• No results found

Mijn persoonlijke ontmoeting met dialogische beelden heb ik ervaren als een soort ‘verlichting’. Ik kan het helaas niet terugbrengen naar een ‘eerste keer’, maar het heeft plaatsgevonden nadat ik in Nederland ben komen wonen. Misschien heeft het te maken met mijn positie als ‘allochtoon’. Anke Coumans schrijft: ‘De allochtoon is degene die de regels van onze cultuur overtreedt of in een te rigide volgzaamheid de regel juist uitvergroot. Daar waar hij/zij dat doet, maakt hij/zij ons duidelijk dat onze cultuur gebaseerd is op codes; dat deze codes niet voor iedereen vanzelfsprekend zijn en dat ons codesysteem een willekeurig systeem is dat zich blijft ontwikkelen.’8

Voor mij, de allochtoon, gold uiteraard het tegenovergestelde. Ik werd dagelijks geconfronteerd met codes die iedereen om me heen heel goed beheerste, maar die voor mij vreemd waren. Dit gold op allerlei niveaus van mijn bestaan: de taal in eerste instantie, maar ook de gewoontes, de gedragscodes, de wetten en regels van de samenleving, zelfs de manier waarop goederen in de supermarkt werden geclassificeerd om te bepalen wat bij elkaar hoorde. Bijvoorbeeld wist ik dat ik in Italië de suiker altijd naast het zout kon vinden in de supermarkt. Dat is hier in Nederland anders. Elke aspect van mijn leven was daar om mij te herinneren dat ik slaaf was van codes die nutteloos bleken te zijn in mijn nieuwe omgeving. En ook de vormgeving was hier

7 E. Kuijpers (2004)

anders. Ik kan me goed herinneren dat ik erg schrok van het schreeuwerige beeld van de winkelstraten. In mijn ogen leken alle winkels gelijk en ik kon me niet oriënteren, ik wist niet hoe een schoenenwinkel eruit zag, of een drogisterij. Ik kon ze niet uit elkaar houden. De meest simpele handeling die je kunt bedenken, zoals het kopen van een tandenborstel, was opeens erg moeilijk.

Maar de vervreemdende situatie waarin ik me bevond had ook een hele bevrijdende werking. Doordat ik tegen zulke culturele verschillen botste, kon ik heel duidelijk zien dat mijn positie relatief is. Dat mijn cultuur maar één van de velen is. Niet alleen dat, ik kon mijn cultuur ook heel duidelijk zien in haar programmerende werking. Ik had vroeger natuurlijk wel geleerd dat er ook andere culturen bestonden. Maar toen had ik niet het besef dat mijn cultuur bijna elke handeling bepaalde die ik op een dag deed. Zoals het kopen van een tandenborstel. Dat besef kreeg ik op het moment dat mijn gewone handelingen niet meer het gewenste effect hadden en ik op zoek moest naar een andere manier van handelen die wel effect had. Toen pas begreep ik hoe mijn mogelijkheid om te handelen van mijn grip op de codes afhing.

Waarom zou ik nu als ontwerper mijn kijker in een vergelijkbare positie willen plaatsen zoals die ik heb ervaren als ‘allochtoon’ in Nederland? Het ontnemen, verdraaien, uitvergroten van de codes dat gebeurt in het dialogische beeld is namelijk op kleine schaal een reproductie van een reis naar een vreemd land. Waarom zou ik dat mijn kijker aan willen doen? Waarom reizen mensen eigenlijk naar vreemde landen?

Niewsgierigheid is denk ik een belangrijk factor. Ik heb Martijn Engelbregt gevraagd of hij nieuwsgierigheid als een aantrekkingskracht van zijn werk ziet en of hij daar bewust gebruik van maakt. Hij vindt dat ‘een moment van nieuwsgierigheid een heel goed moment is om met mensen te communiceren.’ Het speelt een belangrijke rol in zijn werk, want

hij maakt gebruik van ‘dat moment van onwetendheid en de wil die vanuit die onwetendheid ontstaat om een stapje verder te kijken.’ Nieuwsgierigheid speelt ook een rol bij het ontstaan van zijn projecten. Ik vroeg hem waarom het voor hem belangrijk is om zijn publiek aan het denken te zetten. ‘Het is meer dat ik mezelf vaak heel erg verbaas over dingen in de wereld, over hoe mechanismen werken, hoe dingen functioneren, hoe mensen daarmee omgaan. Die verwondering, dat is het startpunt. Soms zijn er projecten waarbij het lijkt een beetje alsof ik problemen aan het oplossen ben of situaties aan het verbeteren ben, maar het is eigenlijk toch in eerste instantie mijn eigen verwondering waar ik een plek voor zoek.’

