaties van de keuze te schetsen. Ook wist ik ze voor een deel echt niet.’ Engelbregt krijgt vaak kunst opdrachten, waar de relatie met de opdrachtgever anders verloopt dan bij commerciële opdrachten. Maar hij zegt dat hij ook in die situaties er erg voor is ‘dat de opdrachtgever het belang inziet om een bepaald risico te nemen, dus niet om de makkelijkste weg te kiezen. Iemand uit te nodigen die iets in gang wil zetten dat je misschien helemaal niet wil, maar dat misschien wel heel belangrijk is om in gang te zetten.[…] Dan is er een kans dat het mislukt of dat het ergens anders uitkomt dan je had gehoopt.’

Conclusies

Via mijn onderzoek heb ik een aantal antwoorden kunnen vinden op mijn vraag ‘Onder welke omstandigheden is dialogisch ontwerpen mogelijk, zinvol of functioneel?’.

Dialogisch ontwerpen is in principe altijd mogelijk. Het is een conceptuele keuze, een keuze voor een benadering van een onderwerp. Vanuit het standpunt van een grafisch ontwerper zijn er in de praktijk wel grenzen, deze worden bepaald in overleg met de opdrachtgever, rekening houdend met het

publiek. Ik heb een aantal van deze grenzen beschreven: in eerste instantie is het belangrijk om er bewust van te zijn dat de keuze voor dialoog ook bepaalde risico’s met zich meebrengt.

kunnen er reacties komen die niet altijd van tevoren te

voorspellen zijn. Er is bijvoorbeeld een kans dat een deel van het publiek het ontwerp direct afkeurt, omdat het niet voldoet aan de logica van het spektakel, het biedt geen directe voldoening. Dialogisch ontwerpen is ook een benadering die er niet bang voor is om zijn publiek te verdelen. Dialoog kan namelijk alleen bestaan als er tenminste twee verschillende ‘stemmen’ aanwezig zijn. Een tweede grens is juist het tegenovergestelde: wanneer dialogisch ontwerpen toegeeft aan de logica van het spektakel kan het provocatie worden.

Confrontatie kan goed zijn en is soms misschien niet te voorkomen, maar het is niet gewenst om pure provocatie in het publieke domein te brengen. Dat heeft namelijk als nadeel dat de kans op een dialoog gebaseerd op argumenten alleen maar afneemt. En dat is niet de bedoeling want dialogisch ontwerpen is vooral zinvol wanneer men open staat voor

dialoog. Een ontwerp dat dialoog stopt was misschien dialogisch in de bedoeling, maar is dan niet geslaagd. Dat betekent niet dat iedereen een dialogisch ontwerp goed moet vinden, maar juist dat het zo veel mogelijk vragen moet oproepen en zo min mogelijk ‘kant en klare’ afkeur.

De functie van het dialogische ontwerp is dan ook om het publiek uit te nodigen deel te nemen aan een publiek debat over een onderwerp dat van publieke belangstelling is. Bijvoorbeeld over maatschappelijke issues of over culturele onderwerpen. Commerciële en niet commerciële instellingen kunnen hun publiek willen bereiken en uitnodigen om in discussie te gaan over bijvoorbeeld ethische issues. Kinderarbeid in de kledingsindustrie is hier een voorbeeld van. Commerciële bedrijven kunnen respect voor de fundamentele waarden van democratie tonen en daarmee een goede reputatie verdienen bij hun klanten. Ook kunnen ze diensten en producten op maat ontwikkelen in overleg met hun klanten. Niet commerciële organisaties kunnen interesse hebben in een dialoog om

verbondenheid en betrokkenheid te wekken bij het publiek, bijvoorbeeld om vrijwilligers aan te trekken en donors te binden aan een goede doel. Om dit soort dialogen in gang te zetten zijn niet alleen kanalen nodig, die zijn er al. Er is ook een manier van aanspreken nodig die in eerste instantie boeiend is, die serieuze vragen kan oproepen, die de kijker in staat stelt zijn vooroordelen ter discussie te stellen, die aanspreekt op affectie en gevoel. Een beeldtaal die mensen tot actie kan zetten en die ruimte biedt voor diepgang en zelfreflectie.

Literatuurlijst

A. Coumans (2005), De stem van de grafisch ontwerper. Drie vormen van

dialogische verbeelding in het publieke domein, Hogeschool voor

de Kunsten Utrecht

A. Coumans (jaar niet vermeld), Visuele Communicatie, of hoe wij beelden

interpreteren, internetpublicatie, http://central.hku.nl/~anke/

semiotiek/inhoudsopgave.htm

T. Yocarini, D. van de Vrie, R. van Rixtel (2008), Crouwel – Van Toorn. Het debat, [Z]OO producties

U. Eco (2004), Opera Aperta, VI editie, Bompiani M. Engelbregt (2006), Dit is Nederland,

S. Hall (1993), Encoding, decoding, online editie door S. During, http://www. intcul.tohoku.ac.jp/~holden/MediatedSociety/Readings/2003_04/ Hall_Encoding_Decoding.htm

E. Kuijpers (2004), ‘Het dialogische beeld – mapping the world’, in En|of, Rosbeek boeks

M. Robben, H. Vleugels (2004), Dialogisch denken, Kluwer

J. Van Toorn (2006), ‘Methoden en middelen van een dialogische praktijk’, in Design’s Delight, Uitgeverij 010

Internetbronnen

http://www.achtergebleven.nl http://www.affichemuseum.nl http://www.bestverzorgdeboeken.nl http://www.creativepro.com http://www.egbg.nl http://www.gordelsom.nl http://www.jeroenvandenberg.com http://www.zeventien07.nl