Nieuwsgierigheid kan misschien een oppervlakkige motivatie lijken, maar het is een hele diepgewortelde menselijke eigenschap die ons in staat stelt in actie te komen. Alles wat de gewone gang van zaken verstoort trekt onze aandacht en biedt een kans om een zoektocht te starten. Vaak zijn we bereid om ons erg in te zetten om voldoening te zoeken voor onze nieuwsgierigheid. Esther Noyons vertelde mij dat vrijwilligers zich spontaan hadden gemeld om te helpen bij de lancering van Toneelgroep Oostpool in Arnhem. Ze hadden op google gezocht naar de mysterieuze tekstlijnen en de GPS code die zij verwerkt heeft in de affiches die voor de lancering in de stad hingen. Op deze affiches stond verder niet uitgelegd waarover het ging. De interessante vormgeving samen met de mysterieuze en spannende teksten prikkelden de nieuwsgierigheid van die mensen.

De meeste kunstwerken spelen volgens Eco met onvoldane ervaringen, creëren een ‘crisis’, zodat de frustratie onze neiging tot voldoening prikkelt. Kunst expliciteert de relatie tussen verwachting en voldoening en veroorzaakt daarmee esthetische ervaringen. In de klassieke kunst wordt de voldoening vertraagd, zodat er plezier vanuit de ‘suspense’ ontstaat en vanuit een verrassende oplossing. Deze oplossing is wel een bevestiging

van hetzelfde systeem waarvan de crisis een tijdelijke afwijking vormt. Deze vorm van kunst heeft dus als fundamentele waarde de voldoening van de verwachting. Ze geeft hierdoor een

maatschappij weer die gebaseerd is op hiërarchie en autoriteit (ik heb de autoriteit om jou de oplossing te geven van je probleem, en jij gelooft in mijn autoriteit, anders zou jij niet tevreden zijn met de oplossing die ik je bied). De ‘klassieke’ maatschappij gelooft in een eenduidige waarheid en heeft een voorkeur voor psychologische inertie, het herhalen van denkpatronen en gedragsstrategieën.

Deze inertie wordt afgewezen door het ‘open werk’. Hier wordt juist het proces benadrukt en dus de mogelijkheid van een veelvoud aan verschillende ordeningen. In plaats van het afwachten van de voldoening, wordt het esthetische plezier veroorzaakt door het afwachten van het onverwachte en door het uitoefenen van de vrijheid van keuze: de ‘ontvanger’ selecteert informatie vanuit een beeld dat verschillende

mogelijkheden biedt. De prikkels kunnen min of meer redundant zijn en min of meer overeenkomen met de verwachtingen van de ontvanger. Deze kan altijd verschillende strategieën gebruiken om informatie te selecteren: hij kan uitgaan van structuren die hij al kent om snel informatie te plukken die erbij past zonder eerst alles waar te nemen; hij kan ook blijven ontdekken en zich voornemen om geen structuur toe te passen; of anders. Eco ziet in deze soort kunst een ‘pedagogisch instrument’ met een ‘bevrijdende functie’. Een reactie óp, en een mogelijke oplossing voor de crisis van de burgerlijkheid.9

Het verhal van Eco gaat over kunst, hij kan ervan uitgaan dat de kijker tijd kan nemen om naar het beeld te kijken. In het geval van grafische uitingen, die op straat voorkomen bijvoorbeeld is dit niet mogelijk. Als een beeld een sterke indruk maakt, kan het proces van verwerking gebeuren ook in de afwezigheid van het

beeld. De kijker kan aan het beeld blijven denken en zelfs een volgende keer op straat het beeld actief weer opzoeken om het opnieuw te bekijken.